Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

5

Kleurig was in elk geval zijn fel-rode sportwagen, die ze overigens al ettelijke malen had gezien omdat hij er dagelijks mee naar de zaak reed. Ergens vond ze dat opzichtige vervoermiddel niet zo goed bij hem passen, maar het feit dat het zijn keus was had misschien ook weer iets te maken met een bepaald ‘gezicht’.

Ze kreeg het rode ding trouwens niet voor haar deur, want ze hadden afgesproken elkaar te ontmoeten op een bepaald punt in de stad.

Daar stond hij al toen ze arriveerde en daar zat ze een ogenblik later voor de eerste keer naast hem in zijn wagen. Een bij die ervaring vluchtig opkomende gedachte was hoeveel verschillende vrouwen of meisjes hij in het verleden gedurende meer of minder ritten naast zich zou hebben gehad. Want dat hij niet altíjd ‘loslopend’ was geweest, stond voor haar wel als een paal boven water. Hij had immers veel aantrekkelijks voor vrouwen, die hij op zijn beurt wel nooit als taboe zou hebben beschouwd. En dan ook nog een sportwagen... Maar ze zou wel niets te weten komen omtrent dat verleden, om de eenvoudige reden dat hij er nooit over praatte en zij niet van plan was erin te gaan wroeten. Zomin als ze er prijs op stelde dat hij het in het hare zou doen...

Terwijl hij zijn wagen naar het haar voorkwam spelenderwijs door de drukte van de stad manoeuvreerde praatte hij tegen haar, en dat hij het deed op een andere dan de collegiale toon van kantoor kon ze alleen maar waarderen. ‘Voor m'n gevoel ontglippen we op 't ogenblik samen onze

[pagina 43]
[p. 43]

door-en-door geordende maatschappij. Kunt u dat een beetje mee-voelen?’

‘Als u met die door-en-door geordende maatschappij de atmosfeer van onze gezamenlijke werkkring bedoelt...“ ”Die ook, ja. Maar nog veel meer. Alle conventies, al dat vormelijke. Mag ik je bijvoorbeeld vanavond Kiki noemen?’

‘Als het maandagmorgen maar weer “juffrouw Wijnhoudt” is. De baas zal niet gesteld zijn op zoveel amicaliteit tussen ons.’

‘De baas is wél conventioneel, hè? Hij is... Enfin, laten we niet over de zaak praten. Ik ben voor jou dus vanavond André. Zul je je niet vergissen?’

‘Nee André. En vertel me dan maar eens wat me vanavond verder aan on-conventioneels te wachten staat.’

‘Ach, stel je er niet al te veel van voor. Amsterdam is geen Parijs, geen Madrid. Ben je wel eens in Madrid geweest?’

‘Nee; zelfs niet in Parijs.’

‘Madrid is een exotische stad. Je kunt er genieten van dingen die andere steden niet te bieden hebben.’

‘Als je daar tenminste het geld voor hebt.’

‘Het geld, ja. De eeuwige domper op alles wat een mens graag wil.’

‘Jij schijnt overigens niet zo bar bedompt te leven. Parijs, Madrid, een sportwagen...’

‘Vind je dat het me niet toekomt?’

‘O jawel. Je hebt dunkt me de capaciteiten om veel te verdienen.’

Hij lachte even; een beetje eigenaardig vond ze. Dan, alsof daarmee hun onderwerp was afgehandeld: ‘Ik wilde vanavond met je neerstrijken in een gelegenheid die in elk geval een beetje exclusief is. We zijn er dadelijk.’

[pagina 44]
[p. 44]

Ze wist nauwelijks in welk deel van de stad ze reden. De suggestie van twee mensen die op hun zaterdagavond de geordende maatschappij ontglipten, een maatschappij waarin ze zich min of meer een paria voelde, sprak haar wel aan, en zodoende lette ze niet zo zeer op haar omgeving.

‘Hier vlakbij is het,’ vertelde André terwijl hij zijn wagen parkeerde op een klein, vrij donker plein.

Hij hielp haar uitstappen, waarna ze een smalle zijstraat in gingen.

‘Breng je me naar een of andere opiumkit?’, vroeg ze.

‘Daarmee heeft het niet anders gemeen dan een tikkeltje oosterse sfeer. Zullen we hier naar binnen gaan?’

Ze passeerden een donker-uitziende portier die André bleek te kennen. Dan een kleine garderobe waar al het een en ander aan zo te zien nogal kostbare kledingstukken hing.

‘Je had me wel even mogen voorbereiden op zo'n sjieke bedoening,’ zei ze zacht. ‘Met het oog op m'n kleding.’ Nadat hij zijn jas had uitgetrokken, zag ze pas hoe verzorgd hij eruit zag, en in elk geval was ze blij dat ze het japonnetje droeg waarvan Ans had gezegd: ‘Daarmee sla je zelfs in een paleis geen gek figuur.’

‘Ik zal me gevleid voelen door de bewonderende blikken die je in dit grandioze gewaadje zult trekken,’ zei André ervan.

Ze had het niet zo lang geleden in een wat balorige stemming gekocht. Met op de achtergrond de gedachte dat ze het misschien nooit zou dragen...

In de niet zo heel grote zaal die ze het volgende moment binnen gingen, was ze overigens zélf degene die bewonderend keek. Naar de aparte bekleding, naar de sfeervolle verlichting, naar de ook al donker gekleurde maar in smetteloos wit geklede musici van het strijkje.

[pagina 45]
[p. 45]

‘'k Wist niet eens dat zoiets in Amsterdam bestond,’ mompelde ze.

Onwillekeurig vergeleek ze het even met de ‘tenten’ waar ze vroeger haar zaterdag- en ook wel zondagavonden had doorgebracht. Kale ruimten, tot berstens toe gevuld met dreunende, opzwepende muziek. Haar verleden dat ze vanavond ontglipte, samen met iemand die blijkbaar ook iets van zich af wilde schudden...

Ze gingen aan een nog onbezet tafeltje zitten, waarna ze er aan toe kwam wat meer aandacht te schenken aan het publiek. Zo te zien gewone mensen van wie hooguit de kleding erop wees dat ze een exclusieve gelegenheid bezochten.

‘Is dit een besloten geval?’, informeerde ze.

‘In zoverre dat iedere heer, die dus lid moet zijn, een willekeurige dame mag introduceren.’

Ze vroeg zich maar heel terloops af hoeveel ‘willekeurige’ dames hij hier al zou hebben geïntroduceerd. Ze hadden immers geen binding met elkaars verleden. Ze beleefden hun gezamenlijke uitbraak zonder achterom of vooruit te kijken...

Hij vroeg wat ze wilde drinken en bestelde bij de gedistingeerde ober sherry voor hen beiden. Tevoren had hij haar al een sigaret gepresenteerd en van vuur voorzien, en pas toen ze hun eerste glas hadden gedronken vroeg hij: ‘Zullen we dansen?’

Het was anders dansen dan ze vroeger had gedaan. Hij perste haar lichaam niet tegen zich aan en zijn mond, vlak bij haar oor, zou wel geen banale dingen gaan zeggen.

Na haar derde sherry analyseerde ze dat alles trouwens niet meer zo scherp. Toen realiseerde ze zich alleen nog maar dat ze een avond uit was. Een stukje kleur in haar

[pagina 46]
[p. 46]

vale bestaan. Belangstelling van iemand die niets van haar wist.

Toen ‘gaf’ ze zich ook meer.

 

‘Vertel me nu maar waar je woont, dan zal ik je thuisbrengen.’

Ze stonden op het punt weg te rijden van het spaarzaam verlichte pleintje, en die povere verlichting bood haar gelegenheid haar wenkbrauwen samen te trekken zonder dat hij het zag.

Hoe was alles ook weer... Thuis, Frits die al lang naar bed was, Ans die op hem paste...

‘Hoe laat is het eigenlijk?’

‘Bijna één uur. De meeste mensen in je straat zullen al slapen.’

Ze begreep wat hij bedoelde en noemde hem haar adres. Fríts sliep; daar ging het haar om. Maar daar had hij geen benul van...

‘Hij praat nu maar weinig,’ constateerde ze gedurende de rit. En dat vond ze wel prettig. Omdat ze zelf ook weinig te praten had.

‘De feestverlichting wordt gedoofd,’ dwarrelde een gedachte door haar heen.

Haar straat, die ze herkende. De vakjes van de duiventil. En ergens heel hoog een van de weinige vakjes waarin nog licht moest branden. Maar dat was vanuit de wagen niet te zien.

‘Zo, je bent er. Heb je je geamuseerd?’

Zijn arm die hij om haar schouders legde. Maar dat was geen vreemd gevoel. Ze hadden immers bijna de hele avond samen gedanst?

‘Ja, het was leuk.’

[pagina 47]
[p. 47]

‘Leuk genoeg om nog eens vaker Kiki en André te spelen?’

Te ‘spelen’. Een beetje spel in haar saaie bestaan. Zoals ze met Frits ook wel eens een spelletje deed. Om hem wat plezier te geven...

Ze knikte, en dat moest hij zo, met zijn arm om haar heen, wel voelen. ‘Maar voorlopig dus weer “juffrouw Wijnhoudt”.’

‘En als wat nemen we afscheid?’

Ze gaf geen antwoord, en toen drukte hij zijn lippen even vluchtig op de hare.

Ze was gewend dat bij een afscheid méér van haar werd verlangd, maar dat zou ze hem nooit vertellen...

Boven, in haar ‘vakje’, wachtte Ans.

‘Krankzinnig laat geworden, hè? Neem me niet kwalijk, meid.’

‘Niks aan de hand, hoor. Om je de waarheid te zeggen valt het me mee dat je er al bent. En nou wil je zeker wel koffie?’

‘Ben je gek. Of denk je dat ik teut ben?’

‘Geen van beide. Ik wil je alleen graag even een gevoel van “thuiskomst” geven. Mag dat?’

‘Je bent een schat.’

Ze mompelde het terwijl ze zich in een stoel liet zakken.

Zo, een beetje afgezakt, wachtte ze op de koffie waarvoor Ans nota bene ook nog eens op haar gemak ging zitten. Maar die wilde natuurlijk nog weten hoe ze het had gehad. Ze vertelde het een en ander, met als aarzelende conclusie: ‘Ik geloof wel dat ik aan zoiets behoefte heb, maar...’ ‘Maar niks. Als die meneer Buissant of iemand anders je weer eens ergens voor vraagt dan gé je gewoon. Ans past wel op je zoon. Maar nou gaat ze holderdebolder naar bed,

[pagina 48]
[p. 48]

want om half negen moet ze er weer uit. Oók op uitnodiging, zie je.’

Ze kon na haar koffie weer helder denken en dus begreep ze, toen Ans weg was, wat die had bedoeld. De kerk, die ze trouw bezocht. Voor welk bezoek ze werd uitgenodigd, iederéén misschien werd uitgenodigd. Maar dan moest je daar toch in elk geval iets van begrijpen...

Ze had er plotseling behoefte aan nog even naar Frits te kijken en ging zo geruisloos mogelijk zijn kamertje binnen. Bij het gedempte licht van het kleine lampje dat ze er ontstak keek ze op hem neer.

Vredige toet, waar een paar blonde haarslierten overheen lagen. Léék hij eigenlijk op haar? Ans beweerde het soms, maar zelf had ze tot dusver alleen maar trekken van haar vader bij hem ontdekt.

‘Als het om een gelijkenis gaat kun je mij ook maar het beste overslaan, Frits,’ vertelde ze hem in gedachten. Maar ze hield zoveel van dit kind. En ze zou er ook voor blijven werken, blijven zorgen, blijven ploeteren desnoods.

‘Als mammie maar een heel enkel keertje mag wegglippen, zoals vanavond. Toen was het voor haar een beetje feest, zie je.’

Ze boog zich over hem heen, drukte haar lippen even heel voorzichtig op zijn voorhoofd. Een moment had ze daarbij het vreemde gevoel dat ze zijn zuiver gezichtje bezoedelde, omdat haar lippen even tevoren door een paar andere waren aangeraakt. En het feit dat hij van die lichte aanraking wakker werd...

Hij was ook meteen kláárwakker, want hij vroeg: ‘Jij bent uit geweest, hè mammie?’

Ze had spijt dat ze hem wakker had gemaakt. Daarom zei ze: ‘Ik heb alleen maar even gekeken of je er goed onder

[pagina 49]
[p. 49]

lag. Slaap maar gauw verder, lieverd.’

Maar hij had haar nog iets te vertellen, iets dat hem blijkbaar opeens te binnen schoot.

‘Luister 'es, mammie: tante Ans heeft me 'et liedje geleerd.’

‘Wélk liedje, vent.’

‘Nou, wat ik 's avonds altijd opzeg. M'n gebedje. Dat kan ik nou zinge!’

‘Fijn zeg.’

Ze wist dat haar reactie mat klonk tegenover zijn enthousiasme. Maar dat hij haar hier nu juist mee aan boord moest komen...

‘Wil je 'et nog eve hore, mammie?’

Ze zuchtte onhoorbaar.

‘Ja, dat is goed.’

Hij ging er rechtop voor zitten. En toen zong hij, zacht maar zuiver.

Ze luisterde ernaar met iets trillende lippen, want ze had zo langzamerhand niet zoveel weerstand meer; geestelijk niet en lichamelijk niet. En toen ze hem na zijn zingen weer toedekte, fluisterde ze alleen maar: ‘Mammie vond het mooi, lieverd. En zo knap van tante Ans.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken