Bloemen-sprookjes(1903)–Ernst Kreidolf– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Een wilde Jacht. Dat is me een spektakel in 't korenveld, De Herder achter de Hond aan snelt. De Hond jaagt de Kat na, de Kat de Muis, Dat de Kevers vluchten van al 't gedruisch. De bloemen beven en schrikken zeer. Dik Klaproosje zucht: Och heer! och heer! Een Meikever, bang dat de Muis hem pakt, Valt plof! op de klaver die aaklig knakt. Het Torretje vlucht bij Vergeet-mij-niet, Die meelijden heeft met zijn groot verdriet. De Korenaar gilt het uit van angst Maar rose Malve is het allerbangst. De Korenbloem troost: geen nood, geen nood! Ze zijn zoo voorbij, en het veld is groot. Naar Klaproos vlucht nu de Bolderik. Twee aren breken van louter schrik. Zoo jaagt het door 't veld in wilde galop. In 't eind eet de Muis de Kevers op. De Kat pakt de Muis; en geloof het vrij: De Hond krijgt slaag, en de jacht is voorbij. [pagina 31] [p. 31] [pagina 32] [p. 32] [pagina 33] [p. 33] [pagina 34] [p. 34] Vorige Volgende