ook. Ruimte en zon. We missen ze beide té vaak in ons woonpakhuis, Kiki.’
Ze onderging het alles in een stemming die ze niet zo goed kon definiëren. Die ruimte bijvoorbeeld, de wijdheid van de zee. Was die symbolisch voor haar leven? Leeg, vlak, eindeloos. Vooral eindeloos, want ze was pas vijfentwintig en ze werd misschien wel zeventig. Hoewel ze dat op dit moment niet hoopte...
Ze was pas vijfentwintig, ja. Daar bracht het feit dat ze al een kind van vijf jaar had gehad geen verandering in. Ze was nog jong, haar lichaam was nog jong. Als het nu zomer zou zijn, en ze zou hier in badpak lopen, dan zouden de mensen, althans de mannen, naar dat lichaam kijken. Ze zouden het taxeren en misschien bégeren, en een enkeling zou misschien bij zichzelf zeggen: ‘Dit of dat heb ik er wel voor over.’ Bijvoorbeeld dat ze bij hem in zou kruipen, in zijn mooie bungalow...
Ze voelde na een poosje dat haar gezicht begon te gloeien. Van de zon, en van de zeewind.
André scheen het ook op te merken, want hij zei op een gegeven ogenblik: ‘De buitenlucht heeft je mooi gemaakt, Kiki.’
Ze wist niet of ze het prettig vond dat hij haar dat vertelde. Ze wist op deze dag zovéél niet...
Tegen het eind van de middag waren ze terug op hun uitgangspunt.
‘Zullen we naar Den Haag rijden, en daar iets eten?’, vroeg André.
Ze was geneigd hem te vragen of hij ook daar zijn eigen ‘adresje’ had, maar vond dat het te speels zou klinken. Niet voor hem, maar voor haarzelf. Een beetje verstrooid zei ze daarom: ‘Och ja, laten we dat maar doen...’