Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mannetje windwijs (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mannetje windwijs
Afbeelding van Mannetje windwijsToon afbeelding van titelpagina van Mannetje windwijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.80 MB)

Scans (90.42 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arie Teeuwisse



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mannetje windwijs

(1953)–Albert Kuyle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Windwijs vertelt waar hij vandaan komt

Windwijs werd gemaakt van héél hard hout. Gelukkig maar, want anders zou hij misschien al uit elkaar zijn gevallen voor dit boek uit is...

Toen Windwijs aan de beurt was om te vertellen over zijn eigen leven, en over wat hij had meegemaakt, zei hij dat hij niet zo heel veel meer van die tijd wist. O, hij was zó oud, en als je oud wordt, dat weet iedereen, begin je langzaam de dingen te vergeten.

Maar één ding wist Windwijs toch nog heel goed, en dat was dat hij van heel erg goed eikenhout was.

Je hebt dennenhout, lindenhout, beukenhout, sparrenhout, kersen- en perenhout. Maar dat is allemaal toch niet zo taai en sterk als echt goed eikenhout. En dan zijn nog alle eikenbomen heus niet hetzelfde, o neen! In de landen waar het koud is, groeit het hout langzamer en dan wordt het veel vaster.

In de buurt van het bramenzaaltje stond ook wel hier en daar een eikenboom, maar Windwijs was van eikenhout gemaakt dat helemaal uit het Oosten van Duitsland kwam.

Dat was zó gegaan.

Toen de schuur gebouwd werd, en dat was ook al vréselijk lang geleden, wou de vader van de boer die nu op de boerderij woont dat er een echte goede Windwijzer op het dak kwam. En hij wou er niet een laten maken door de smid, want ijzer vond hij veel te zwaar.

‘En’ zei Windwijs, ‘ijzer roest ook altijd in de regen of je moet er de hele tijd vet aan smeren.’

In de boerderij stond een oud kastje, dat niemand meer gebruikte, want de deur ging niet goed dicht en aan een kant was de poot eraf, en aan de achterkant hadden de muizen een gat

[pagina 165]
[p. 165]

geknaagd om bij het brood en bij de kaas te komen die in het kastje werden bewaard.

Met zo'n oud kastje kun je niet veel doen. Maar er waren ook nog heel goede stukken aan, en daar wilde de vader van de boer dan maar een Windwijzer uit maken.

‘Het hout was zo hard’, zei Windwijs, ‘dat hij telkens zijn zaag moest scherp maken en zijn mes moest slijpen’.

Maar ja, de krullen vlogen er toch af en Windwijs wist nog wel dat hij een gevoel had alsof hij geboren werd. Kinderen hebben dat niet, want die zijn nog zó klein als ze voor het eerst in de wieg liggen, dat ze helemaal niets kunnen onthouden. Die krijgen een luier aan.

‘En ze zuigen uit een fles’, zei Ratelkop.



illustratie

‘En later zijn ze nog zo dom dat ze een glas nodig hebben om te drinken’, zei Manke Gerrit. ‘Iedere vogel kan het met zijn

[pagina 166]
[p. 166]

snavel, maar de mensen hebben een kopje of een glas nodig, omdat ze niet eens een snavel hebben.’

Nu goed, Windwijs wist in ieder geval nog wel dat hij iedere keer een beetje meer op een Windwijzer begon te lijken, als de vader van de boer wat hout had weggezaagd of weggesneden.

Maar toen zijn hoofd gemaakt werd, met de moeilijke neus en de oren, toen sneed de vader van de boer zich in zijn hand en hij werd zó vreselijk kwaad, dat hij Windwijs weggooide in een hoek van de stal!

 

Alsof Windwijs er iets aan kon doen dat hij van zulk hard hout werd gemaakt!

O, hij had daar zó lang gelegen!

De hele zomer door. Maar toen kwamen de lange avonden weer, omdat de zon vroeg onder ging, en toen zei de moeder van de boer, dat hij wel weer eens kon beginnen.

En de vader van de boer liet zijn messen slijpen en zijn zaag en hij begon weer aan Windwijs, maar nu paste hij wel op, dat hij zich niet in de vingers sneed.

‘Eindelijk was mijn hele lijf klaar. Maar ik had nog geen armen en geen benen. Daar hielp de timmerman van het dorp een beetje bij en zo kwam ik helemaal voor het eerst in de wereld.’ De vader van de boer bracht hem bij de schilder.

Die moest zijn gezicht net de kleur geven van een mensengezicht. Dat vonden Ratelkop en Manke Gerrit heel erg. Ja, en de neus moest rood zijn. En het hoedje groen en de armen geel.

‘Het was vreselijk’, zei Windwijs en iedereen had medelijden met hem. Maar toen hij voor het eerst op de schuur stond, voelde hij 's avonds dat hij bewegen kon. Lopen, springen, praten, alles wat mensen ook een beetje kunnen, al blijven het altijd maar mensen.

 

En toen was er een keer een meisje op de boerderij dat naaide poppenkleren. Ze had in de boomgaard zitten zingen, zoveel plezier had ze.

[pagina 167]
[p. 167]
 
Eerst een jasje, dan een hoed,
 
dan een broek zoals het moet,
 
dan een das met stippen.
 
 
 
Stil maar popje, wees maar zoet,
 
moeder naait het heus wel goed,
 
en ze kan goed knippen.
 
 
 
Nu nog schoentjes voor de voet,
 
glimmend en zo zwart als roet
 
en een stokje om te gaan...
 
O, wat zal dat netjes staan!

De poppen zaten rond haar, in een kring, en een was er zo groot als ik. Die moest die kleren dragen. Maar toen het eten klaar was, riep de boerin het meisje en ze liet de kleren liggen. Toen ben ik vlug van mijn dak gekomen en heb ze weggepakt... ‘Gestolen’, zei Ratelkop.

‘Windwijs kan toch niet 's nachts met niets aan uitgaan?’ zei Manke Gerrit.

‘Ze kon voor die pop best nog een keer nieuwe naaien’, zei Windwijs.

‘En daarbij waren het kleren voor een man en niet voor een baby. In ieder geval, toen ze merkte dat ze weg waren, zong ze precies even blij als toen ze er nog waren. En ik heb ze altijd goed bewaard, al worden ze nu langzamerhand een beetje erg oud.’

Het was waar dat Windwijs altijd erg netjes op zijn kleren was. Je kon aan zijn broek en aan zijn jasje wèl zien dat het flink oud was, maar het was nòg heel en netjes.

Dat was dan de geschiedenis van Windwijs en van zijn kastje met kleren. Je kon zien dat Ratelkop en Manke Gerrit een heel andere geschiedenis hadden verwacht met veel meer avonturen. Er wàs nog wel een avontuur, maar dat vertelde Windwijs niet graag, omdat hij het zo'n schande vond, en veel te bang was dat

[pagina 168]
[p. 168]

zijn vrienden hem zouden uitlachen.

Iedereen weet het verschil tussen een windwijzer en een vogelverschrikker. Een windwijzer is veel deftiger en niemand is bang voor hem. Hij doet zijn werk en wijst de wind aan, hij staat hoog boven de mensen en de vogels komen wel eens een praatje met hem maken.



illustratie

Maar een vogelverschrikker, dat is een akelig ding. Dat lijkt maar een beetje op een mens, maar als je hem van dichtbij bekijkt is het maar een oude bezemsteel met een tak er tegen aan en een kapotte oude hoed er op. Een pak oude kleren dat een landloper ergens in een greppel heeft laten liggen, omdat hij ze te vies vond, trekken ze die vogelverschrikker aan, en dan zetten ze hem in een tuin waar pas gezaaid is, om de vogels bang te maken. Of boven in de hoogste boom van een kersenboomgaard om de

[pagina 169]
[p. 169]

spreeuwen weg te jagen, die ieder wel een half pond kersen op een dag lusten.

Het is verschrikkelijk om te vertellen, maar op een goede dag waren er zóveel kersen in de boomgaard van de boer, en er waren zo weinig mannen om de spreeuwen weg te jagen, dat de boer Windwijs van het dak haalde en hem boven op een hele lange stok bond. O, hij moest er niet meer aan denken...

De boer had hem een oude kapotte jurk van de boerin aangedaan en om zijn hals een paardentoom van een van de kleine kinders gehangen. Daar zaten belletjes aan, en iedere keer als de wind een beetje opstak, bobbelde de rok en tinkelden de belletjes.

Het was om dood te gaan van schaamte, en Windwijs was echt kwaad op de boer en op alle andere mensen van de hele wereld. Hij was blij dat de spreeuwen zo brutaal waren dat ze tòch de kersen opaten. De dikste en de sappigste het eerst.

Toen hij 's avonds levend werd, kon hij bijna niet uit die rok komen en is hij van verdriet en van narigheid maar gaan slapen in een greppel, en toen het langzaam licht werd vond de boer hem daar.

Misschien dacht hij wel dat het tòch geen goede vogelverschrikker was, want hij bracht hem terug naar het dak van de schuur waar Windwijs nijdig bleef staan en de hele dag probeerde om de wind in de war te sturen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken