Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anathema's 3 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anathema's 3
Afbeelding van Anathema's 3Toon afbeelding van titelpagina van Anathema's 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (24.51 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anathema's 3

(1971)–Rudy Kousbroek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Stumpers

 
... Er rijdt een priester op een fiets voorbij
 
Aan 't kruispunt weet hij verder niet te gaan
 
(Twijfel is een rood licht waarvoor hij remt)
 
Hij blijft met uitgestrekte armen staan.
 
Zodat, van ver, hij op de Heiland lijkt
 
En dichterbij, op een verkeersagent.
 
 
 
W.F. Hermans, Straattoneel.

Een franse psychiater genaamd M.G. Pascalis heeft eens een typologie van de verschillende vormen van psychische gestoordheid samengesteld aan de hand van de wijze van reageren op verkeerslichten. Het resultaat is als volgt samen te vatten:

- Bij een evenwichtig individu correspondeert het gedrag met de opzet waarvoor verkeerslichten zijn uitgevonden: wachten als het licht op rood staat en doorrijden op groen, met een zekere marge voor fouten en overtredingen, afhankelijk van de omstandigheden.

- Een psychotisch individu daarentegen rijdt door, ongeacht de kleur van het licht. De werkelijke situatie wordt door hem niet waargenomen, of alleen ervaren als iets dat met het oog op hem gearrangeerd is, bv. tegen hem persoonlijk gericht.

- Wat de neuroticus betreft, die stopt voor het groen en rijdt door bij rood. Hij neemt de situatie wel waar zoals zij werkelijk is, maar zij roept verzet bij hem op, de werkelijkheid is hem een bron van onlust.

- De man met karaktermoeilijkheden handelt normaal bij rood en groen, maar hij zet alles op alles om nog te passeren bij het oranje licht. Het vooruitzicht van het rode licht maakt hem roekeloos en hij is zich niet bewust van zijn agressiviteit en het gevaar van zijn gedrag.

 

Deze beschrijvingen vind ik alleen al daarom zo boeiend dat ik mij zonder moeite kan verplaatsen in elk van de beschreven manieren

[pagina 72]
[p. 72]

van reageren; dat zal wel een veeg teken zijn, maar dit vermogen is groot genoeg om mij in staat te stellen er passende dialogen bij te bedenken. Bijvoorbeeld tussen de psychoticus en de politieagent die hem aanhoudt:

Agent: U zag toch dat het licht op rood stond? Waarom reed u door?

Psychoticus: Natuurlijk reed ik door, denkt u soms dat ik gek ben? Ja ik zal daar gaan staan wachten! Daar loop ik niet in! etc.

De dialoog tussen agent en neuroticus heeft daarbij de bijzondere eigenschap imaginair te zijn, in de betekenis dat hij alleen maar in het hoofd van de neuropaat plaatsvindt, ook al is er in geen velden of wegen een agent te bekennen, of als de bekeuring achter de rug is en de agent al lang weer verdwenen - dialogen waarin hij volhoudt dat hij helemaal niet door het rode licht is gereden, het stond allang weer op groen; of dat die stoplichten zo zijn aangebracht dat geen mens ze kan zien zitten; of dat hij verblind werd door het zonlicht; of nog tien andere variaties op het thema: het was niet mijn schuld maar die van de omstandigheden. In het andere geval, dat waarin hij niet doorrijdt terwijl het licht op groen staat, is het een dialoog met een imaginaire automobilist die achter hem staat te toeteren (in werkelijkheid is er niemand), en waarin hij bv. volhoudt dat rijden bij groen en stoppen bij rood onzinnig is, een typisch voorbeeld van de respressieve tolerantie van onze aliënatiemaatschappij; door redelijk te handelen dient het proletariaat alleen maar de belangen van de bezittende klasse - het zijn trouwens altijd dezelfden die staan te wachten bij het rood, terwijl altijd dezelfden anderen passeren, omdat voor hèn het licht groen is, dat is een van de eerste dingen die wij zullen veranderen als wij aan de macht komen, of beter gezegd die vanzelf zullen veranderen als eerst de revolutie maar eenmaal achter de rug is. - Of, als men de andere versie prefereert, hoe die stoplichten het werk zijn van 't linkse gespuis, met hun zucht om alles te massregeln, om zich met alles te bemoeien, om alles onder controle te hebben; dat is het wat ons vrije mensen zo mateloos verbittert, je kan eigenlijk maar beter emigreren naar een land waar een flinke kerel met wat initiatief en bereid om zijn handen uit de mouwen te steken niet in alles wordt belemmerd en op zijn vingers gekeken door een leger van progressieve doctorandussen.

[pagina 73]
[p. 73]

De lijder aan karakterstoornissen daarentegen heeft weer echte dialogen en geen imaginaire. Hij debatteert op ruzietoon met iedereen die maar in zijn buurt komt over het feit dat het zijn recht is om door te rijden bij het oranje licht, daar is dat oranje licht immers voor? En dat recht laat hij zich niet afnemen, het gaat hem niet zozeer om het feit zelf, het gaat hem om het principe, etc. etc.

Het loont de moeite om na te gaan welke stilzwijgende veronderstellingen aan deze typologie ten grondslag liggen. Dat deze zich op wat men noemt verschillende niveaus van abstractie bevinden spreekt vanzelf; zo is aan de ene kant het symbolische karakter van de hele voorstelling duidelijk genoeg, denk alleen maar even aan de mogelijke betekenissen van het woord ‘botsing’: de verkeerssituatie als parabel voor de samenleving, de wens om door te rijden die in conflict is met dezelfde wens bij een ander, de noodzaak om afspraken te gebruiken, de onmogelijkheid van privé-afspraken, en de verschillende reacties die tegenover het stelsel van afspraken mogelijk zijn; alles is er.

Maar daarnaast zijn de beschreven situaties ook op een lugubere wijze reëel, ze doen zich bij stoplichten van vlees en bloed, om zo te zeggen ook werkelijk zo voor. Een van de dingen die de parabel veronderstelt, is dat iedereen gemotoriseerd is, en daarom is hij zo duidelijk; het zegt iets over de plaats die de automobiel inneemt, zowel in de samenleving als in de individuele psyche. En het is weer deze omstandigheid, die de voor de hand liggende redelijke oplossingen van het automobielprobleem in de weg staat. Als de mensen niet meer in een auto zagen dan een transportmiddel zou de toestand veel minder alarmerend zijn. Maar een auto is zoals bekend ook instrument van agressiviteit, object van narcisme, statussymbool en what have you.

Hier ligt ook de aanleiding van iets waar ik het wel meer over heb gehad, het feit dat de vorm, de gedaante, van bijna alle auto's zo irrationeel is. Wat ik daar nu alleen van wilde zeggen is dat de automobielindustrie deze irrationaliteit bij de kopers altijd gecultiveerd en aangewakkerd heeft. Alleen al de namen die aan auto's gegeven worden geven aan hoe gespeculeerd wordt op een werkelijk angstaanjagende agressiviteit: Rapier, Cobra, Dart, Corsair, Avenger, Impala (een soort dier, maar ook spietser, dat wat doorsteekt), enzovoorts. Dit herinnert ook aan nog een andere stil-

[pagina 74]
[p. 74]

zwijgende veronderstelling waar in elk van de beschrijvingen van Dr. Pascalis' typologie wordt uitgegaan, en dat is dat er a priori alleen sprake is van mannen. Het is veel moeilijker om zich vrouwen in die rollen te denken. Dat is natuurlijk in de eerste plaats een reflectie van de rolverdeling in onze samenleving, maar het verwijst ook weer op de eerder aangeduide manier naar de werkelijkheid van de beschreven incidenten.

Boeiend ook zijn de teksten en slogans, waarvan sommige automobilisten hun voertuig voorzien. Niet lang geleden zag ik op een Volkswagen bv. de sticker:

DENK AAN M'N BUMPER .. STUMPER!

Waar slaat dat op? Op de, voor zo ver ik weet specifiek Nederlandse, waangedachte dat het een misdaad is om bij het parkeren de bumpers van de ervoor of er achter staande auto's aan te raken? Het is mij ook opgevallen hoe hier de mensen er soms bij blijven staan als iemand in een nauwe plaats wil parkeren, om de zo in ons nationale karakter liggende rol van vermaner en onbezoldigde koddebeier te kunnen spelen.

Weinig dingen ter wereld zijn eigenlijk zo stompzinnig en meelijwekkend als die sticker, maar misschien ben ik wel de enige die vindt dat iemand die zoiets op zijn auto plakt zelf de stumper is, het prototype van de autobezitter zoals de producenten hem graag willen hebben, geladen met precies die dosis agressief en benepen egoïsme die hem in staat stelt om een gedisproportioneerd deel van zijn inkomen te besteden aan een onbruikbare machine die niettemin geen kunstwerk is, en waarvan elk onderdeel jaloers moet worden gevrijwaard van zelfs datgene waartoe het naar zijn functie is bestemd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken