Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

23

Na in totaal zes weken te zijn weggeweest, stond hij op die eerstvolgende maandag plotseling voor hen. ‘Anders’ vond ze dan hij was weggegaan. Gebruind, magerder, vitaler.

‘U hebt het ervan genomen, meneer Spoor, maar je kunt ook zien dat het u goed heeft gedaan,’ verwerkte André met groot gemak zijn misschien lichte teleurstelling over het feit dat de baas zijn klippen en kloven kennelijk had omzeild.

‘Ik heb het inderdaad uitgehouden,’ diende de baas even monter van repliek. ‘Maar ik heb ook niet alleen vakantie gehouden. En passant een paar mooie contacten gelegd, die allerlei perspectieven openen. Enfin, we zullen er vanmiddag wel eens uitvoerig over praten. Ik wil nu eerst graag een paar brieven weg hebben, dus als u met me mee wilt gaan, mevrouw Wijnhoudt?’

Toen ze in het privé-kantoor tegenover hem zat, keken ze elkaar eerst even aan. Dat gebeurde onwillekeurig, en daarvan zei hij: ‘We hebben elkaar een tijd niet gezien, hè? Zelfs zo lang dat het net is of u een beetje veranderd bent.’ Ze vonden elkáár dus veranderd. Maar in welk opzicht hij het haar vond...

‘Zie ik er misschien zes jáár ouder uit in plaats van zes weken?’, spotte ze een beetje onbeholpen.

Terwijl hij haar bleef aankijken, schudde hij zijn hoofd.

‘Het is geen kwestie van er óuder uitzien. Het is meer... Och, ik leuter ook eigenlijk maar wat. Of weet u zelf wat het is?’

[pagina 175]
[p. 175]

Ze wist het omdat ze opeens aan het gezicht van haar moeder moest denken. Een gezicht dat in zes jáár niet ouder was geworden. Dat alleen bepaalde sporen droeg. De sporen van een vervlakt leven, van zorgeloosheid en uitgebluste illusies. Van een leven dat geen waarden meer kende.

‘Is het misschien een soort verstarring?’, vroeg ze laconiek. De uitdrukking van zijn ogen veranderde. Hij werd plotseling de man die ze eerst in haar onderbewustzijn en op 't laatst bewúst had gemist.

‘Daar moet u niet aan toegeven, mevrouw Wijnhoudt. Het is zo anders dan uw zoontje was.’

Ze begreep wat hij met die eenvoudige woorden bedoelde. Anders dan Frits. Frits, die altijd zo intens was opgegaan in zijn kleine vreugden; die ook zijn ogenblikken van angst had gekend, bijvoorbeeld bij de gedachte dat zij er niet meer was; die zo'n echt gevóelskind was geweest. Maar het wereldje van Frits en haar, zoals ze dat samen hadden beleefd, werd meer en meer een onwerkelijkheid voor haar. Dat werd zelfs zijn graf, waar ze al die tijd nog niet was geweest...

‘Ik moest over m'n verdriet heen, meneer Spoor, en ik zag geen andere weg dan er afstand van te nemen. Van alle gevoeligheden dus die me aan m'n kind verbonden.’

‘En van al het mooie dat u in hem had. Weet u dat ik in de afgelopen weken veel over dat mooie heb nagedacht? Daar moet je misschien voor in de eenzaamheid zijn, maar er waren bijvoorbeeld momenten waarop ik zijn snoet zag zoals hij me vertelde hoe prachtig de kerstboom was geweest. En weet u wat het wonderlijke is: het is voor mij mooi gebléven.’

Het wonderlijke. Was dat niet veel meer zijn grote genegenheid voor haar kind, de manier waarop hij er nog steeds

[pagina 176]
[p. 176]

mee bezig bleek te zijn?

‘Ik heb op 't ogenblik nog geen gevoel voor mooie dingen,’ zei ze een beetje klankloos. ‘Misschien komt het nog eens, maar ... maar er is voorlopig nog zoveel anders.’

Hij scheen te begrijpen dat het haar moeilijk viel dit heel persoonlijke gesprek voort te zetten en was ook meteen weer de ander, de potentiële baas van zijn bedrijf.

‘Ja, er is ook nog wel iets anders. Er is meneer Buissant. Hebt u het met 'em kunnen rooien, al die weken?’

Ja, ze had het met hem ‘gerooid’. Ze had met hem langs het strand van de Costa Blanca geflaneerd, ze had met hem in exotisch Madrid op terrasjes gezeten, ze had met hem een weekend doorgebracht in een knus hotelletje in de Eifel. Maar van dit alles, dat in de plaats was gekomen van de gevoeligheden die haar aan haar kind hadden gebonden, wist de baas niets af. Voor hem gold alleen het zakelijk ‘rooien’, waarvan André hier en daar bérooien had gemaakt.

Die laatste, cynische woordspeling waaide haar nog juist aan voor ze vertelde: ‘O ja, dat lukte wel. Meneer Buissant zal u wel verslag uitbrengen.’

Heel summier, maar wat moest ze er meer van zeggen?

Hij vroeg ook niet om meer. Ook niets omtrent de wijze waarop André zijn instructies had gehanteerd.

‘Tja, naar dat verslag van meneer Buissant en wat daar verder aan vast zit ben ik wel een beetje benieuwd.’

Op de toon waarop hij haar eens had verteld dat André heel licht zijn kansen kon verspelen.

 

Lijnrecht tegenover de stille dreiging van die toon stond de luchthartigheid die André in de eerstvolgende dagen demonstreerde.

[pagina 177]
[p. 177]

‘Ik heb de baas heel enthousiast verteld dat we wat dubieuze posten hebben binnen gekregen, Kiki. Hij keek wel een beetje strak, je weet wel, maar ik kon me tenslotte bij voorbaat vrijpleiten door hem duidelijk te maken dat ik door zijn te lang wegblijven wel op eigen kompas moest doorroeien.’

De uitdrukking herinnerde haar aan het schuitje. Als het erop aan kwam waren ze sámen doorgeroeid...

‘En slikte de baas dat?’

‘Wat moest-ie anders. Hij zal het wel met een dikke keel hebben gedaan, maar dat drukt mij de pet niet. Tenslotte is hij er óók een stuk beter van geworden.’

In die week ging ze ook nog een avond met André uit, terwijl ze dat in het weekend als gebruikelijk deed.

De show ging door. Ondanks dreiging, ondanks mooie dingen die een ander wel zag en zij niet. Zonder de show was het leven te praterig, zou het haar bijvoorbeeld wel eens kunnen influisteren: ‘Het is net of ik tussen jou en m'n pappie in zit, mammie.’

 

Het was opnieuw maandag. Een stille dag, zoals die er vaak waren in september. Ze zat achter haar bureau en keek naar de bomen die roerloos pronkten met hun vergulde bladeren. Dat vergulden deed de zon, maar die kon het ook alleen maar omdat de meeste bladeren al geel begonnen te worden.

Tweede helft september, en dus ruim een jaar nadat André z'n intrede had gedaan in het bedrijf. Hij was er op 't moment niet; de baas had hem een paar minuten geleden bij zich laten komen.

Ze kon dus haar schrijfmachine wel even laten rusten en naar buiten kijken zonder dat hij daaromtrent een of an-

[pagina 178]
[p. 178]

dere spottende opmerking zou maken.

Ruim een jaar geleden was het ook dat ze tegen Ans had gezegd dat ‘die nieuwe meneer’ zich misschien wel zou ontpoppen als een deurtje naar een wat bruisender leven, en dat ze dat deurtje misschien wel een keer zou intrappen.

Ze hád het ingetrapt en haar leven was gaan bruisen. Het was zelfs gaan kolken, het had haar meegezogen naar donkere diepten. Maar ze had zich weer omhoog gewerkt naar de branding en dobberde daarin nu als een dood stuk hout rond.

Dood en leven. Het waren de voornaamste ingrediënten geweest van dit achterliggende jaar. Ingrediënten die haar zelfs op deze zonnige morgen het gevoel gaven dat het ene, de dood, het andere altijd bedreigde. Daar waren immers ook de gele bladeren, die straks zouden afvallen en ergens in de goot of de gracht terechtkomen, het symbool van?

Ze moest nu in elk geval maar niet langer naar ze kijken. Ze moest maar aan haar volgende brief-in-triplo beginnen. De gele kopie, de rose, het blanco vel...

Terwijl ze nog bezig was ze met wat lome bewegingen gelijk te stoten, drong het geluid van harde stemmen tot haar stilte door. Tegelijkertijd wist ze: de val sloeg dicht. Want het geluid kwam uit het privé-kantoor, en ze herkende de stemmen nu ook. Die van André harder, opgewondener dan die van de baas; die van de baas kalm, ijzig. Wat er werd gezegd kon ze niet verstaan en daar was ze ook niet nieuwsgierig naar. Maar iets anders, de dreiging van iets fataals, dreef haar ertoe op te staan en langzaam, met de bewegingen van iemand die in trance is, naar de deur te lopen. Ze deed die deur open en weer achter zich dicht, liep het kleine stukje gang door en stond toen voor de deur van

[pagina 179]
[p. 179]

het privé-vertrek. Die deur deed ze níet open, maar dat was ook niet nodig om vanaf dat moment alles te kunnen verstaan wat daarbinnen werd gezegd. Beurtelings door de baas en André, met een paar agressieve uitroepen van André als sensationele proloog.

‘...bent u in feite een uitbuiter, weet u dat? Ik ben gek geweest om voor zo weinig geld zoveel te geven aan die rotzaak van u!’

‘Kunt u zich herinneren, meneer Buissant, dat u destijds zeer voldaan was over het salaris dat ik u bood? En over uitbuiten gesproken. Wat hébt u de betrekkelijke vrijheid die u had uitgebuit!’

‘En wat bént u stiekem te werk gegaan om me een loer te draaien!’

‘Mag ik iemand van mijn personeel misschien controleren, als ik hem niet helemaal vertrouw?’

‘Controleert u háár dan ook maar een keer.’

‘Laat u mevrouw Wijnhoudt hier alstublieft buiten.’

‘Zeker vanwege haar mooie benen.’

‘Ik herhaal mijn verzoek als een waarschuwing, meneer Buissant.’

‘U waarschuwt maar. Dat ga ík trouwens ook doen. Want mevrouw Wijnhoudt, voor mij Kiki, is niet de heilige waar u haar voor aankijkt, snapt u? Ze is om zo te zeggen m'n vriendinnetje. We zijn samen met vakantie geweest en ze wist ook alles van wat ik deed in die weken daarna.’

‘Altijd nog heel wat anders dan wat u inderdáád deed; nu en in het verleden.’

‘Zo, dus daar hebt u intussen ook naar geïnformeerd.’

‘Daar weet ik alles van, ja.’

‘Het verleden van de een weegt u zwaarder dan dat van de ander, hè?’

[pagina 180]
[p. 180]

‘Een verleden weegt me alleen zwaar als iemand er niet mee breekt.’

‘Zo. En heeft Kiki dat dan soms gedaan? Ze zou samen met me in een bungalow zijn gaan wonen, en misschien doet ze dat nóg wel. Wat dat betreft komt het haar misschien wel goed uit dat haar kind...’

Rumoer.

Een schreeuw.

Woest gegrom.

Het gorgelende keelgeluid van iemand die gewurgd, wordt...

Als uitbarsting van de toenemende agitatie waarmee ze had geluisterd, stootte ze de deur open. En het volgende moment zag ze in werkelijkheid wat haar suggestie haar in een flits had ingegrift. De benige vingers van de baas om de keel van André. Het gezicht van de baas grauw, met een uitdrukking waarin hij niet zichzelf was. En die vingers zouden dus niet loslaten. Die waren als werktuigen waarover hij geen macht had. Daar kon André zich ook niet aan ontworstelen. En als hij het wél zou kunnen stond naast hem de hond, klaar om die keel te grijpen als de baas een ogenblik mocht verzwakken...

Ze dacht niet meer na; ze deed wat haar werd ingegeven. Ze greep die wurgende hand, ze keek met wijd opengesperde ogen in het grauwe gezicht.

Ze bereikte er niets mee. Dat deed ze pas toen ze een snerpende pijn in haar pols voelde.

Lady was háár aangevlogen. Maar tegelijkertijd verbrak dat de verstarring van de baas. Hij bedwong de hond met een schorre uitroep en ontspande daarna zijn grijpende hand. Hij stootte ook nog de woorden ‘verdwijn ... voorgoed’ uit en viel toen in een stoel.

[pagina 181]
[p. 181]

Ze zag André wankelend verdwijnen. Ze zag het bloed vloeien langs haar ontvelde pols. En toen voelde en hoorde ze alleen nog maar wat.

Een arm om haar schouders.

‘Ga snel met me mee. Hier moet een dokter aan te pas komen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken