Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

2

Na een nacht waarin het onweer niet eens zo bar hevig werd, was het de volgende dag inderdaad veel koeler, en nóg weer een dag later, op vrijdag, leek het warempel wel herfst.

Ze bekeek die weersgesteldheid 's morgens van achter haar bureau, nadat ze er tevoren, op weg naar kantoor, meer direct mee te maken had gehad.

Nu dus alleen maar regenstriemen op het raam, en zwiepende toppen van de bomen langs de gracht. Het was haar zo langzamerhand heel vertrouwd geworden, dit plekje, en dat niet alleen wat de buiten-entourage betrof. Haar bureau bijvoorbeeld, waarop ze trouwens een paar persoonlijke dingen had staan. Een artistiek vaasje, van Ans en haar moeder een keer gekregen met haar verjaardag. Ze had er meestal bloemen in, en deze keer waren dat een paar fel-rode dahlia's, deeltje van een boeket waarmee ze zich ‘voor thuis’ had verwend. Dan een fotootje van Frits, vrij recent nog. Hij keek er haar op aan zoals hij het deed als ze hem van de crèche kwam halen. Blij, verlangend. Die blik had ze nodig, die versterkte haar als ze wel eens... Telefoon.

Ze bleef naar de toet van Frits kijken terwijl ze de hoorn van de haak nam en zich meldde.

De reactie kwam van een haar onbekende meneer Buissant, die vroeg of hij kon worden doorverbonden met meneer Spoor.

‘Meneer Spoor komt vandaag later, meneer Buissant. Waarschijnlijk om een uur of half elf. Kunt u dan nog een

[pagina 17]
[p. 17]

keer bellen of kan ik misschien een boodschap aannemen?’ Heel even stilte. Dan, op een prettige toon: ‘Als u een boodschap wilt aannemen heel graag. Ik ben de man van de advertentie, degene dus aan wie naar ik aanneem u een brief hebt geschreven dat hij in de komende week op een ochtend wordt verwacht. Zoudt u meneer Spoor willen zeggen dat ik graag maandagmorgen wil komen? Voor het geval dat het niet schikt zal ik u even mijn telefoonnummer geven.’

Ze noteerde het, waarna hij het gesprek nog even rekte door te vragen: ‘Of heb ik dat mis, dat van die door u geschreven brief?’

Ze lachte even, omdat hij het nogal jongensachtig vroeg.

‘Nee, dat hebt u niet mis. Ik ben namelijk correspondente, telefoniste en nog een heleboel andere dingen tegelijk.’

‘En u bent het geloof ik allemaal op een plezierige manier, zodat ik me heel wat voorstel van de kennismaking. Tussen twee haakjes, en als ik er geen indiscrete vraag mee stel: is meneer Spoor ook zo'n plezierig iemand?’

Ze trok even met haar wenkbrauwen, was zich er nauwelijks van bewust dat haar alleen maar zichtbare reacties hem onbekend bleven.

‘Meneer Spoor kun je niet direct een plezierig iemand noemen, en het is trouwens de vraag of u mij dat zult vinden. Maar hij is erg correct en op een bepaalde manier ook wel sympathiek.’

‘'k Ben benieuwd. Zonder tegenbericht dan tot maandag, juffrouw eh...’

‘Wijnhoudt.’

‘Hoort een voornaam bij als bijvoorbeeld Loes. Maar dat heb ik natuurlijk wél mis.’

In het moment dat hij haar gaf om te antwoorden deed ze

[pagina 18]
[p. 18]

razendsnel een keus uit drie mogelijkheden. Hem wat betrof haar voornaam met een kluitje in 't riet sturen; hem vertellen dat ze in feite Carolien heette; hem het zoveel vlottere naampje noemen dat ze daarvan aan het begin van haar dolle jaren had gemaakt.

Ze koos de laatste, waarop hij spontaan uit de hoek kwam:

‘Natuurlijk, Kiki! Dat past er nog beter bij dan Loes!’

Terwijl ze de hoorn na een wederzijdse groet op de haak legde, keek ze nog stééds naar Frits, nu weer bewust. Ze werd zich trouwens ook nog van andere dingen bewust, bijvoorbeeld van het feit dat die meneer Buissant - wat ze overigens een mooie naam vond - waarschijnlijk een plaats zou krijgen in haar kamer, mochten meneer Spoor en hij met elkaar in zee gaan. Dat zou dan betekenen dat ze hem elke dag ‘om zich heen’ had en dat ze nogal eens samen zouden praten, ook over niet-zakelijke dingen.

‘Het zal u misschien niet altijd makkelijk vallen dat verborgen te houden,’ had meneer Spoor gezegd op haar besluit dat die nieuwe meneer niets van haar verleden, dus ook niet van het feit dat ze een kind had, mocht weten.

Strakker kijkend naar het fotootje van Frits ondervond ze de eerste moeilijkheid. Want ze zou het, wilde ze geen voor de hand liggende vragen oproepen, moeten verwijderen van haar bureau. Terwijl ze zichzelf zoëven nog had bekend dat ze zijn verlangende blik nódig had in haar leven...

‘Maar mammie heeft misschien ook nog iets anders nodig, Frits,’ fluisterde ze hem als een geheimpje toe. ‘Een enkel iemand die niets van haar weet, van wie ze misschien een beetje natuurlijke belangstelling ondervindt.’ Als een soort compromis liet ze er nog op volgen: ‘Weet je: ik stop je als het zover is in de la van m'n bureau. Die hoef ik dan maar

[pagina 19]
[p. 19]

uit te schuiven om jouw toet te kunnen zien.’

De oplossing bevredigde haar in zoverre dat ze aan haar volgende brief-in-triplo begon. Het was een lange, en juist toen ze ermee klaar was arriveerde de baas.

Op zijn vraag of er nog iets bijzonders was, vertelde ze hem van het telefoongesprek met meneer Buissant.

‘Goed, laat hem maandagmorgen maar komen. Kreeg u nog een bepaalde indruk van 'em?’

‘Wel een prettige, ja. En het was ook te merken dat-ie gewend is met mensen om te gaan.’

‘Vlot dus. Nou ja, tegenover onze klanten kunnen we dat wel gebruiken.’

Ze was geneigd hem te vragen: ‘Niet tegenover ons zelf?’, maar slikte die vraag in.

 

In het weekend dat volgde bleef het regenen, was er dus weinig gelegenheid iets leuks met Frits te ondernemen. Dat deed ze anders wél vaak, bijvoorbeeld door een beetje uitgebreid boodschappen met hem te doen en dan ergens neer te strijken waar het gezellig was. Gezellig voor hém dan altijd, want zelf had ze geen behoefte aan de sfeer van om iets te noemen een cafetaria, waar de in- en uitlopende mensen elkaar hooguit op hun uiterlijk bekeken. Waar ze soms behoefte aan had, een enkele keer zelfs naar hunkerde, was een meer intieme belevenis. Een terrasje, een schouwburgbezoek of wat dan ook met iemand die je goed kende. Door die iemand een beetje worden gewaardeerd, althans in die zin dat ze het gevoel had mee te tellen...

Na die jaren waarin ze overspoeld was geweest met waardering, zij het een die alleen maar haar uiterlijk gold, was haar leven stil geworden en leeg, besefte ze soms. Die leegte werd voor een deel opgevuld door Frits, maar dat joch

[pagina 20]
[p. 20]

kon nu eenmaal geen bestemming geven aan bijvoorbeeld een regenachtige zaterdagavond...

Hij probeerde het nog wél.

‘Zal ik vanavond héél lang bij je opblijve, mammie? Anders ben je zo alleen.’

't Was al bijna half negen, dus voor hem toch al laat.

‘Een half uurtje dan nog, lieverd. Dan schiet voor mammie de avond ook al op, en wie weet komt tante Ans nog even binnenwippen.’

Om negen uur bracht ze hem naar bed, nadat ze nog een spelletje met hem had gedaan.

‘Wat ga je nou doen als tante Ans níet komt?’, wilde hij weten.

Terwijl ze op hem neerkeek bedacht ze dat hij eigenlijk al te groot was voor zijn kinderledikant.

‘Nou, dan eh ... dan ga ik fijn naar de TV kijken, of een mooi boek lezen.’

‘Ik hoop maar dat tante Ans wél komt,’ zei hij bedachtzaam, en even had ze het gevoel dat hij haar camouflage doorzag.

‘Morgen fijn zondag, en dus de hele dag saampjes,’ probeerde ze hem af te leiden.

‘Vin jij dat ook fijn, écht fijn, mammie?’

De blik van zijn ogen die ze soms zo hard nodig had.

‘Ja vent van me, dat vindt mammie écht fijn.’

Zonder camouflage. Met haar deze keer eerlijke ogen vlak bij de zijne...

Terug in haar stille huiskamer. O, daar was het in veel opzichten leefbaar, daar had ze met haar overigens bescheiden middelen wel iets van weten te maken. Maar die stílte, op een avond waarop ze vroeger altijd lawaai om zich heen had willen hebben.

[pagina 21]
[p. 21]

‘Vroeger’. Was dat een tijdperk waarmee ze volkomen had afgedaan, dat geen tekenen bij haar had achtergelaten? ‘Op z'n minst een litteken, en niet eens zo'n kleintje,’ bedacht ze schamper. En verder...

Nee, ze wilde dat leven niet weer terug. Maar op zo'n doodstille zaterdagavond als deze kon in haar iets nagalmen van het lawaai, van dreunende dansmuziek, van hese stemmen bij haar oor...

Misschien gaf de TV lawaai. Maar het zou surrogaat zijn, en ze wilde ook niet aan dat van vroeger toegeven.

‘De toekomst dan?’, bespotte ze zichzelf.

Haar gedachten waren er zelden mee bezig, om de eenvoudige reden dat de toekomst haar niets te bieden had. Een kleurloos verschiet van werken, van geld verdienen voor haar en haar kind, dat ze in haar eentje zou moeten blijven opvoeden.

Een doodenkele keer overwoog ze heel koeltjes, heel nuchter de mogelijkheid van een huwelijk, maar het was juist die nuchterheid die daar dan een ónmogelijkheid van maakte. Immers: welke serieuze vent had trek in een afgelikte boterham? En een niet-serieuze kon zijn vingers en zijn overige liefde wel thuishouden. Om Frits...

De bel. Tóch Ans dus nog.

‘'k Moest eerst natuurlijk moeder een poosje gezelschap houden, maar die heb ik nou in bed gestopt. Kom ik nog een beetje gelegen?’

Dat frisse, dat spontane.

‘Heb jij er nooit behoefte aan om op een zaterdagavond bijvoorbeeld te gaan dansen, Ans, om je eens helemaal uit te leven?’

‘'k Zou niet weten wat ik móet uitleven. Ik ben nou eenmaal niet zo modem dat ik er complexen op na houd. Nee,

[pagina 22]
[p. 22]

fijn nog even kletsen met jou, en genieten van je lekkere koffie. Daar heb ik zin in.’

Ze had al één kopje met Frits gedronken en zou zich de moeite van een tweede hebben bespaard. Maar nu was er opeens geen sprake meer van moeite. En Ans die haar koffie zo lekker vond...

Te ‘kletsen’ had ze ook wat.

‘Moet je meemaken, Ans: we krijgen er iemand bij op kantoor. De baas vindt dat-ie vaker weg moet, ís misschien ook wel zo, en nu wil hij iemand hebben die hem kan vervangen.’

‘Ben jij daar niet mans genoeg voor?’

‘'t Zit 'em juist in dat ”mans”. Om in onze branche, luxe bouwmaterialen zoals ik je meen ik al eens heb verteld, te kunnen meepraten moet je wel “man” zijn. We zijn trouwens al bezig met iemand. Een knul van tegen de dertig die zich per advertentie heeft aangeboden.’

‘En die “knul” komt dus om zo te zeggen op je lip zitten?’

‘Vooropgesteld dat ze het met elkaar eens worden ... ja, dan zit ik wel van erg nabij met 'em opgescheept.’

‘Hoeft niet “opgescheept” te zijn. Misschien is het wel een fidele vent.’

‘Eentje aan wie ik bijvoorbeeld m'n hele hebben en houwen zou kunnen vertellen?’

‘Wie weet.’

‘Dat zijn er maar een paar op de honderd, Ans. Ik bedoel: die me dan net zo zouden bekijken als wanneer ze niets van me zouden weten. Daarom heb ik me al voorgenomen het spelletje van de toevallig overgebleven juf te spelen.’

‘Speelt je baas dat spelletje mee?’

‘Op mijn verzoek: ja.’

‘En hoe lang denk je het te kunnen volhouden?’

[pagina 23]
[p. 23]

‘Heel lang, als ik 'em een beetje op een afstand houd.’

‘Is-ie getrouwd?’

‘Weet ik niet. Denk je dat het aan de afstand wat toe- of afdoet?’

Ze vroeg het spottend, maar op die toon ging Ans niet in.

‘Jij moet nog eens zover komen dat je iets van je leven wilt máken, Kiki,’ zei ze rustig.

De andere Ans. Niet het soms dol-dwaze schepsel maar het serieuze, standvastige kind. Een standvastigheid die je moeilijk omver kon spotten omdat zuiverheid er de sterke grondslag van was.

‘Staat dat “iets maken van m'n leven” in verband met onze personeelsuitbreiding?’, schakelde ze nog een beetje speels over.

Ans keek haar warm aan en knikte.

‘Eigenlijk wel, ja. Nou ja, dat bedoel ik dan zó: jij moest je niet zo terugtrekken uit het leven, het meer áándurven. Dan zou je misschien ontdekken dat het nog allerlei waarden heeft.’

‘Ook voor mensen die het blijvend beschadigd hebben?’

‘Er zijn manieren om zelfs de barsten eruit te krijgen, Kiki.’

Ze wist wat Ans bedoelde. Ze wist ook dat dit kind, dat soms zo levenswijs kon praten, het zo góed bedoelde. Maar een flakkerend pitje werd niet zomaar opeens een vlam...

‘Misschien ontpopt die nieuwe meneer zich wel als een deurtje naar het leven zoals jij dat bedoelt, en wie weet of ik het dan ook nog niet intrap,’ laveerde ze terug naar een minder diepzinnige gesprekstrant. ‘En nou ga ik nog een kop koffie voor ons inschenken. We moeten het op zaterdagavond gezellig hebben, wat jou?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken