er nog een factor die ik liever niet noem. Maar ik kreeg dus in de afgelopen week een stuk of wat opgaven die niet klopten met de boekingen van meneer Buissant. Waarmee was bewezen dat het heerschap, behalve dat hij zich niet aan mijn instructies had gehouden, inderdaad geld had verduisterd.’
‘Heeft hij het toegegeven? Ik kwam pas toelopen toen ... toen het praten nogal luidruchtig werd.’
‘Hij heeft het toegegeven, ja. Maar hóe. Brutaal, arrogant. En toen zijn verweer. U erin betrekken. Met als slot dat van uw kind, waardoor ik buiten mezelf raakte...’
In de stilte die nu volgde drong iets merkwaardigs tot haar door. Een subtiliteit die misschien geen enkele betekenis had. Hij had niet gezegd: ‘Dat van Frits,’ maar: ‘Dat van uw kind.’ De eerste keer dat zij ook meetelde...
‘En wat gaat er nu gebeuren?’, verbrak ze de stilte tenslotte met een nuchtere vraag.
‘In de zaak voorlopig niets. Ik ga zeker het eerste halfjaar niet meer op reis, zodat ik al m'n tijd kan besteden aan de interne dingen. De situatie dus zoals we die hadden vóór de komst van meneer Buissant. En met ons beiden persoonlijk... Voor mij verandert er eigenlijk niets. Alleen voor u. Tenzij...’
Ze schudde haar hoofd.
‘Er is geen “tenzij”. Voor hem waarschijnlijk niet, en voor mij zéker niet.’
‘Dus u gaat andere dingen zoeken om in te vluchten en uit te dagen.’
Ze haalde haar schouders op. Even leek het erop of het hele complex van verdriet, van eenzaamheid, van miskenning weer op haar kwam aanstormen. Maar ze stopte het voorlopig af met een laconiek: ‘De tijd zal wel leren wat