Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

4

Op de eerste dag van september, een dan eindelijk weer eens zonnige dag, voegde meneer Buissant zich dus in hun kleine, zakelijke gemeenschap. Hij deed het door allereerst zijn ingenomenheid te betuigen met allerlei dingen. ‘Keurig bureau hebt u voor me neergezet, meneer Spoor. En wat plezierig dat het zo dicht bij het raam staat. Ik houd veel van licht en lucht, ziet u. Ook geschikt dat juffrouw Wijnhoudt en ik in één kamer zitten. Want we zullen in het werk nog wel eens wat met elkaar te maken hebben, is 't niet?’

Ze liet het allemaal maar zo'n beetje over zich heen klateren en vond het op haar beurt wel geschikt dat de baas hem in tweede instantie meenam naar zijn privé-kantoor.

‘Om u omtrent een aantal algemene zaken wat te oriënteren.’

Toen hij bij haar terugkwam, deze keer alleen, bleek hij ook in die zin georiënteerd dat hij ging werken in plaats van praten. Zelfs zei hij zó weinig dat ze zich afvroeg of ze hem misschien wat onvriendelijk hadden opgevangen, en aan die toestand wilde ze dan toch wel iets verhelpen.

Ze drentelde naar zijn bureau, constateerde en passant dat de afstand nog niet eens drie meter was en kwam naast hem staan.

‘Lukt het een beetje, meneer Buissant?’

Hij keek op van zijn prijscouranten, aan de hand waarvan hij bezig was aantekeningen te maken. Meteen ook merkte ze dat ze althans zichzelf niets hoefde te verwijten, want hij keek allerminst verongelijkt.

[pagina 35]
[p. 35]

‘Ik doe in elk geval m'n best, juffrouw Wijnhoudt. Om zo gauw mogelijk een nuttig medewerker te zijn.’

Ze moest even denken aan de opmerking van meneer Spoor dat hij meer in zijn mars had dan alleen maar zijn vlotheid.

‘Hij zou wel eens een man met allerlei gezichten kunnen zijn,’ concludeerde ze uit bijvoorbeeld dit blijk van ijver.

Het ‘gezicht’ waar ze nu in keek was bovendien wellevend, want hoewel hij aandacht scheen te hebben voor de lijnen van haar figuur, drukten zijn ogen niet de gulzigheid uit waarmee anderen die vaak bekeken.

‘U hebt natuurlijk een vriend, of staat misschien al wel op punt van trouwen?’, scheen zijn observatie hem in te geven.

‘Geen van beide,’ hield ze haar antwoord zo eenvoudig mogelijk.

‘Zó? Dat verwondert me. Iemand met uw aantrekkelijkheden... Dat is natuurlijk niet indiscreet bedoeld, evenmin als die vraag. Maar nu we zo dagelijks met elkaar optrekken, mogen we toch ook wel iets van elkaars persoonlijke omstandigheden afweten. Omtrent de mijne mag u tenminste gerust weten dat ik óók loslopend ben. 'k Heb dus niets anders te onderhouden dan mijn auto, want m'n kamer heb ik met volledig pension en alles wat daarbij hoort. Woont u ook op kamers?’

‘Nee, 'k heb een flatje.’

‘Dus u zorgt voor uzelf?’

‘Ja.’

‘Dan ga ik u in de toekomst, als we elkaar nog wat beter kennen, eens een keer mee uit eten vragen.’

Ze dacht aan Frits en wist nu al dat ze zo'n uitnodiging zou afslaan, onder welk voorwendsel dan ook. Erop in-

[pagina 36]
[p. 36]

gaan zou trouwens in strijd zijn met de afstand die ze wilde bewaren. Maar waar ze niet onderuit kon, was het gevoel dat een dergelijke uitnodiging de sfeer zou benaderen van met name een ‘terrasje’ met iemand die, zonder haar verleden te kennen, belang in haar stelde.

 

In de weken die volgden werd het haar duidelijk wat de baas zoal in zijn nieuwe employé had gezien. Want meneer Buissant bleek over allerlei kwaliteiten te beschikken. Hij was vlug van begrip; hij had belangstelling voor elk facet van zijn werk; hij wekte het vertrouwen van de klanten met wie hij te maken kreeg. En dat hij zich daarnaast dan nog een plezierig collega toonde... Daar zou het de baas wel niet in de eerste plaats om te doen zijn geweest, en dat kregen ze dus op de koop toe.

Overigens was die toegift aan de baas nauwelijks besteed. Die bleef zichzelf en werd dus niet kneedbaarder, laat staan amicaal.

Met een dergelijke gereserveerdheid kon ze zelf ook het best uit de voeten, had ze al eens bedacht, maar in haar afweer waren dan toch een paar zwakke plekken waar meneer Buissant een merkwaardige feeling voor bleek te hebben.

Zo bracht hij op een morgen een bosje frisse, kleurige herfstasters voor haar mee.

‘Voor in uw vaasje. Die drie anjers die er nog in staan, kwijnen al evenzoveel dagen.’

‘Waar u al niet op let. Maar ik kan mezelf nu eenmaal niet ieder ogenblik op bloemen trakteren.’

‘Daarom doe ík het eens een keertje. En misschien vindt u dat nog wel net zo leuk.’

Net zo leuk. Was er ooit een man geweest die bloemen

[pagina 37]
[p. 37]

voor haar had meegebracht? Ze had haar ‘aanbidders’ gehad, maar die hadden geen gebaren gemaakt als bijvoorbeeld dit. Wel heel andere...

Een andere keer. Een voor eind september warme dag, waarop ze zich dan ook had gekleed.

‘Dat jurkje staat u buitengewoon charmant, juffrouw Wijnhoudt.’

Belangstelling. Met misschien een tikkeltje pikanterie, maar in elk geval niet dat platvloerse, dat dierlijke van vroeger.

En dan, een week later, toen ze dus ruim een maand met elkaar hadden ‘opgetrokken’, die uitnodiging waar ze niet zo goed raad mee wist. Het voorspel ervan was dat hij 's morgens, bij de gebruikelijke koffie, op gebak trakteerde. ‘Tja, wat doe je als je jarig bent,’ deed hij verontschuldigend.

Ze feliciteerde hem natuurlijk, en dat deed even later ook de baas. Ze was er dus getuige van dat die twee elkaar de hand drukten en had weer die rare gedachte dat de een wel harder zou kunnen knijpen dan de ander. De baas het hardst...

Zelf vond ze een handdruk wel een beetje kaal en bracht ze 's middags een doos sigaretten voor hem mee.

De kleine attentie scheen hem geweldig te verrassen.

‘Maar nu moeten we m'n verjaardig ook vieren,’ besliste hij. ‘Door vanavond samen ergens te gaan eten bijvoorbeeld.’

Op grond van wat hij een keer had gezegd, had ze haar voorwendsel klaar moeten hebben, maar ze was er nog niet aan toe gekomen er een te bedenken.

‘Dat eh ... daar heb ik eigenlijk geen gelegenheid voor. Maar als we iets anders kunnen doen...’

Hij lachte begrijpend, hoewel ze niet wist wát hij begreep.

[pagina 38]
[p. 38]

‘'t Zou ook wel een afspraak op erg korte termijn zijn geweest. Maar morgen is het zaterdag. Zullen we morgenavond ergens iets gaan drinken?’

Hij had het haar makkelijk gemaakt, dus kon ze weinig anders doen dan toestemmen.

‘Ans maar zo gek zien te krijgen dat ze op Frits past,’ flitste het door haar heen.

‘'t Is maar voor één zaterdagavondje, lieverd,’ fluisterden haar gedachten hem toe.

En hij keek tevreden terug.

‘Altijd lief...’

 

Vroeg in de avond liet ze hem even alleen om het Ans te vragen.

‘Kom binnen, meid. Of loop je met geheimen rond?’

‘Ben je mal. Maarre... Nou ja, laten we het toch hier in de gang maar even afhandelen. Ik kom je vragen of je morgenavond op Frits zou kunnen passen.’

‘Ga je uit?’

‘Meneer Buissant is vandaag jarig, en nou heeft-ie me gevraagd of ik ter gelegenheid daarvan morgenavond ergens iets met hem ga drinken.’

‘Kun je natuurlijk niet weigeren. En waarom zóu je. Zoveel pretjes gun jij jezelf niet.’

‘Ik weet zelf nog niet eens of ik het als een pretje beschouw. Maar jij kunt dus?’

‘Allicht. Alleen zal ik om een uur of tien even weg moeten om moeder in bed te stoppen. Je komt zeker laat thuis?’

‘Geen notie. 't Is zaterdagavond, en...’

‘...en de kerk begint niet voor dag en dauw wou je zeggen? Onzin, hoor. Ik zal zorgen dat ik morgenavond om half acht voor je neus sta. Ga ik eerst nog een paar spelle-

[pagina 39]
[p. 39]

tjes doen met die fijne knul van je.’

Aan haar ‘fijne knul’ vertelde ze het toen ze hem naar bed bracht.

‘Luister eens, Frits. Mammie gaat morgenavond uit, en tante Ans komt op jou passen. Dat vind je toch niet erg voor een keertje, hè?’

Hij schudde eerst alleen maar zijn hoofd. Dan, na een paar seconden: ‘Ga jij met een meneer uit, mammie?’

‘Ja. Maar waarom denk je dat zo?’

‘Omdat er eigenlijk een meneer bij jou hóórt.’

Het probleem dat hij geen vader had. Hij praatte er nooit uit zichzelf over, hoewel ze wel eens de indruk had dat zijn gedachten ermee bezig waren.

‘Die meneer van morgenavond hóórt helemaal niet bij mammie, hoor.’

‘Zou jij wel wille dat-ie wél bij jou hoorde?’

‘Dat eh... Nee, dat geloof ik niet.’

Stilte.

‘Als bij jou een meneer hoorde zou ik een pappie hebbe, hè?’

‘Ja. Maar je vindt het toch niet zo erg dat je geen pappie hebt? Mammie verdient centjes voor je, en ze gaat vaak met je de stad in, en ze vertelt je wel eens een mooi sprookje...’

Weer een korte stilte, waarna hij zijn armpjes boven het dek wurmde en naar haar uitstak.

‘Maar ... maar mammie is altijd zo allenig,’ fluisterde hij bij haar oor.

Heel even had ze de neiging hem te vertellen dat hij geen medelijden met haar moest hebben, omdat het allemaal haar eigen schuld was. Maar zijn problemen zouden er groter door worden, en daarom zei ze: ‘Mammie heeft jou,

[pagina 40]
[p. 40]

lieverd. En die dominee die hier laatst was, weet je nog wel, die heeft bijvoorbeeld wel een mevrouw die bij hem hoort, maar geen kindje.’

Ze scheen er zijn gedachten mee af te leiden, want hij vroeg: ‘Vertelt-ie dan thuis ook nooit verhale over God?’ ‘Nee, dat zal wel niet. Zijn vrouw hoort ze wel in de kerk, moet je maar denken.’

‘Waarom ga jij nooit naar de kerk, mammie.’

‘Omdat ik het niet nodig vind, Frits.’

‘Maar wij bidde wél, hè? En dat vindt de dominee fijn. O ja, ik moet nou ook nog bidde. Ware we bijna vergete, hè?’

Ze knikte, want ze zóu het hebben vergeten.

‘Vlug dan maar, want het is al laat. Van “'k sluit mijn oogjes”?’

Hij zei zacht ‘ja,’ en het volgende moment luisterde ze ernaar hoe hij het gebedje opzegde. Zelf had ze het vroeger, toen ze nog heel klein was geweest, gezongen, maar om hem ook nog de wijs te leren had ze wel erg moeilijk gevonden.

‘Leer mij vroeg uw kind te worden.’

Dat zou God hem zelf moeten leren, ja, want zij deed daar niet veel aan.

‘Mammie vertelt je wel eens een mooi sprookje.’

Heel iets anders dan verhalen over God. Of dat zouden ook sprookjes moeten zijn...

‘Amen.’

Ze stopte hem nog even goed toe, want de avonden begonnen al kil te worden.

Oktober. Najaar en dan winter. Lange avonden waarin de stilte haar af en toe zou benauwen.

‘Welteruste, mammie.’

[pagina 41]
[p. 41]

‘Welterusten, vent.’

Zijn tevreden snoetje.

‘Stelt u zich eens voor dat u uw kind zou moeten missen.’ Dat zou het ergste zijn, ja. Daar hoefde je in dit intieme moment geen ander, geen ontwijkend antwoord voor te bedenken. Maar als er dan maar een enkele keer iets was dat een beetje kleur bracht in de vaalheid van haar bestaan. Iets bijvoorbeeld als dat van morgenavond...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken