land, en Madrid een nogal exotische stad.’
Warm en exotisch. Elementen die je als een soort ‘pep’ zou kunnen beschouwen. Die er misschien voor zouden zorgen dat je harder ging lopen. Dat je jezelf voorbij zou hollen misschien. Hetgeen ook weer geen ramp zou zijn, want wat wás je.
‘Een snol die per ongeluk een kind heeft gekregen; die zes jaar voor dat kind heeft gezorgd, er op haar manier ook wel gek mee was, maar die, toen scherprechter dood het opeiste, wat ook wel zijn recht zal zijn geweest, de morele kracht niet kon opbrengen om zich staande te houden op het voetstuk waartegen ze bezig was zich omhoog te klauwen.’
Dat alles, die weldoordachte volzin, liet ze niet op André los. Dat vertelde ze zichzelf. Hardop zei ze, met een blik in de spiegel die ze zich had voorgehouden: ‘Och, wat doet het er allemaal toe. Laat ik maar met je mee gaan. Wat dus betekent dat ik m'n garderobe een beetje moet gaan aanpassen?’
‘Lijkt me wel geschikt. Als je er tenminste de contanten voor hebt. Mocht dat níet zo zijn...’
‘Zou je dan bereid zijn uit speciale fondsen bij te springen?’
‘Je zegt het op een toon alsof het een misdaad zou zijn.’
‘En dat past me niet, hè? In elk geval: ik heb geen bijstand nodig. Ik leef tegenwoordig goedkoop, zo in m'n eentje. Misschien zelfs té goedkoop.’
Haar wrange woordspeling scheen niet tot hem door te dringen. Hij zei: ‘We kunnen het straks een beetje anders doen, Kiki. Daar zullen we in Spanje, als we er alle tijd voor hebben, wel eens uitvoerig over praten. Nu moeten we maar weer eens richting Amsterdam gaan, hè?’