Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

20

Na die nacht in Valkenburg werd haar doen en laten dus niet meer, zoals ze het heel scherp had voorzien, bepaald door verdriet en dierbare banden. Dat verdriet wás er natuurlijk nog, maar na het één keer te hebben verloochend voelde ze het als schijnheilig om het in voorkomende situaties als een soort noodrem te gebruiken. En de dierbare banden...

Die gaven vaak een schrijnend gevoel, maar ze had Frits al een keer toegefluisterd dat hij niet meer moest vragen.

Aldus ging ze haar weg zonder zich beperkingen op te leggen, zij het dat ze ook allerminst uitbundig deed. De egale weg dus, zonder hoogte- of dieptepunten. En André was haar begeleider. Die functie had hij zich nu eenmaal toebedeeld en die vervulde hij ook vrij nauwgezet. Hij nam haar overal mee naar toe, hij deed alles wat hij kon om haar te laten merken dat het leven nog bestond.

‘En what about Spanje, Kiki?’, vroeg hij op een warme zaterdagavond in juni toen ze, na een dag ‘boemelen’ op de Veluwe, in Arnhem op een terrasje zaten.

Spanje. Het voorportaal van zijn ‘straks’, zijn toekomstbeeld waarin hij haar heel geleidelijk scheen te willen inpassen.

‘'t Is zeker al over drie weken, dat je daarheen gaat,’ ontweek ze in eerste instantie.

‘Je bedoelt toch dat wé daarheen gaan? Overigens heb je de termijn goed getimed. Hetgeen dus wil zeggen dat we er wel eens aan toe zijn een paar voorbereidingen te treffen.’

‘In welk opzicht zou dat moeten zijn.’

‘Wat jou betreft misschien je kleding. Spanje is een warm

[pagina 156]
[p. 156]

land, en Madrid een nogal exotische stad.’

Warm en exotisch. Elementen die je als een soort ‘pep’ zou kunnen beschouwen. Die er misschien voor zouden zorgen dat je harder ging lopen. Dat je jezelf voorbij zou hollen misschien. Hetgeen ook weer geen ramp zou zijn, want wat wás je.

‘Een snol die per ongeluk een kind heeft gekregen; die zes jaar voor dat kind heeft gezorgd, er op haar manier ook wel gek mee was, maar die, toen scherprechter dood het opeiste, wat ook wel zijn recht zal zijn geweest, de morele kracht niet kon opbrengen om zich staande te houden op het voetstuk waartegen ze bezig was zich omhoog te klauwen.’

Dat alles, die weldoordachte volzin, liet ze niet op André los. Dat vertelde ze zichzelf. Hardop zei ze, met een blik in de spiegel die ze zich had voorgehouden: ‘Och, wat doet het er allemaal toe. Laat ik maar met je mee gaan. Wat dus betekent dat ik m'n garderobe een beetje moet gaan aanpassen?’

‘Lijkt me wel geschikt. Als je er tenminste de contanten voor hebt. Mocht dat níet zo zijn...’

‘Zou je dan bereid zijn uit speciale fondsen bij te springen?’

‘Je zegt het op een toon alsof het een misdaad zou zijn.’

‘En dat past me niet, hè? In elk geval: ik heb geen bijstand nodig. Ik leef tegenwoordig goedkoop, zo in m'n eentje. Misschien zelfs té goedkoop.’

Haar wrange woordspeling scheen niet tot hem door te dringen. Hij zei: ‘We kunnen het straks een beetje anders doen, Kiki. Daar zullen we in Spanje, als we er alle tijd voor hebben, wel eens uitvoerig over praten. Nu moeten we maar weer eens richting Amsterdam gaan, hè?’

[pagina 157]
[p. 157]

In die drie tussenliggende weken trof ze haar voorbereidingen voor een vakantie waarvan ze tevoren nooit had gedroomd. Niet dat ze het nu opeens als zo'n grandioze belevenis zag, maar samen met Frits zou ze hier nu eenmaal niet aan toe zijn gekomen.

Dat ze er nu wél aan toe kwam, gaf haar een vaag gevoel van wroeging dat ze spottend helemáál de mist in stuurde. ‘Net of je dáármee de nagedachtenis van je kind zou eren, door er spijt van te hebben dat je nu dingen kimt doen die je vroeger niet kon.’

Geen spijt dus en geen juichtoon. Alles egaal...

Ze kocht een paar jurkjes waarvan ze verwachtte dat ze het wel goed zouden doen daarginds. Ook schafte ze zich nog wat andere spullen aan, zoals ze die nodig zou hebben in haar eigen hotelkamer. Want die zou ze niet met hem delen, wist ze met een zekerheid die een wat merkwaardige plaats innam tussen al haar ónzekerheden. Maar die ene zekerheid was dan ook de laatste grens tussen haar en een leven dat ze al een keer had verafschuwd. Het overschrijden van die grens zou betekenen dat ze, als in een nachtmerrie, weer al die gore handen zou voelen, al die gulzige monden zou zien. Eens had ze er haar lust aan beleefd; nu walgde ze ervan. Ze wilde ook nu nog wel van een man zijn, maar dan van één man. Die mocht haar hebben als zijn vrouw, desnoods als zijn huisgenote. Maar in André zag ze die ene man nog niet. En als een stuk bescherming voor haar kind had ze hem niet meer nodig. En ergens diep in haar innerlijk was misschien nog een stil verlangen naar een man aan wie ze zich uit liefde zou geven...

Ook de baas trof de nodige maatregelen in verband met zijn vrij lange afwezigheid. Hij had langdurige gesprekken met André en gaf aan hen beiden een paar instructies.

[pagina 158]
[p. 158]

‘'t Lijkt wel of-ie er op 't ogenblik rekening mee houdt nóóit meer terug te zullen komen,’ grinnikte André. ‘Maar er zijn in Zweden ook nog wel wat holen en spelonken, en als je bijvoorbeeld van plan bent daar een beetje roekeloos omheen te dartelen... Overigens zou de zaak er rustig om blijven doordraaien. Alleen in een wat grotere versnelling.’

Ruim een week voor de algemene uittocht sprak meneer Spoor ook nog een keer met haar persoonlijk over de tijd waarin André en zij de zaak zouden moeten runnen.

‘'t Is dus al niet zo zeer iets nieuws meer, maar deze keer wordt voor mij wel een belangrijke. Ik ben namelijk nog steeds niet helemaal zeker van sommige karaktereigenschappen van meneer Buissant, in verband met de zaak bedoel ik natuurlijk. Daarom heb ik hem niet alleen uitvoerig geinstrueerd, maar ook een paar maatregelen getroffen die me achteraf in staat zullen stellen een vrij scherpe controle uit te oefenen. Verder is het mogelijk dat ik langer wegblijf dan ik heb aangekondigd, in welk geval meneer Buissant wordt verondersteld zijn instructies als automatisch verlengd te beschouwen. Dat heb ik hem dus niet verteld, en ik mag van u wel aannemen dat u hem níets vertelt van deze dingen?’

Hij wist niets van hun gezamenlijke reis; ze hadden het beter gevonden dat voor hem te verzwijgen. Voor hem waren ze nog steeds niet anders dan zijn twee employés, van wie hij één volkomen vertrouwde.

Dat vertrouwen van de man die de voosheid van haar leven niet had geteld wilde ze onder geen enkel beding beschamen, en daarom zei ze: ‘Dat kúnt u, meneer Spoor.’

 

Op de laatste zondag voor haar vertrek ging ze nog een

[pagina 159]
[p. 159]

keer samen met Ans naar het kerkhof. Ans, die alles van de plannen wist zonder er iets in te hebben veroordeeld. Die alleen een keer had gezegd: ‘Je kunt daarginds net zo goed jezelf blijven als hier, Kiki.’ Waarop ze had geantwoord: ‘Als ik maar eerst goed weet wie ik zelf ben, Ans.’

Het was die zondagmiddag triest, regenachtig weer. Ook rondom het graf van Frits zag alles er dus grauw uit, en daarvan zei Ans: ‘Als een kerkhof er zó uitziet is het wel eens moeilijk in de opstanding te geloven.’

‘Zelfs voor jou?’

‘Je moet niet denken dat ik zo'n geloofsheldin ben, Kiki. Ik heb net zo goed m'n ogenblikken van twijfel.’

‘Maar daar kom je dan toch altijd weer overheen.’

‘Ik word er overheen gehólpen. Maar daar vraag ik dan ook om.’

Ze moest denken aan wat Frits een keer tegen dominee had gezegd. ‘Wij bidde alleen maar.’ ‘Wij’. Maar in haar eentje had ze het sinds zijn dood niet meer gedaan. Behalve nog die ene keer, vlak na zijn sterven...

‘De laatste keer dat ik God iets heb gevraagd, is geweest op die avond waarop Frits is gestorven. Toen ben ik vanuit het ziekenhuis gaan zwerven door de stad, en op een gegeven ogenblik gaan rusten op de stoep van een kerk. Ik voelde me toen zó wanhopig en ellendig dat ik God heb gevraagd me op de stoep van zijn huis te laten doodgaan. Met de redelijke kans dat hij me zou binnenhalen.’

‘En dat gebed werd niet verhoord.’

‘Natuurlijk niet. Ik was er fysiek nog lang niet aan toe om dood te gaan.’

‘Je zult er ook om andere redenen niet aan toe zijn geweest. Misschien wel omdat ergens nog een taak voor je ligt.’

[pagina 160]
[p. 160]

‘Nee Ans. Ik heb m'n taak gehad. 't Is me uit m'n vingers getrokken. Ik ben waarschijnlijk niet geschikt voor taken.’ ‘Totdat je misschien iets verder komt dan de stoep van een kerk, Kiki.’

‘Dat kom ik misschien al over een week. In Madrid zullen de kerken wel zó mooi zijn dat je er in- en uitloopt.’

‘Ja. En je zult er waarschijnlijk ook wel kaarsen zien branden. Maar dat ene kaarsje zul je er niet vinden. Ik bedoel het kaarsje van Frits, waar hij zo graag van zong, weet je wel? Dat moet je zélf mee naar binnen nemen, als je een kerk ingaat.’

Het kaarsje van haar lieve jongen. Die een keer had gezegd: ‘Als mijn kaarsje brandt ben ik niet bang.’ Vlak voordat zijn lange nacht zou beginnen...

Achter haar strak gerichte ogen begon iets te branden. Droog, zonder tranen. Die wilden bij haar niet meer komen, en daarom zei ze toonloos: ‘Trek me hier maar vandaan, Ans; ik hoor hier niet meer. Ik kan beter doorlopen, mezelf voorbij hollen desnoods. Het zien en doen van mooie dingen, zoals een liedje zingen voor m'n kind, heb ik altijd al aan jou overgelaten.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken