Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De avonturen van Pinkeltje (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De avonturen van Pinkeltje
Afbeelding van De avonturen van PinkeltjeToon afbeelding van titelpagina van De avonturen van Pinkeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.37 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De avonturen van Pinkeltje

(1939)–Dick Laan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

II Pinkeltje en de molshoop

Toen mijnheer Ooievaar Pinkeltje op de grond had gezet, wandelde Pinkeltje naar het grote bos.

O! o! wat waren het allemaal reusachtig grote bomen. Pinkeltje dacht: ‘Zou ik daar nog een huisje kunnen vinden om in te wonen, het behoeft maar een heel, heel klein holletje te wezen.’

Wacht, daar zag Pinkeltje een hoopje zand boven de grassprietjes uitsteken. Daar wilde Pinkeltje boven op klimmen en dan eens rondkijken. Met zijn handjes en voetjes klauterde Pinkeltje tegen de zandberg op en net was hij helemaal boven toen... ineens de molshoop (want dat was het) inzakte en Pinkeltje mee naar beneden deed vallen, helemaal onder het zand.

Wat schrok die arme Pinkeltje daarvan! Hij lag voorover onder al dat zand, het was er pikdonker.

‘Och, och,’ zuchtte Pinkeltje, ‘daar zal ik wel nooit, nooit meer uitkomen.’

Zo lag Pinkeltje een hele tijd onder het zand, alleen zijn hoofdje en armpjes kon hij nog goed bewegen.

[pagina 16]
[p. 16]
‘Dat is mal,’ dacht Pinkeltje, ‘ik kan nog ademhalen,’ en voorzichtig probeerde hij of hij kon kruipen. Gelukkig, dat ging. Na een poosje stond Pinkeltje in

illustratie

een holle ruimte, maar het was er helemaal donker. Opeens zag hij heel, heel ver weg, een klein, heel klein lichtje en dat lichtje kwam hoe langer hoe dichter bij.
[pagina 17]
[p. 17]

Pinkeltje wist eerst niet wat het zijn zou, maar toen ineens zag hij het... Dat lichtje was een glimworm. Toen de glimworm vlak bij was, bleef hij stil staan en keek naar Pinkeltje.



illustratie

‘Wat doe jij hier, klein mannetje?’ vroeg de glimworm, ‘en wie ben je?’

Nu was Pinkeltje al vreeslijk oud, zo oud, dat hijzelf niet meer wist, hoe oud hij was en daarom kon hij alles verstaan, wat de beesten en dieren vertelden en hij kon ook met hen praten.

[pagina 18]
[p. 18]

‘Ik ben Pinkeltje,’ zei Pinkeltje, ‘en ik ben hier in gevallen.’

‘Ik ben Goudlampje,’ zei de glimworm, ‘en ik ben blij, dat ik je helpen kan, ga maar achter me lopen, dan breng ik je wel naar de familie Graafpootje, de mollen. Die wonen een heel eind verder aan het einde van deze gang.’

‘Alsjeblieft, Goudlampje,’ zei Pinkeltje.

Goudlampje verlichtte met het lampje op zijn kopje de lange gang onder de grond, die mijnheer Graafpoot had gemaakt, en zo liep Pinkeltje achter Goudlampje aan.

‘Weet je Pinkeltje,’ zei Goudlampje, ‘de hele familie Graafpootje kan niet zien.’

‘Wat akelig,’ zei Pinkeltje.

‘Dat is zo erg niet,’ antwoordde Goudlampje, ‘want als je altijd onder de grond woont, in donkere gangen, dan behoef je ook niet te zien; maar ze hebben heel goede oren om mee te horen.’

Dat merkte Pinkeltje al gauw, want toen ze een paar minuten gewandeld hadden, klonk er uit de verte van de gang een zware stem, die riep:

‘Wie komt daar door mijn gang aanwandelen?’

‘Dat is Pinkeltje,’ riep Goudlampje, ‘die is in de gang gevallen.’

Even later zag Pinkeltje een groot hol aan het eind van de gang en daar zaten Vader en Moeder Graafpootje met wel acht kleine kindertjes Graafpootje.

[pagina 19]
[p. 19]

Gauw vertelde Pinkeltje, wat er gebeurd was en vroeg of ze hem niet weer naar boven wilden brengen.

Dat wilde mijnheer Graafpootje wel doen, maar eerst liet hij Pinkeltje zijn hele huis zien.

Achter elkaar wandelden eerst mijnheer Graafpootje, dan Pinkeltje en dan Goudlampje. Goudlampje verlichtte het hol, Pinkeltje zag, dat alle acht de molletjes netjes op een rij zaten te eten en mevrouw Graafpootje zat er bij en luisterde of ze niet kibbelden, want wie stout was, kreeg van mevrouw Graafpootje een tik op zijn snuitje. Toen wandelden ze door een ronde gang, die schuin naar boven liep en kwamen in een ander hol.

‘Hier is de slaapkamer,’ zei mijnheer Graafpootje, ‘rechts slapen al de kindertjes en links wij,’ en weer kwamen ze in een ander holletje.

‘Hier zitten we na het werk,’ zei mijnheer Graafpootje, ‘en dan vertellen we de kinderen verhaaltjes voor ze naar bed gaan.’

‘Dat is aardig,’ zei Pinkeltje, ‘en komt U nooit boven de grond?’

‘Bijna nooit,’ zei mijnheer Graafpootje, ‘want hier, onder de grond vinden we van alles om te eten en wàt lekkere worteltjes van planten. Maar nu zal ik je naar buiten brengen.’

Weer liep Pinkeltje achter mijnheer Graafpootje aan, heel lange gangen door. -

Daar opeens zag Pinkeltje licht in de verte.

[pagina 20]
[p. 20]

‘Ik ruik de uitgang,’ zei mijnheer Graafpootje. Maar opeens bleef hij doodstil staan.

‘Wat is er?’ vroeg Pinkeltje.

‘Ssst!’ zei mijnheer Graafpootje, ‘hoor eens...’

En toen hoorde Pinkeltje. ‘Waf! Waf! Waf!’

Goudlampje deed gauw zijn lantaarntje uit.

‘Waf! Waf! Waf!’

‘Wat is dat?’ vroeg Pinkeltje.

‘Dat is de hond van den boswachter,’ fluisterde

illustratie

mijnheer Graafpootje, ‘die is altijd boos op me, omdat ik van die hopen zand maak.’

‘Waf! waf! waf!’

Daar zag Pinkeltje een lange hondepoot in het hol komen, en toen de snoet van de hond.

‘Gauw, gauw, gauw!’ riep mijnheer Graafpootje. ‘Pinkeltje pak mijn staart maar beet en Goudlampje, kruip maar op mijn rug,’ en weg holde mijnheer Graafpootje, terug de gang weer in.

Pinkeltje holde achter hem aan, zich stevig vast

[pagina 21]
[p. 21]

houdende aan de staart van mijnheer Graafpootje. Het werd helemaal donker, maar gelukkig stak Goudlampje toen zijn lantaarntje weer aan.

Ze holden door een heleboel gangen tot mijnheer Graafpootje zei: ‘Ziezo, nu zijn we voor een andere uitgang en die weet de hond niet.’

Pinkeltje zag een rond gat en daardoor scheen de zon.

Hij nam afscheid van mijnheer Graafpootje en Goudlampje en klom de donkere gang uit.

‘Hè, hè,’ zuchtte Pinkeltje, toen hij buiten stond, ‘ik ben toch maar blij weer boven de grond te zijn in het mooie bos.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken