Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

25

Met haar ‘dingen van de dag’ ging ze dus verder leven. Dat waren in de eerste plaats de dingen van de zaak. Haar werk, nu weer in eenzaamheid te verrichten en dus anders. Begrip daarvoor overigens bij de baas, die zijn plaatsje in het privé-kantoor nog wel eens verwisselde voor het bureau van André, dat er tenslotte tóch stond.

Van haar kant intensiveerde ze de samenwerking door zich minder strak aan haar werktijden te houden. Vaak ging ze later, soms véél later dan vijf uur naar huis. Maar er was ook immers niets meer dat haar aan een tijd bond, en haar stille flatje wachtte wel.

Als het erg laat werd, hetgeen voorkwam omdat de nieuwe buitenlandse contacten resultaat begonnen af te werpen, bracht de baas haar meestal in zijn auto naar huis. Dan was er de herinnering aan die keer waarop Frits tussen hen in had gezeten. Ook misschien bij hem, hoewel hij er nooit over praatte.

Herinneringen aan Frits, aan die bijna zes jaar waarin ze wél een bestemming had gehad. Ze duwde ze niet meer terug, en ze trokken dus door haar heen. Maar anders dan in het begin. Niet meer wondend, niet meer pijnigend. Meer als een verstild verdriet, een uitzichtloos verlangen.

Op een zonnige zaterdagmiddag stond ze ook weer een keer bij zijn graf. Ze zag er bloemen staan die ze er zelf niet had neergezet, die trouwens ook nog vrij vers waren. Ans of...

Ze zou het nooit weten, want ze zou er geen van beiden naar vragen. Als zulke dingen haar niet werden verteld,

[pagina 189]
[p. 189]

werden ze waarschijnlijk liever verzwegen.

‘Iemand anders dan je eigen mammie had er misschien méér behoefte aan om hier weer eens te komen, Frits. Maar mammie zal na deze keer wel wat vaker komen, want ze heeft er niet meer zoveel behoefte aan om te vluchten.’

Nee, die behoefte had ze niet meer. Ze had in deze weken, waarin het najaar haar met zijn stemming scheen te infiltreren, vaak het gevoel dat ze in de achterliggende zomer een roes had beleefd. Een roes waarin ze van her naar der was gehold, waarin ze visioenen had gezien van een bungalow die haar sjieke behuizing zou worden, waarin André de alles stimulerende hoofdfiguur was geweest. Een roes waaruit ze plotseling en volkomen nuchter was ontwaakt toen haar hoofdfiguur op een wel erg letterlijke manier de mond was gesnoerd.

En nu dus weer de gewone dingen. Bezoekjes van Ans, de nooit aflatende.

‘Morgenavond zingt in onze kerk een kinderkoor, Kiki. Zullen we daar eens samen naar toe gaan? Als je het tenminste kunt verdragen, ik bedoel...’

‘Ik begrijp wat je bedoelt, Ans. Ja, verdragen kan ik het nu geloof ik wel, en... Goed, laat ik maar eens een keer met je mee gaan.’

Muziek had nooit zoveel betekend in haar leven. Ook niet de wilde muziek waarop ze gedurende enkele jaren bijna avond aan avond had gedanst. Die was toen alleen maar ritme geweest, het onstuimig kloppen van haar bloed.

Maar nu dus iets totaal anders. Zuivere kinderstemmen die met het kloppen van je bloed niets te maken hadden, die op een heel andere manier bij je aanklopten.

Ze kon zich voorstellen dat Frits tussen die kinderen stond.

[pagina 190]
[p. 190]

Hij zong immers altijd zo graag? Als de kinderen nu het liedje van de kaarsjes zouden zingen, zou ze hem met haar ogen dicht kunnen zien staan. Ernstig snoetje, wijdopen ogen, alsof hij de kaarsjes zag...

Wat had Ans ook weer een keer gezegd van zijn kaarsje en de kerk. O ja: ‘Dat moet je zélf mee naar binnen nemen, als je een kerk ingaat.’

Ze zát nu in een kerk. Voor het eerst na hoeveel jaar? Maar ze had geen kaarsje mee naar binnen genomen. Dit was eigenlijk meer een bezoek in de geest van het in- en uitlopen zoals ze het in Spanje, in haar roes had gedaan. En voor het in je hart meedragen van een kaarsje was iets anders nodig dan een roes.

Ook iets anders dan de tussen licht en donker weifelende stemming waarin ze in deze tijd verkeerde.

 

Eind oktober kwam dominee weer eens uit de lucht vallen. Zo noemde hij het tenminste zelf.

‘En nog wel uit een donkere lucht, mevrouw Wijnhoudt, want het giet van de regen. Enfin, dat hoort u hier ook wel, hè?’

Ze had er zelfs een poos naar geluisterd, naar het geruis van de regen op het dak vlak boven haar. Ze had erbij bedacht dat het wel een prettig geluid zou zijn als je er sámen met iemand naar zou kunnen luisteren. Maar dan iemand met wie je helemaal eigen was. Zó eigen dat je zwijgend kon luisteren, omdat je elkaar zo heel goed begreep...

Ze vroeg hem natuurlijk zijn natte jas even uit te doen en ze maakte koffie voor hem.

‘Heerlijk, dank u. Tja, dit is m'n eerste bezoekje sinds we samen bij het graf van uw zoontje hebben gestaan. Wilt u

[pagina 191]
[p. 191]

wel geloven dat ik de eerste tijd niet goed dúrfde komen?’ ‘Ik dacht eigenlijk dat mensen die zo dicht bij God leven nooit ergens bang voor waren.’

‘Vergeet het maar. Wat zou God trouwens moeten beginnen met allemaal helden, allemaal zekeren? Nee, mevrouw Wijnhoudt. God is er voor angsthazen, voor struikelaars en twijfelaars zoals u en ik. De schaapjes van zijn kudde, weet u wel? Die er vaak zo verdraaid veel moeite mee hebben bij de herder te blijven of hem terug te vinden. Maar vertelt u me eens: hebt u nog erg veel moeite met alles?’

Zijn ‘alles’ sprak haar wel aan, want daaruit bleek dat hij iets begreep, misschien zelfs véél begreep van het complex dat ze te verwerken had gehad.

Met een zekere openhartigheid vertelde ze hem daarom: ‘Ik ben er een tijdlang voor op de vlucht geweest. Een angsthaas dus. Maar sinds een poosje aanvaard ik het. De ene keer met wat meer moeite dan de andere. Ik heb het zelfs al een keer opgebracht om naar een kinderkoor te luisteren.’

‘Dat was dapper. Maar er is méér, hè?’

Ze dacht aan het geruis van de regen en knikte.

‘Ja, er is meer. Er is eenzaamheid, doelloosheid. Er is me een taak afgenomen moet u denken.’

‘Dat kunt u ook anders zien. Bijvoorbeeld zó dat uw kind een taak had ten opzichte van u.’

Ze was daar even stil van. Dan, een beetje verward: ‘Maar ... maar als dat zo zou zijn ... dan had hij die taak toch nog niet vervuld...’

‘Dat weet ik niet, mevrouw Wijnhoudt, want ik ben maar een mens. Misschien zou Frits die taak nóóit hebben vervuld als hij was blijven leven, en heeft hij het juist wel gedaan doordat hij stierf.’

[pagina 192]
[p. 192]

Ze begon heel vaag iets te begrijpen van wat hij bedoelde. Maar dit lag allemaal zo diep, hier was ze nog niet aan toe...

‘Probeert u er op die manier eens over na te denken,’ zei hij. ‘En drinken we nu samen nog een kop koffie? Kan ik tenminste op m'n volgende adres weigeren. Bij die beste mensen lijkt de koffie net slootwater, ziet u.’

 

Het ruisen van de regen, het gieren van de wind kon ze ook vaak overdag, op haar plekje voor het raam beluisteren. Maar daar deed ze het lang niet altijd in eenzaamheid, want de baas kwam er steeds vaker toe om, uiteraard met Lady op zijn hielen, zijn werkterrein te verplaatsen naar het ‘grote’ kantoor. Speciaal het doorwerken na vijf uur, haar vroegere tijd om naar huis te gaan, deden ze altijd samen, en op zulke momenten kon ze zich betrappen op het verlangen om de hele ávond zo samen te blijven werken. Het zou een totaal andere vrijetijdsbesteding zijn dan het samen met André bezoeken van exclusieve ‘tenten’, maar ze zou er voor haar gevoel een voldoening in vinden die dat andere haar nooit had opgeleverd.

Op een vrijdagavond werd het ook voor hun doen erg laat, waren ze pas om half acht klaar met het werk dat die week beslist z'n beslag moest krijgen. Ze had al een extra kopje koffie gemaakt, maar er moest toch ook nog een keer iets worden gegeten.

‘Als ik u nu naar huis breng moet u uw eten zeker nog helemaal klaarmaken?’, vroeg hij.

Ze verraste zichzelf door iets vrolijks te zeggen.

‘Tenzij de kabouters me in de verte zien aankomen.’

‘Mogen het wel moderne kabouters zijn, uitgerust met radar of zoiets,’ praatte hij in haar trant mee. ‘Overigens zal

[pagina 193]
[p. 193]

mijn hospita ook niet meer op me rekenen, en daarom... Vindt u het gek als ik u vraag om samen ergens in de stad te gaan eten?’

Ze schudde haar hoofd, maar deed het een beetje verstrooid. Niet omdat ze het toch wel wat gek vond, want een directeur die zijn secretaresse eens mee uit eten vroeg was een normaal verschijnsel, en zij beiden waren tenslotte nog ‘loslopend’ ook. Maar hij scheen het zélf gek te vinden. Hij keek haar tenminste aan op een manier alsof hij zich even een beetje had vergaloppeerd.

Die indruk nam hij trouwens meteen weer weg door voor zijn doen enthousiast te gaan praten.

‘Dan rijden we eerst even naar mijn pension, want we moeten Lady natuurlijk kwijt. Daar zal ze het wel niet mee eens zijn, maar dat maak ik wel goed met 'r. Daarna zoeken we dan een gelegenheid waar we prettig en rustig kunnen zitten.’

‘Zoeken we.’ Hij scheen de geschikte gelegenheden niet uit zijn hoofd te kennen, zoals André. Hij had ook geen andere pretenties dan ‘prettig en rustig’. Maar het zou ook de maaltijd worden van twee erg eenzame mensen...

Ook op weg naar zijn pension bleef hij spraakzaam.

‘U weet niet eens hoe mijn behuizing er van buiten uitziet, hè? En dat na al die jaren van samenwerking. U moet me wel vaak als een kluizenaar hebben beschouwd.’

Ze vroeg zich af of hij het niet nóg was. Een kluizenaar die zich per vergissing bij een andere eenling had aangesloten. ‘Zo, nu zijn we er haast. Vindt u het goed dat ik Lady zo dadelijk héél even laat hollen?’

‘Tuurlijk.’

De hond zou er wel behoefte aan hebben. Een méns kon er zelfs behoefte aan hebben...

[pagina 194]
[p. 194]

Zijn behuizing, zoals ze er een paar minuten later vanuit de wagen tegenaan keek. Keurig, maar onpersoonlijk. Een groot pand waarin hij wel een paar royale kamers zou hebben. Maar iets gemeenschappelijks. Minder ‘eigen’ nog dan haar vakje in het grote woonpakhuis.

‘Je moet wel heel erg een stukje warmte missen, meneer Spoor. Of misschien mis je het ook wel niet, wéét je niet beter.’

En Lady maar hollen. Van her naar der.

‘Zoals je het zelf ook deed. Maar dat is nu voorbij. Iets zoeken waar het prettig is, en rustig. Iets nieuws.’

Zo gehoorzaam als de hond bij hem kwam, toen hij floot. Maar niet alléén gehoorzaam. Een lik over zijn handen. Kop schuin naar hem opgeheven, in pure aanhankelijkheid.

Ze zag het allemaal van dichtbij, want de wagen stond vlak voor het huis. En ze dacht eraan dat eigenlijk alleen kinderen en dieren zo aanhankelijk konden zijn.

Maar dan was hij weer terug, zat hij weer naast haar.

‘Zo, die ligt hijgend en tevreden op 'r plek. En nu ónze plek. Zullen we om te beginnen maar naar de binnenstad rijden?’

Hij betrok haar meer bij zijn doen en laten dan André ooit had gedaan, constateerde ze. Ook dat was dus ‘nieuw’.

‘Hier maar vast eens wat langzamer rijden en rondkijken. Doet u het ook?’

Ze deed het, ze vond het zelfs leuk om mee te kiezen.

‘Ik eet eigenlijk nooit in de stad, vandaar dat ik niet met eetgelegenheden op de hoogte ben. M'n hospita houdt de boel altijd warm voor me. Maar nu is het wel érg laat geworden. Ook voor u trouwens.’

‘Dáár, op die hoek...’ Ze legde haar hand op zijn arm.

[pagina 195]
[p. 195]

‘Ik weet natuurlijk niet wat het is, maar zo van buiten te zien lijkt het wel geschikt.’

Hij manoeuvreerde door het drukke verkeer naar de bewuste hoek.

‘We kijken eerst even stiekem naar binnen. Lijkt het ons niet, dan maken we rechtsomkeert,’ zei hij bij het uitstappen.

Hun ‘stiekem kijken’ resulteerde in het elkaar speels-vragend aankijken van twee kameraadjes die elkaar ook gelijktijdig toeknikten, waarna ze in de niet grote maar wel keurige eetzaal hun plekje vonden.

‘Ze hebben hier de drukte waarschijnlijk al gehad,’ concludeerde ze uit het feit dat dit zo weinig moeite kostte.

‘Had u liever méér mensen om u heen gehad?’, vroeg hij. ‘O nee.’

Nee, liever weinig mensen; desnoods niemand. Omdat dit een klein beetje leek op het samen luisteren naar de regen...

Hij vroeg wat ze wilde eten, en ze bekeken samen de kaart. Onder het eten zelf keken ze elkaar af en toe even aan, net of ze zich over iets verbaasden.

Van haar kant wist ze ook wel wat dat was: hij was op deze avond iemand anders dan de ondoorgrondelijke persoonlijkheid met wie ze zes jaar ‘op een afstand’ had samengewerkt. Maar wat het van zijn kant was...

Hij vertelde het haar toen hij haar naar huis had gebracht, nadat ze de tijd voor hun maaltijd erg ruim hadden genomen. Ze stonden toen voor haar flat en ze zou hem wel willen vragen nog even met haar mee naar boven te gaan om een kop koffie te drinken. Maar ze deed het niet omdat hij zei: ‘Dit was een ongewone belevenis voor me, mevrouw Wijnhoudt. Vooral ongewoon omdat u me het ge-

[pagina 196]
[p. 196]

voel gaf dat we een beetje bij elkaar hoorden. Want ik ben tenslotte een heel stuk ouder dan u, en ergens ook nog een bok van een vent.’

Na die uitspraak, waarin hij alles van die avond scheen te herroepen, namen ze met alleen maar een groet afscheid van elkaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken