Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

7

‘Morgen is het dus weer afgelopen met onze korte vrijheid.’

Ze keek in de richting van het andere bureau en trok haar wenkbrauwen op.

‘Voel jij je bij aanwezigheid van de baas dan zo ónvrij?’

‘Ja; zelfs op meer dan één manier.’

Hij stond op van zijn stoel, rekte zich uit en kwam naar haar toelopen.

‘Om te beginnen moeten we morgen zeker weer met “juffrouw” en “meneer” aan de gang.’

‘Hadden we afgesproken.’

‘Ja. Maar het zal onwijs klinken. Na twee avonden samen dansen, na vier dagen knus bij elkaar te hebben gezeten ... of ben ik door dat alles heen inderdaad een vreemde voor je gebleven?’

Ze keek naar buiten, zoals ze meestal deed als ze iets te verwerken had. De bomen begonnen al kaal te worden... Een vreemde. Wie was dat eigenlijk níet voor haar? Zelfs haar moeder was het, en de man van wie ze haar kind had. Dat kind zelf natuurlijk níet. En Ans niet. En meneer Spoor... Met hem had ze nooit gedanst. Hij had haar zelfs nooit aangeraakt, behalve dan zo'n enkele keer een handdruk. Hij had ook nooit ‘je’ of ‘Kiki’ tegen haar gezegd, zodat, als het erop aankwam wie haar minder vreemd was...

‘Natuurlijk ben je geen vreemde meer voor me. Daarvoor hebben we zaterdagavond net iets te innig afscheid van elkaar genomen.’

Hij sloeg zijn arm om haar hals, een vrijheid die hij zich

[pagina 60]
[p. 60]

overigens in die vier dagen nog niet eerder had gepermitteerd.

‘Het leven kan zo af en toe boeiend zijn, Kiki.’

‘Dat hebt u me al eens eerder verteld, meneer de opportunist.’

‘Als ik dat dan tóch ben...’

Hij trok haar tegen zich aan, waarbij ze even moest denken aan de liefkozingen van vroeger.

‘Als hij daarvan wist, als hij álles wist, zou hij dan ook niet proberen alles te krijgen...’, vroeg ze zich in stilte af. Hardop zei ze: ‘Ik geloof zelfs dat het tijd wordt dat we weer “juffrouw” en “meneer” voor elkaar worden.’

Hij liet haar los en ging op de rand van haar bureau zitten.

‘Dat is dus onze persoonlijke vrijheid, die we een beetje moeten gaan intomen. Maar ik heb deze vier dagen ook nog een stukje zakelijke vrijheid gehad.’

‘Was je daar dan zo verguld mee?’

‘'t Was te kort; in vier dagen kim je weinig versieren. Maar in die paar dagen heb ik nog wel kans gezien twee grote debiteuren uit te wringen, zodat we wat royaler in de liquide middelen zitten.’

‘Denk je dat de baas je daar dankbaar voor zal zijn?’

‘Misschien niet eens. Hij voert een zakelijk beleid waar ik tot op heden nog niet bij kan met m'n pet.’

‘Misschien krijg je nog eens de kans om het beter te doen. Beter volgens jouw inzichten dan altijd. Als alles goed ging deze vier dagen was de baas van plan een volgende keer voor langere tijd weg te gaan.’

‘Zó? Heeft-ie mij nog niets van verteld.’

‘Praat er dan ook nog maar niet over met 'em. ’

‘Allicht niet.’

Hij ging staan, duwde met een gebaar dat wel iets verge-

[pagina 61]
[p. 61]

noegds had zijn handen in zijn zakken en liep naar het raam.

‘Er zijn dus mogelijkheden,’ mompelde hij.

Ze wist niet precies wat hij bedoelde, constateerde alleen dat zijn gezicht, zoals ze er van opzij naar keek, een heel andere uitdrukking had dan het gezicht van de baas, als hij wel eens door hetzelfde raam naar buiten staarde.

Het volgende moment draaide hij zich trouwens weer om.

‘Kiki ... dat kan toch nog net, hè? ... we moeten er maar eens vaker tussenuit breken, wij samen. Ook bijvoorbeeld overdag eens een eind gaan rijden, op een zaterdag of een zondag. De eerste de beste zaterdag of zondag waarop De Bilt stralend herfstweer verwacht?’

Ze knikte, hoewel ze de consequenties van die instemming nog niet overzag. Maar ze moest toch een beetje in de running blijven, wat betrof haar kansen op een stukje amusement...

 

November was vooralsnog niet scheutig met stralende weekends. Wel met regen en wind, zoals op die dag waarop ze haast een half uur later naar huis ging omdat ze nog een lange brief moest afmaken.

Toen die brief klaar was en ze hem door de baas liet tekenen, bood hij aan haar even in zijn wagen naar huis te rijden. Ze had het ook kunnen vragen aan André, die tot half zes werkte. Een half uur langer dus dan zij, maar daarvoor was zij dan ook een ‘werkende vrouw’. André die overigens niet in aanmerking kwam omdat de ‘werkende vrouw’ ook nog een kind had dat moest worden afgehaald...

Het was dus meneer Spoor die haar in eerste instantie naar de crèche bracht.

[pagina 62]
[p. 62]

‘Uw zoontje zal wel verlangend naar u uitkijken,’ zei hij onderweg, en dat vond ze een voor zijn doen erg menselijke opmerking. In diezelfde sfeer lag ook wat hij zei toen ze de crèche hadden bereikt

‘Pakt u hem maar even goed in. Hij zal wel uit de warmte komen.’

Een paar seconden later zat Frits ‘goed ingepakt’ tussen hen beiden in. Dat vond hij prachtig, en dat scheen de baas warempel ook leuk te vinden. Hij keek tenminste zo vaak naar de snoet van het joch...

‘Zo, u bent er weer. Krijg ik een hand van jou, Frits?’

Het werd een spontaan afscheid, want het kind kroop op zijn schoot en gaf hem een kusje.

‘Omdat u mammie en ik zo fijn naar huis heb gebracht.’ Van haar scheen hij zelfs geen handdruk te verwachten. Maar ze zagen elkaar toch ook dagelijks? Hoewel... André en zij zagen elkaar ook dagelijks. Maar voor hen beiden bestond ook nog wel eens iets anders dan de door-en-door geordende maatschappij...

Het gebabbel van Frits, toen ze aan tafel zaten.

‘Lieve meneer was dat, hè manunie?’

‘Ja Frits.’

‘Had jij liever naast 'em wille zitte in de auto?’

‘Nee hoor.’

‘Nou was 'et net of ik tusse m'n mammie en m'n pappie in zat, hè?’

‘Ja. Wil je nog een paar worteltjes?’

‘Nee hoor. Eet jij maar op. Die meneer had best bij ons kanne ete, hè mammie?’

‘Hij is mammie d'r baas, lieverd. Dat heb ik je toch al een keer verteld?’

‘O ja. En baze ete heel rijk, hè?’

[pagina 63]
[p. 63]

‘In elk geval veel rijker dan wij.’

‘'t Zou wel écht zijn geweest.’

‘Wat bedoel je.’

‘Nou, als-ie hier had gegete. Dan ware we net een gezinnetje geweest. Zo heet dat, hè mammie?’

‘Ja lieverd. Maar nu moet je maar eerst eens je bord leegeten.’

Hij deed het gedwee.

‘Altijd lief...’

Maar hij werd ouder, en wijzer. Hij ging dieper nadenken over de dingen. En volgend jaar ging hij naar school, kwam hij in aanraking met al die kinderen die wél uit een ‘gezinnetje’ kwamen. Dan zou hij ook de striemen gaan voelen van die keiharde buitenwereld...

 

Die eerstvolgende zaterdag was het dan eindelijk wél mooi weer, beloofde De Bilt ‘veel zon, en zacht voor de tijd van het jaar.’

André herinnerde haar aan hun afspraak en ze ging dus aan het arrangeren. Natuurlijk moest alles weer op Ans worden geschoven. Probleem van haar eenzaamheid, die ze misschien zelfs als ongehuwde moeder aan zichzelf had te wijten. Maar Ans was tot alles bereid, zag zelfs kans voor zichzelf een glansrol uit de situatie te peuteren.

‘Ik haal Frits 's morgens bij ons thuis, is voor moeder ook leuk, en 's middags ga ik met 'em paraderen. 't Is voor ons tenslotte net zo goed mooi weer als voor jullie. Nou, en dan gaan we natuurlijk bij ons thuis eten en breng ik 'em lekker laat naar bed.’

Ze vond het allemaal prachtig. Niet alleen de dingen die Ans van plan was te gaan doen, maar vooral ook de manier waarop ze zich inzette voor een ander. Dat had je mis-

[pagina 64]
[p. 64]

schien als je vast geloofde in iemand die zich ook volledig had ingezet...

Ze beleefde haar zonnige zaterdag dus zonder zorgen om Frits. Ze vond zelfs dat ze zich maar eens helemaal ‘uit’ moest voelen, en aan dat gevoel gaf André voldoende stimulans. Hij reed met haar naar de Veluwe, waar ze in een karakteristieke eetgelegenheid de lunch gebruikten. Daarna maakten ze een wandeling door een bosgebied waarin de zon nog een laat kleurenspel wist te spelen, en waarvan André zei: ‘Hier zou ik m'n riante bungalow desnoods ook wel willen neerzetten.’

Later in de middag reden ze naar Arnhem, waar ze neerstreken in een exclusieve gelegenheid zoals André er in elk deeltje van het land blijkbaar wel een wist te vinden.

‘Ik heb het altijd graag naar m'n zin als ik op stap ben,’ grinnikte hij toen ze in die geest een opmerking maakte.

Even kwam de vraag weer bij haar op hoe vaak en met wie hij in al zijn volwassen jaren, en misschien ook wel daarvóór, op stap was geweest. Maar ze schoof die vraag opzij omdat hij nu tenslotte met háár uit was, en hij voor haar ook lang niet de eerste ‘liefde’ was. Hoewel er in wezen geen sprake was van liefde...

Die gedachte bleef ergens op de achtergrond hangen terwijl ze hun dag en hun avond verder, en ook heel intiem, doorbrachten. Ze dronken een aperitiefje en deden lang over hun in veel opzichten feestelijk diner. Ze bleven daarna wat praten, rookten een sigaret en dansten samen. Laat in de avond reden ze onder een hemel vol sterren terug naar Amsterdam, zodat er tenslotte motieven genoeg waren voor een bepaald soort gevoeligheid. Maar geen sprake van liefde. Ook niet toen ze, uit erkentelijkheid, zijn afscheidskus met een tikkeltje hartstocht beantwoordde. Ook

[pagina 65]
[p. 65]

niet toen ze, na afloop van alles, nog even bij het bed stond van haar kind, dat ze de hele dag niet had gezien.

Toen liet ze alle amusement van die dag nog even aan zich voorbij glijden en fluisterde tegen het slapende joch: ‘Misschien kan mammie alleen nog maar houden van een man die ook van jóu houdt. En omdat meneer André niet eens weet dat jij bestaat, en mammie toch niet helemáál zonder vertier kan... Daarom moet je haar maar gunnen dat ze zo af en toe eens wat surrogaat slikt, lieverd.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken