Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

21

Spanje. Midden in de zomer, en dus bloedheet. ‘We gaan eerst maar een paar dagen naar de kust, om een beetje te acclimatiseren,’ had André gezegd, en dienovereenkomstig maakte ze nu deel uit van het leven aan de Costa Blanca. Groene palmen, een blinkend strand, een blauwe zee. Maar kleuriger nog het stadje waar ze waren neergestreken, en vooral: de mensen. Die krioelden door de nauwe straatjes, die flaneerden over de boulevard, die lagen zon-aanbiddend aan het strand of doken eens even spelenderwijs in het nauwelijks koele zeewater.

Zo deden ze het zelf ook, waarbij dus en passant het beeld van haar in badpak langs het strand wandelen werkelijkheid werd. En de mannen kéken zoals ze het zichzelf had gesuggereerd. Taxerend, bégerend.

‘Zo af en toe heb ik het gevoel dat ik hier met miss Costa Blanca loop,’ zei André een keer. En die opmerking liet haar niet helemaal onverschillig. Want als het leven je dan tóch compensatie wilde bieden voor bepaalde dingen die je waren afgenomen...

André zelf. Zijn ‘gezicht’, ook nu weer volkomen aangepast aan de omstandigheden. Hij gedroeg zich als een ondernemend vriend die in dat ondernemende zijn kansen zocht, overigens zonder ook maar iets te forceren. Ze hadden dus ieder hun eigen hotelkamer en beperkten hun ‘lichamelijke’ liefde tot het niet oververhitte vlak van bijvoorbeeld de kus die hij haar gaf alvorens ze, soms diep in de nacht, die eigen hotelkamer opzochten. En in hoeverre er nu sprake was van gééstelijke liefde...

[pagina 162]
[p. 162]

Die achtte ze van zijn kant nauwelijks aanwezig. Althans niet in de zin van een liefde die de elementen trouw, verdraagzaamheid, zichzelf wegcijferen omvatte. Elementen overigens die ze in de oppervlakkige genegenheid die er van háár kant was ook niet aantrof. Ze mocht André om zijn vlotheid, zijn soms wel attente houding. Maar meer nog voelde ze een zekere verbondenheid in wat hij eens had genoemd het ‘samen in hetzelfde schuitje varen’. Ze hadden beiden hun verleden. Ze wisten beiden dat de grote buitenwereld, zo die daarvan volledig op de hoogte zou zijn, hen met een scheef oog zou aankijken. En dat deden ze elkaar níet, om de simpele reden dat ze quitte stonden.

Nuchter bekeken, vond ze, was dat de merkwaardige basis van hun omgang. Een basis waarop ze even merkwaardige dingen konden bouwen, zoals bijvoorbeeld het ruilsysteem waarmee ze al bezig waren. Hij gaf zijn auto, een stuk verstrooiïng en tot op zekere hoogte zijn geld. Zij gaf een zeker soort representatie en een beperkt stukje lichamelijke liefde.

Op die transactie lééfden ze dus, en al naar gelang dat leven intenser zou worden, zich minder aan de normen zou houden of misschien volkomen op drift zou geraken, kon de transactie worden uitgebreid.

Aan dat uitbreiden van de transactie deed hij in die eerste dagen het een en ander door opnieuw over zijn bungalow te beginnen. Ze zaten laat in de avond op het terrasje van hun hotel, dat uitzicht bood op het met palmen omzoomde strand. Van dat uitzicht zei hij op een gegeven ogenblik, met zijn glas sherry in de hand: ‘Dit is wat me in een bungalow trekt, Kiki. Wat ruimte om me heen, niet dat bij elkaar op tafel of zelfs in de slaapkamer kijken. Zullen we klinken op wat we er samen in vinden?’

[pagina 163]
[p. 163]

Het was haar vierde glas, en ze hief het dus zonder al te veel overwegingen. Eigenlijk met alleen die éne dat het leven zich nu eenmaal moeilijk liet inbedden, als je bepaalde dammen had opgeblazen.

‘Is jouw bungalow niet zoiets als een luchtkasteel?’, vroeg ze vanuit een onwerkelijkheidsbesef waarin ze misschien nog eens zou kunnen retireren.

Zijn antwoord maakte haar duidelijk dat voor hem geen onwerkelijkheidsbesef bestond.

‘Over een jaar stáát mijn bungalow er, Kiki. Ik ben niet gewend m'n zaakjes te behartigen in de sfeer van luchtkastelen, zie je.’

Haar iets benevelde brein, dat overigens in staat was tot haarscherpe analyses als de nevel voor een ogenblik optrok, verplaatste haar voor een moment in de kamer van de baas. Daar zat óók een man die niet gewend was in de sfeer van luchtkastelen te denken. Een man die haar een keer had verteld dat hij maatregelen had getroffen die hem in staat zouden stellen een scherpe controle uit te oefenen. Op eventuele ‘zaakjes’ van de man die samen met haar in een bungalow wilde gaan wonen...

De nevel wás er weer. Ze vroeg: ‘En hoe zouden mijn zaakjes behartigd worden als het zover is.’

Hij lachte even, zei dan: ‘Ik weet niet precíes wat je bedoelt, maar je kunt er natuurlijk op rekenen dat je een zorgeloos en plezierig leventje krijgt.’

Zorgeloos. Ze had het eens voor haar en haar kind gewenst. Voornamelijk voor haar kind. Daarvoor had ze het nu niet meer nodig, en ze zou het dus uitsluitend zichzelf toekennen.

Zorgeloos en plezierig. Uitbreiding van de transactie. Natuurlijk ook van háár kant. Geen liefde die zichzelf wegcij-

[pagina 164]
[p. 164]

ferde. Maar wat moest je doen als een ánder je al had weggecijferd, doordat hij je iets had afgenomen waaraan je liefde had gegeven in alle vormen die er bestonden? Moest je hem dan niet uitdagen door te nemen wat je op een andere manier werd toegeschoven?

‘Zorgeloos en plezierig verder hollen,’ mompelde ze nadat ze haar glas had leeggedronken.

Hij sloeg zijn arm om haar heen.

‘En af en toe eens even uitrusten, Kiki, zoals we nu ook al een beetje doen.’

 

Ze holden verder in Madrid, waarnaar ze na enkele dagen hun bivak verplaatsten. Een midden op de dag gloeiend Madrid, waarbij ze zich aanpasten door het voornamelijk in de avond en een deel van de nacht te beleven. Dan was de stad trouwens het kleurigst. Dan straalden in de brede straten en op de grandioze pleinen de lichtzuilen hun bonte schijnsels uit; dan maakte de nog bontere mensenmassa, die de avond en de nacht al lang als ‘tijd voor verkenning’ had ontdekt, het geheel tot een opwindend evenement. Dan was het een moeilijk te verwerken gedachte dat ergens op een grauw kerkhof een plekje was waar ze het mooiste stukje van haar leven had achtergelaten...

André was bekend in Madrid, en hij kon haar dus alles tonen wat bezienswaardig was. Hij nam haar zelfs mee naar de sloppen, waar het leven wel niet feestelijk werd geleefd, maar waar het voor de toeschouwer toch ook iets boeiends had.

‘Achterbuurten vind je overal,’ zei hij terwijl ze er doorheen trokken. ‘Je moet alleen zorgen dat je er niet als meubilair terechtkomt.’

‘Meubilair’. Zijn uitdrukking voor de mensen en de kinde-

[pagina 165]
[p. 165]

ren die hier, waar de armoede echt en schrijnend was, hun uitzichtloos bestaan hadden.

Ze zag op dat late uur, tussen andere sjofele figuren, een joch lopen zoals Frits was geweest Naar het wel scheen doelloos, alleen maar om op straat te zijn en niet in een van die ongetwijfeld nog stikkens-hete krotten. Ergens zou dat kind wel familie hebben; ouders, broertjes of zusjes misschien. Maar die hadden hem laten gaan omdat ze hem niets anders, niets beters konden geven dan dit navrant stukje buitenlucht. Alleen... Dit kind bestond nog. Zijn moeder zou hem kunnen grijpen, zou hem desnoods naakt op zijn bed kunnen leggen, zich over hem heen buigen. En hem dan toefluisteren in de eigen taal van alle moeders van de wereld: ‘Probeer maar te slapen, lieverd. Mammie kan er ook niets aan doen dat het zo warm is.’

Zo warm. Dat je gezicht zo gloeit. Dat het monster je met zijn klauwen kapot maakt...

Ze wilde hier weg, en ze vroeg er André om. Zoals ze Ans eens had gevraagd haar weg te trekken van dat plekje waar ze meende niet meer te horen.

‘Benauwt dit gedoe je? Nou, dan zoeken we natuurlijk de ruimte weer op. Wat denk je van een terrasje op het Puerta del Sol?’

Als alles je te benauwd werd: vluchten. Puerta del Sol; een nachtclub in Valkenburg...

Een half uur later hadden ze hun plekje aan de rand van het enorme plein. Zag ze de mensen weer als feestgangers aan zich voorbij schuiven en ze was in staat diep adem te halen.

Leven. Dat móest je nu eenmaal, dat was een zaak die altijd doorging. Nou ja: tot het ergens, op een grauwe plek, de mist inging. Maar tot zover moest je meelopen, kon je

[pagina 166]
[p. 166]

misschien ook maar het beste alle zwarigheden van je af gooien. Zoals André dat deed. Profiteren; grijpen wat er te grijpen viel. Een bungalow. Misschien met wat geld van een ander, geld dat je niet toekwam. Maar wie was heilig? Je had er in elk geval wat ruimte om je heen; je kon er een beetje zorgeloos leven. Je had er je moeder dan wel om veracht dat ze het zo deed, maar dat was geweest in een tijd toen het leven nog hogere waarden had gehad. Toen je voetstuk nog overeind had gestaan en je nog de illusie had gekoesterd er een keer bovenop te zullen staan...

‘We drinken toch nóg een sherry?’, vroeg André.

Ze knikte.

Ze was deze avond niet in een stemming om iets te weigeren.

 

Ze bleven precies een week in Madrid. In die week doorkruisten ze de stad van windstreek tot windstreek en zaten ze elke avond, die ook steeds een verlengstuk kreeg in de nacht, op een ander terrasje.

‘Na een belevenis als deze zullen we moeite hebben met ons dooie Holland, Kiki,’ zei André op hun laatste avond in Madrid. ‘Met de regen die er wel zal vallen, met ons kantoortje op de saaie gracht, met een baas die er ook al niet de sjeu aan geeft.’

Ze was in staat, en dééd het vreemd genoeg ook, zijn begrippen stuk voor stuk te analyseren.

‘Ons dooie Holland’. Er was inderdaad iets dood. Er was in elk geval íemand dood.

‘De regen die er wel zal vallen’. Het regende er op dit moment misschien niet, en mogelijk ook niet bij hun terugkomst. Maar het zóu er weer gaan regenen. Druppels langs de ramen. Druppels die veel op tranen leken.

‘Ons kantoortje op de saaie gracht’. Er was een tijd geweest

[pagina 167]
[p. 167]

dat ze door het raam van dat kantoortje naar de bomen had gekeken en die mooi had gevonden. Maar dat scheen lang, heel lang geleden.

‘Een baas die er ook al niet de sjeu aan geeft’. Een vrolijkerd was het niet, nee. Een man die nog wel eens aan iets moois, iets nieuws zou willen beginnen en die dus ook wel zijn deeltje ‘ellende’ zou hebben gehad.

‘Enfin, we zijn eerst nog twee weken onder ons,’ hoorde ze André zeggen. ‘In die tijd maken we het ons ook overdag maar een beetje gezellig. En van onze avonden, onze weekends moeten we maar iets proberen te maken dat hier een beetje op lijkt.’

Ze zei ‘ja’, want ze was het met hem eens. Ook ná Madrid: door blijven hollen. Geen tranen, geen confrontatie met de dood. Ook niet aan iets moois, iets nieuws willen beginnen. Geen taken die je toch weer uit je vingers werden getrokken.

Alleen maar léven.

Zonder zwarigheden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken