Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

11

Soms kon ze zich niet helemaal onttrekken aan de natuurlijk dwaze indruk dat André haar spel van ‘telkens iets meer’ doorzag. Maar hij speelde het dan ook voorbeeldig, misschien zelfs iets té voorbeeldig mee. In de weken die volgden, en vooral toen de baas volgens plan aan zijn reis was begonnen, kreeg hun omgang een intiemer karakter, maar hij doorbrak geen enkele keer de geleidelijkheid waarmee dat gebeurde.

Ze begon zich in haar gedachten dus al in te stellen op het moment waarop ze hem van Frits zou vertellen. Waarschijnlijk een voor hem even wat schokkend moment, en daarom moest ze het, wat betrof omstandigheden en tijd, zo tactvol mogelijk kiezen.

Maar het waren juist ‘omstandigheden’ die haar een vrije keus ontnamen...

 

Op een middag, zo'n twee weken na het vertrek van de baas, werd ze op de zaak gebeld door de leidster van de kindercrèche. Dat gebeurde anders nooit, en ze begreep dan ook onmiddellijk dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn. Dat was ook zo, want zich beperkend tot luisteren kreeg ze te horen dat Frits “erg hangerig” was, en waarschijnlijk iets ‘onder de leden’ had.

‘Zou het niet het beste zijn dat u 'em wat vroeger afhaalt, als u daar tenminste gelegenheid voor hebt?’

Terwijl haar hersens veel dingen tegelijk verwerkten gaf ze een neutraal ‘ik zal het proberen’ ten antwoord, waarna ze de hoorn langzaam op de haak legde.

[pagina 87]
[p. 87]

Zo, dit was dus het moment waarvan ze had geweten dat het een keer moest komen. Het kwam alleen te plotseling, en het viel buiten haar ‘planning’. Overigens...

Het feit als zodanig was er ook nog. Frits ziek. Ze had vanmorgen niets aan hem gemerkt en misschien was haar ook wel het een of ander ontgaan. Maar hij kón natuurlijk ziek worden, net als ieder ander kind. Zo'n anderhalf jaar geleden was hij ook een tijdje ziek geweest. Toen had de baas haar wat betrof haar komen en gaan volkomen vrij gelaten, een vrijheid die ze in haar omstandigheden ook hard nodig had gehad en nu waarschijnlijk ook nodig zou hebben...

André. Hij zat drie meter bij haar vandaan maar scheen nog nergens erg in te hebben. En toch kwam er nu een kritiek moment. Voor hem zowel als voor haar...

Ze stond op, liep langzaam naar zijn bureau. Pas toen ze er vlak vóór stond keek hij op, met een blik die het haar niet makkelijker maakte.

‘Er was daarnet iemand voor me aan de telefoon, André.’

‘Dat hoorde ik, ja. Toch niet een concurrent van me?’

‘Nee, de leidster van de crèche waar ik m'n zoon elke morgen heen breng.’

Ze had niet bedoeld het hem zo voor zijn voeten te gooien, maar het was het geïrriteerde antwoord op een irriterende vraag. En ongeveer in die stemming ook wachtte ze op zijn eerste reactie.

Dat was een wonderlijke, want terwijl hij haar een poosje zonder iets te zeggen bleef aankijken kwam er een flauw lachje op zijn gezicht. Dan, met wat lichte spot in zijn stem: ‘En je vond het al die tijd nodig voor me verborgen te houden dat je een kind hebt? Vertel me eerst maar waarom ik het nu opeens wél mag weten.’

[pagina 88]
[p. 88]

Een beetje in de war door zijn eigenaardige manier van reageren zei ze toonloos: ‘Hij is waarschijnlijk ziek. De leidster vroeg of ik hem eerder kon komen afhalen, omdat hij hangerig is, en als hem werkelijk iets mankeert zal ik morgen wel thuis moeten blijven, en misschien meer dagen. Ik had een of andere smoes kunnen verzinnen, maar dit moest toch een keer uitkomen, en daarom...’

‘Moet je onmiddellijk weg of kunnen we nog even blijven praten?’

‘Laten we zoveel mogelijk meteen uitpraten. Je weet nu dus dat ik een kind heb, en ik zal je ook vertellen waarom ik het voor je verzweeg. Ik wilde niet dat iemand met wie ik dagelijks te maken zou krijgen me meteen al op een bepaalde manier zou aankijken. Want het kind is onecht, dat heb je zeker al wel begrepen. Z'n vader was één van degenen met wie ik me in zo'n stuk of wat hysterische jaren heb afgegeven. Ik heb dus wat de mensen noemen een “verleden”, maar ik loop er niet mee te koop. Ik wilde door jou graag “gewoon” worden beschouwd, dus als iemand van wie je niets wist. Een tijdlang heb ik het me voorgesteld als de rol van de toevallig overgebleven juf, maar daar is geloof ik niet veel van terechtgekomen.’

Ze zweeg, plukte een sigaret uit het pakje dat hij haar met een wat nonchalant gebaar voorhield en keek ernaar hoe hij ook zelf zijn rokertje pikte.

Pas toen hij hen beiden van vuur had voorzien, begon hij te praten. Rustig en met nog steeds een ondertoon van spot.

‘De toevallig overgeschoten juf. Nee, daar heb ik je geen moment voor aangekeken. Alle kerels zouden wel blinde stommelingen moeten zijn als ze zoiets zouden laten overschieten. Hoe ik je dán heb bekeken. Om je maar ronduit

[pagina 89]
[p. 89]

de waarheid te zeggen: zo ongeveer als wat je nu van jezelf hebt verteld, en het verwondert me dan ook niet zo héél erg dat je een kind hebt, en dus een “verleden”. Het maakte voor mij niet zo bar veel uit, zie je, hoe het er in jouw leven precies heeft uitgezien. Enfin, dat is ook wel gebleken uit de manier waarop we met elkaar zijn omgegaan. Jij vroeg trouwens ook nooit naar mijn antecedenten. Had je er soms een vermoeden van dat ik ook een “verleden” heb?’

Hij keek haar aan vanuit een ‘gezicht’ dat ook weer nieuw voor haar was. Een hard, brutaal gezicht. En daar moest ze tegen zeggen dat ook zij zich niet zo heel erg verwonderde...

Het was niet nodig, want hij zei het zelf.

‘Het verwondert je in elk geval niet zo bovenmatig, hè? Goed, ik zal nu ook open kaart spelen. En ter inleiding een vraag. Weet je op grond waarvan ik hier ben aangenomen?’

‘Je capaciteiten, en je had in een bouwbedrijf gewerkt...’

‘Ja, maar dat bedoel ik niet. Op het gebied van referenties bedoel ik.’

‘Je had meen ik een prachtig getuigschrift...’

‘Juist. Dat had ik zelf gemaakt. Ik ben namelijk bij m'n vorige baas, dat bewuste bouwbedrijf, weggeschopt, zie je? Ik kwam dus niet makkelijk weer aan de slag, want bedrijven die een advertentie plaatsen gaan meestal ook nog eens persoonlijk informeren, als ze een kandidaat op de korrel hebben. Daarom heb ik mezélf gepresenteerd, in de hoop dat een of andere imbeciel genoeg zou hebben aan m'n getuigschrift, wat ik dan gauw genoeg zou merken. En Spoor wás zo'n imbeciel.’

Terwijl hij een paar lange halen deed aan zijn sigaret, kreeg

[pagina 90]
[p. 90]

ze het beeld voor haar geest van de baas zoals hij op een morgen vóór haar had gezeten. Een gezicht dat nog harder was geweest dan dat waar ze nu in werkelijkheid in keek. Niet het gezicht dus van een imbeciel. Maar waarom de baas dan toch...

Ze probeerde haar zo langzamerhand doldraaiende gedachten te ordenen en vroeg: ‘Maar je had toch een hoge functie bij dat bedrijf, je was er meen ik directie-assistent...’

‘Ja, dat was ik er. Weet je hoe geworden? Ik was verloofd geraakt met de dochter van de baas. Niet m'n eerste liefde, maar dat doet er niet toe. Ze was niet bepaald mooi, bijvoorbeeld niet half zo aantrekkelijk als jij bent. Maar pa zag wat in me, vooral als zijn toekomstige schoonzoon, en pa was, om in de bouwtermen te blijven, steenrijk. De opportunist kwam dus om de hoek kijken, snap je? De man die van een beetje luxe houdt en die ook weet te grijpen, als-ie er de kans voor krijgt. Overigens moet je niet denken dat ik mijn geld met nietsdoen opstreek. Ik werkte tamelijk hard, en omdat ik ze ook nog liet profiteren van de ideeën die me nou eenmaal in elke situatie aanwaaien, werd ik in feite nog behoorlijk onderbetaald. Een zelfde geval als hier dus eigenlijk. Maar ik had daar veel vrijheid, en die gebruikte ik om te krijgen wat me toekwam. Een beetje goochelen met cijfertjes, begrijp je? Er zou nooit een haan naar hebben gekraaid als ik niet zo stom was geweest die griet erin te betrekken. Ze was er te rechtschapen voor, en ze had pa net iets te hoog. Op een gegeven ogenblik maakte ze dus een scène, waarvan het resultaat was dat ze pa van alles op de hoogte stelde. Ik had nog juist tijd dat getuigschrift in elkaar te futselen en er een fraaie handtekening van the big boss onder te fabriceren.

[pagina 91]
[p. 91]

In sommige dingen ben ik wel handig, zie je? En toen de ontknoping van het drama. Daar mocht van de jongedame zelfs geen geurtje van een schandaal aanzitten; zo was ze ook wel weer. We volstonden dus van weerskanten met het onmiddellijk verbreken van alle banden, hetgeen voor mij betekende dat ik er nog wel een paar centen aan overhield. En in een wat plezieriger vaarwater terecht ben gekomen. Want zoals ik je al zei: jij bent oneindig veel mooier dan zij, en ergens varen wij toch ook in hetzelfde schuitje.’ Van alle indrukken die op haar kwamen af stormen, verwerkte ze alleen dat laatste. ‘In hetzelfde schuitje’. Twee mensen die een verleden hadden; die elkaar niets hoefden te verwijten, elkaar nergens scheef om hoefden aan te kijken. En zij was één van die beiden...

Frits. Ze moest nu nodig naar hem toe. Ze zou later wel verder praten met André, als er tenminste nog iets te praten viel...

‘Ik moet nu eerst weg. Misschien ben ik er morgenochtend weer, maar anders weet je dus wat er aan de hand is.’

Hij knikte met een gezicht dat haar bekend was. Van de avonden waarop ze samen uit waren geweest; van die zaterdag waarop ze samen hadden gewandeld in een zonbeschenen bos.

‘Het beste met je zoon. Als het een paar dagen gaat duren kom ik wel eens wat lekkers voor 'em brengen.’

 

Een half uur later liep ze met Frits van de crèche naar huis.

‘Ben ik nou écht ziek, mammie?’

‘Ik weet het niet, vent; we zullen de dokter even laten komen. Want je voelt je wel een beetje akelig, hè?’

‘Ik ben zo warm, en dan opeens weer koud. En een beetje

[pagina 92]
[p. 92]

moei, geloof ik.’

‘Mammie gaat je thuis gauw in bed stoppen, en dan moet de dokter maar vertellen wat we moeten doen om je weer vlug beter te krijgen.’

‘En als ik nou morrege nog niet beter ben.’

‘Dan blijft mammie gewoon bij je. Net als laatst, weet je wel, toen je ook een keertje ziek bent geweest.’

‘Weet ik niet zo goed meer. Maar mag jij dan wel wegblijve van de baas?’

‘De baas is op 't ogenblik op reis, en nou is die andere meneer zolang baas.’

‘Oók een lieve baas?’

‘Ja hoor. En nou m'n sleutels.’

Ze hadden hun woonfabriek bereikt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken