Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

6

‘De baas heeft naar u gevraagd, juffrouw Wijnhoudt.’

Ze was even naar het toilet geweest en knikte.

‘Ik zal naar hem toe gaan, meneer Buissant.’

Het was zo hun manier van converseren geworden na die zaterdagavond. Een misschien wat overdreven gebruik van ‘juffrouw’ en ‘meneer’, als de spottend-nadrukkelijke bezegeling van wat ze hadden afgesproken.

‘Past u ervoor op dat u hem niet verleidt?’

Hij kon de instelling van de baas, die met de zijne ook in niets overeenstemde, moeilijk verteren, overdacht ze op weg naar het privé-kantoor. Maar of dergelijke laatdunkendheden nu helemaal op hun plaats waren...

Ze werd bij haar binnenkomst begroet door Lady, die op haar toe drentelde en haar trouwhartig aankeek.

‘Zover moet meneer Buissant het nog zien te krijgen,’ vertrok de baas zijn mond tot een onbestemd lachje.

‘Die is hier ook pas twee maanden, en ik al bijna vier en een half jaar.’

‘Ik betwijfel of Lady zelfs over vier en een half jaar... Maar goed, dat doet er allemaal niet toe. Wat ik u overigens wilde vragen: kunt u nogal opschieten met meneer Buissant, ik bedoel niet alleen in het werk maar ook in het persoonlijke vlak?’

De vraag overviel haar een beetje, en ze had dan ook een paar seconden nodig om een voorzichtig antwoord te formuleren.

‘In het werk begrijpen we elkaar prima, en persoonlijk...

[pagina 51]
[p. 51]

och ja, kunnen we ook wel goed met elkaar overweg.’

‘Ik vraag het u omdat ik van plan ben er volgende week voor een dag of vier tussenuit te gaan. Onze beide firma's in Duitsland bezoeken, proberen wat gunstiger condities los te peuteren. Dan moet u het dus zolang met z'n beiden opknappen en dan is het wel van belang dat u elkaar een beetje ligt.’

‘Denkt u dat meneer Buissant u wel zo lang kan vervangen?’

‘In vier dagen valt niet veel te verprutsen, en trouwens: ja, ik geloof dat hij het werk wel aankan.’

‘Mij dus eventueel niet?’

‘“Aankunnen” zal het probleem niet zijn. 'k Weet alleen niet...’ Hij maakte zijn zin niet af, keek naar buiten en deed dat met een strak gezicht.

Dan, nadat hij zijn blik weer op haar had gericht, naar het haar voorkwam nog wel op haar totale persoontje: ‘Die vier dagen beschouw ik min of meer als een proef. Als dan alles goed gaat zal ik een tijdje later nog wel eens wat langer wegblijven.’

Ze knikte, want wat moest ze anders doen. Hem vertellen dat ze al een avond met Buissant had gedanst, dat hij haar al eens een zij het wat vluchtige kus had gegeven? Het zou hem misschien hevig verontrusten, hoewel...

‘Maakt uw zoontje het nog steeds goed?’

Zoveel persoonlijke belangstelling als ze opeens van hem ondervond. Ook al dat kijken naar haar, anders dan hij het doorgaans deed. Zou die gekke opmerking van André...

‘Ja, met Frits is gelukkig alles goed.’

‘Ik mis zijn snoet nog wel eens, sinds die foto niet meer op uw bureau staat. Goed, dat was zomaar een praatje. En nu terzake. Ik zal u eerst twee Duitse brieven opgeven, waarin

[pagina 52]
[p. 52]

ik onze zaken daar ginds van m'n bezoek op de hoogte stel. Bent u zo ver?’

Ze knikte en nam op. Ook de brieven die hij haar daarna nog dicteerde.

‘Zo, dat was het.’

Ze stond op.

‘Weet meneer Buissant al dat u volgende week weggaat?’

‘Nee, maar ik ga het hem nu vertellen. Vraagt u maar of hij bij me komt.’

André, zoals haar onhoorbare gedachten hem waren blijven noemen, bleef vrij lang bij de baas. Toen hij terugkwam stond zijn gezicht een beetje spottend, was daaraan ook goed te zien dat hij het niet in alle opzichten met meneer Spoor eens was.

‘Hij gaat dus volgende week naar Duitsland. Om te proberen betere condities los te krijgen. 'k Heb hem gevraagd waarom hij geen betere firma's zoekt, maar alleen al die vraag viel niet in goeie aarde. Terwijl we van een grotere omzet toch allemaal iets mee zouden pikken. Enfin, volgende week zijn we dus zo'n dag of vier onder ons. Dan schaffen we zeker die dwaasheid van “juffrouw” en “meneer” zolang af?’

‘Als we 't dan maar niet te veel ontwennen.’

‘Ik begin dat ándere te ontwennen. Kiki en André. Samen een beetje vrijbuiteren. Hebben we een aanleiding nodig om dat weer eens te gaan doen?’

Ze had kunnen zeggen dat haar kleurloos bestaan een aanleiding was, maar ze zei: ‘Och nee; wat mij betreft tenminste...’

‘Ik houd van variatie. In 't Gooi is ook een vrij exclusieve gelegenheid. Zullen we daar zaterdagavond heen gaan?’

Ze dacht heel even aan Frits. Maar wat was Ans niet lief

[pagina 53]
[p. 53]

voor het joch. Ans die wel weer beschikbaar zou zijn, omdat ze tóch, vanwege haar moeder...

‘Goed; uitnodiging aanvaard.’

 

Ook die tweede keer liet ze zich niet door hem van huis halen. Haar motief was dat hij dan ergens voor een verlicht venster misschien een wuivend kinderfiguurtje zou ontdekken, maar dat vertelde ze hem natuurlijk niet. Hij vroeg trouwens ook niet naar een motief. Op een of andere manier scheen hij te begrijpen en te respecteren dat haar leven niet in alle opzichten een open boek voor hem was, en wederkerig begreep ze iets dergelijks van het zijne. Dat ze haast angstvallig vermeden elkaar vragen te stellen omtrent familie, vrienden en andere leef-relaties, was ook zo'n punt. Ze wist bijvoorbeeld niet of hij nog ouders had, of hij ooit verloofd was geweest of misschien wel getrouwd. Ze leefden als het ware aan elkaars achtergronden voorbij, en dat zou dan wel komen omdat ze de hare zo zorgvuldig verborg. Zo dacht ze er tenminste wel eens over... Dat ze op deze zaterdagavond niet vanuit haar flatje in een auto kon stappen was overigens een onplezierige situatie, want het was beestachtig weer. Storm, regenbuien waar af en toe hagel doorheen striemde...

‘Je boft niet; kom maar gauw in de gezelligheid,’ zei André op het trefpunt.

Ze schoof naast hem en had inderdaad het gevoel een stukje intimiteit te beleven. Samen met iemand die niets van haar wist, die dus ook niet op haar neerkeek, in een afgesloten ruimte. En daarbuiten het geweld, de striemende regen, de striemende opmerkingen of blikken van mensen die wél het een en ander van je wisten...

‘Ben je bang om hard te rijden?’

[pagina 54]
[p. 54]

‘Och nee. Je bent het zeker gewend?’

‘Ja, voor zover de maximum-snelheden het me tenminste toelaten.’

Die lieten in de bebouwde kom niet véél toe, en daar was het dus nog een kwestie van doorheen-wringen. Maar op de brede en vrij stille straatweg naar 't Gooi priemde hij zijn wagen op topsnelheid door gordijnen van water en ijs heen. Daarbij bleek hij ook nog te kunnen praten, vroeg hij bijvoorbeeld een keer: ‘Beschouw jij zo'n rit ook als een avontuurtje waar een mens af en toe behoefte aan heeft?’ Ze dacht er even over na. Ze meende eigenlijk dat ze het avontuurlijke in haar wezen wel royaal had uitgeleefd, maar nu hij het haar zo vroeg, onder deze omstandigheden...

‘Dit heeft wel iets ... iets boeiends, ja.’

‘Het leven kán bij tijd en wijle boeiend zijn, maar dan moet je de mogelijkheden uitbuiten en desnoods een beetje risico's durven nemen.’

‘Noem je iemand die het zo aanpakt niet een opportunist?’

‘Precies. Vind je 't een scheldwoord?’

‘Ik niet. Dat zou jij het al moeten vinden.’

Ze hoorde hem zacht, schamper lachen.

‘Ik ben er een keer voor uitgescholden. Maar daar was ik niet kapot van.’

Hij zei een tijdlang niets. Dan, terwijl hij snelheid minderde: ‘'t Gooi. Ik zou er wel willen wonen, in een of andere riante bungalow.’

‘In je eentje?’

‘Nee. Maar er zou toch wel iemand te vinden zijn die bij me in zou willen kruipen?’

‘Die zouden misschien bij bosjes te vinden zijn.’

‘Je zegt het nogal geringschattend.’

Ze was zich bewust dat ze niets gering te schatten hád; zij

[pagina 55]
[p. 55]

wel het allerminst. Toch zei ze: ‘'t Is natuurlijk een kwestie van omstandigheden.’ En daarbij dacht ze aan Frits. De manier waarop ze van haar kind hield, verhief haar in elk geval boven die ‘bosjes’...

Na een aantal minuten waarin ze elkaar niets hadden te zeggen, remde hij vrij plotseling af.

‘'k Zou er in dat geplens haast voorbij zijn gereden. We moeten maar even heel snel overlopen.’

Ze zag zodoende nauwelijks waar of wat ze binnen ging. Hun intimiteit werd vrijwel ononderbroken voortgezet in een zaal die geen oosterse, maar toch wel een heel aparte sfeer had. Die sfeer was er vooral dank zij een diffuus kaarslicht, waarin mensen en dingen onwerkelijke schimmen leken.

‘Je moet er even aan wennen. Straks kun je alles en iedereen onderscheiden,’ zei André toen ze er een opmerking over maakte.

Ze had aan dat ‘onderscheiden’ geen behoefte, vooral niet voor zover het de mensen betrof. Ze had de belangstelling van haar begeleider, met wie ze samen was weggeglipt; voor de rest mocht de wereld om haar heen wel anoniem blijven...

André wás weer een galant begeleider. Hij praatte met haar, hij danste met haar, ze dronken samen hun goudgekleurde sherry. En toen, als schokkend bestanddeel van dat warmkleurige wereldje...

Ze ontmoette haar toen ze even naar het toilet was geweest. Ze stond plotseling vóór haar, zoals ze zes jaar geleden plotseling uit haar leven was verdwenen.

‘Moeder!’

‘Had je me nog niet eerder ontdekt?’

‘Nee...’

[pagina 56]
[p. 56]

‘Ik jou wel; meteen al toen jullie binnenkwamen.’

‘Stond u hier dus op me te wachten?’

‘Ja.’

‘Nadat u er in al die zes jaar geen behoefte aan hebt gehad me te zien?’

Ze keek haar moeder recht in de ogen. Een harde blik, was ze zich bewust, maar ze had dan ook weinig respect voor deze mooie, elegante vrouw met wie ze zich door geen enkele band verbonden voelde.

Haar moeder keek trouwens even strak terug toen ze zei:

‘Nee, die behoefte had ik niet. Maar nu we elkaar dan toch nog een keer toevallig ontmoeten... Die kans was overigens niet zo groot meer, want ik woon al sinds drie jaar in Hilversum.’

‘In een mooi huis zeker?’

‘Ja.’

‘Samen met een meneer die u gevraagd heeft bij hem in te kruipen?’

‘Als je het zo wilt noemen ... ja.’

‘'t Is dus níet zo dat ik weer een nieuwe vader heb.’

‘Nee. Heeft jouw kind eigenlijk wél een vader?’

Ze beet zich op haar lip.

‘Nee. Maar hoe weet u dat ik een kind heb? Het kon wel dood zijn gegaan bij de geboorte.’

‘Dat is dus niet gebeurd. Hoewel je het misschien had gehoopt?’

‘Ja. Maar nu houd ik van m'n kind. Nu gun ik het alleen een vader die er dol op zou zijn, en nu zou ik me schamen als het zou weten dat het u als grootmoeder heeft.’

Ze voelde zich sterk in de verdediging van haar moederliefde. Sterk en bikkelhard...

‘En is die heer met wie je hier bent er zoëen?’

[pagina 57]
[p. 57]

‘Die dol is op mijn kind, bedoelt u. Hij weet niet dat ik een kind heb. Hij biedt me een beetje amusement, dat ik accepteer omdat ... omdat m'n leven buiten het kind leeg is, en stil. Omdat er maar weinig mensen zijn die zich om je bekommeren, zelfs niet de mensen die als het henzelf betreft niet zo nauw kijken, zoals je moeder.’

‘Waar het destijds om ging was dat jij je leven bewust verknoeide. Doe ik dat soms?’

‘Nee, dat zal wel niet. Een mooi huis, sjieke gelegenheden...’

‘Probeer het ook zo te krijgen. Desnoods met een man die niet zo dol is op een kind dat niet van hem is. Dat kind van je... Is het een meisje of een jongen?’

Ze meende een klein zwak plekje bij haar moeder te ontdekken en was fel genoeg om dat onmiddellijk te attaqueren.

‘Een jongen. En hij lijkt op vader.’

Ze liep haar moeder zonder nog een woord, zonder zelfs een groet voorbij. In de richting van de zaal, in de richting van de man die haar althans een beetje amusement bood... Hij zei niet dat ze lang was weggebleven, en het hele gesprek tussen een moeder en een dochter die elkaar in zes jaar niet hadden gezien, had misschien ook maar vijf minuten geduurd. Maar in die vijf minuten waren werelden open- en dichtgegaan, en zo'n gesloten wereld was de figuur van haar moeder zoals ze de rest van die avond in haar steeds meer verstarrende gezichtskring bleef. Een mooie vrouw, dansend met een misschien tien jaar oudere heer. Of was het verschil minder groot?

Haar moeder leek wel jonger te zijn geworden in die zes jaar. Jonger en mooier. Iemand die haar leven niet verknoeide; die profiteerde van de omstandigheden, zoals een

[pagina 58]
[p. 58]

opportunist dat deed...

De ook hier voornaam geklede ober bracht hun vijfde sherry.

‘Dansen we hierna nog een keer?’, vroeg André.

Straks zou hij haar in zijn sportwagen naar huis brengen, haar misschien weer kussen.

‘Een riante bungalow; iemand die bij me in zou willen kruipen.’

‘Een man die níet zo dol is op een kind dat niet van hem is.’

Zelf het kind zijn van een wildvreemde vrouw...

 

Bij hun afscheid, voor het laatst in de intimiteit van zijn wagen, kuste hij haar iets hartstochtelijker dan hij het de vorige keer had gedaan. Maar de intimiteit was nu ook groter, met rondom nog steeds dat barre weer.

In haar flatje verwende Ans haar ook nu weer met koffie. Ans die daarna snel verdween, omdat ze de volgende morgen ... of eigenlijk dezelfde morgen... óók op uitnodiging ergens heen moest.

Naar Frits ging ze niet meer kijken, omdat ze bang was hem weer wakker te zullen maken. En misschien had Ans hem wel weer een nieuw liedje geleerd...

Haar kind. Ze had zijn bestaan, het stukje geluk dat ze hem gunde, op deze avond fel verdedigd. Maar nu was ze moe. Nu hunkerde ze naar een beetje van de kracht die alleen scheen weggelegd voor mensen die een bepaalde uitnodiging verstonden...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken