Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 377]
[p. 377]

24

Hij trad daar binnen.

En indien prinses Eline de la Tour Olmberg die dag ook maar een seconde mocht hebben getwijfeld of dit de ware hertog was, dan zeker niet op dat ogenblik. Ze zag een ernstig mens voor zich, met een koene oogopslag. Zijn schouders waren recht en zijn hoofd droeg hij hoog - en wat voor haar van groot belang was - in zijn hand hield hij het belangrijke stuk, dat haar handtas werd genoemd.

De man zag er zeker niet onverzorgd uit; maar hij had iets meegemaakt, dat was duidelijk.

Hij van zijn kant hoefde niet te twijfelen aan het belang van deze tas, toen hij haar blik erheen zag gaan. Daar sprak spanning uit en zelfs een soort angst en gehechtheid - het trof hem.

De twee dames hadden gemeend, van ver tumult te vernemen, terwijl ze zich samen gedroegen als wachtenden in de zitkamer, en in telegramstijl hun verdere plannen bespraken.

‘Hij is heel sympathiek - we hadden niet moeten gaan!’ had de prinses gezegd.

De hofdame had daar haar schrale schouders zo hevig over opgehaald, dat het een wonder moest heten, ze nog ter plaatse terug te vinden. ‘Nonsens!’ had ze gebitst. ‘Nònsèns!’ maar ze had er snel en praktisch achter gevoegd: ‘We kunnen inderdaad beter weggaan. Dit leidt tot niets. Ik heb niet de indruk, dat enig contact met hem - eh - voordelig zou zijn.’

Waarop de prinses droevig het hoofd had geschud.

[pagina 378]
[p. 378]

‘Laat ons dus, als men terugkomt, zeggen dat wij weggaan,’ bepaalde de hofdame.

Waarom maken mensen altijd plannen, vele eeuwen lang iedere minuut weeraan, alsof er geen immense plannenmaker hoog boven ons beter weet?

Hertog Amadé kwam dus het vertrek binnen: een beetje te ernstig, met verbluffend overwicht en bovendien de tas in zijn hand dragend.

Mevrouw d'Azur opende haar mond, om namens hare hoogheid enig afscheid in te leiden. Maar zo ver kwam ze niet.

‘Ik moet met u praten,’ zei de hertog tegen de prinses. ‘Nu, zeer ernstig, en onder vier ogen.’ Hij wendde zich tot een door de totale onverwachtheid snel slinkende mevrouw d'Azur, en sprak op kantige verzoektoon: ‘Wilt u ons alleen laten.’

Mevrouw d'Azur hield zich verdekt aan de tafel vast en haalde diep adem. ‘Wij wilden afscheid nemen,’ bracht zij naar voren.

‘Begint u daar dan vast in uw eentje aan,’ ried de hertog haar, en maakte een schitterende buiging. Hij zette de tas voor de prinses op tafel. Het bonkte een beetje door de zwaarte, en daarbinnen klonk iets tinkeligs. Alleen wie begreep dat dit goud en platina moest zijn, kon daar nog rillingen van krijgen.

De prinses werd ook opeens heel klein en afhankelijk, alsof ze geen hoge taal van hertogen gewend was. Ze keek schichtig naar de hofdame, die net deed of ze niet wankelde.

‘We moeten weg,’ herhaalde die.

‘Gaat uw gang,’ stemde de hertog toe, ‘ik wens met de prinses alleen te spreken - ik hoop, dat ik zeer duidelijk ben, mevrouw d'Azur!’

Ze knikte verpijnd, maar wilde nog de prinses niet alleen achterlaten met een trouwlustige hertog, dat was merkbaar. Ze verwachtte allerlei vreselijks; haar mimiek verried ontwijfelbare vermoedens. ‘Ik kan niet alleen gaan,’ zei ze. Maar de logica bleek eraf; ze was nauwelijks verstaanbaar. Ze had per ongeluk in zijn ogen gekeken, en daar een dood-

[pagina 379]
[p. 379]

schrik gehaald. God, deze man had een steenharde wil!... Saint Jésus, wat nu?!.. Ze kreeg een gevoel of ze smolt. Maar ze wóú dat arme kind niet alleen laten met deze woesteling. Per slot had ze toch - -

Maar toen greep hij zacht en onontkoombaar haar pols, trok haar naar de deur en duwde haar als een stout kind de gang in. Mevrouw d'Azur had ook het malle huppeltje van een onwillig kind over de drempel - daar stond ze dan. De deur sloot nadrukkelijk.

De hofdame keek recht op een soort versteende barones, die de tweede tree van de trap bezet hield.

Ze blikten mekaar aan en trachtten enig terrein te verkennen, in die situatie.

Mevrouw d'Azur deed een schrede voorwaarts.

De barones keek als een kip op het nest: een beetje kralig en vol kalkerige verwachting.

De hofdame schraapte haar keel.

De barones zweeg.

Uit de kamer klonk gedempt spreken van de hertog, met hier en daar een druppeltje vrouwengeluid.

O, 't was in-griezelig. -

‘..... Kent u mijnheer Van Hogenreyn al lang...?’ informeerde de hofdame omzichtig.

De gastvrouw dacht na. ‘Ja,’ zei ze. Ze peinsde langer. ‘Al ruim elf jaar,’ meldde ze.

Mevrouw d'Azur knikte, alsof dit klopte met haar gevolgtrekkingen.

‘.....Waar hebt u elkaar leren kennen...?’ vroeg ze verder.

Mevrouw de barones wikte. ‘In Den Haag,’ antwoordde ze. ‘Op een - eh - festiviteit.’

Het was een soesfuifje geweest bij de Kipper. Ze was daar met Roje Gerrit, en in een hoek had een jong jochie gezeten, een beeld van een kereltje met blond haar en een gezicht als een engel. ‘Laat die schuiven,’ had de Kipper gezegd, ‘dat is de Fijne!... Meid, als je op twee meter afstand van hem hebt gezeten, ben je alles kwijt, behalve je ribben en je rugge-

[pagina 380]
[p. 380]

graat.’ Ze had geen oog van hem af kunnen houden - hij zag d'ruit als vijftien. Een lief joch - zulke aardige ogen! Jesses, het had haar gewoonweg gespeten! En na een kwartiertje had Gerrit gezegd: ‘Nou hou jij je lantaarns weg van dat pikkie, anders sla ik je 'n beetje murf.’ Het was toen eigenlijk al niet meer leuk tussen hen geweest - Roje Gerrit miste een bepaald vernisje.... - En ze was helemaal niet verliefd op dat jonkie geweest - een kind bijna!... Nou ja, zij was zelf ook nog maar twintig; maar een meid van twintig is toch heel iets anders dan zo'n jong van zestien ofwatdiedanwas...?

‘Ik was daar met mijn verloofde,’ vertelde ze aan mevrouw d'Azur, ‘en we werden voorgesteld aan hem - de hertog.... Een heel jonge jongen en mooi, lieve mevrouw, mooi als een engel!... Het was geloof ik zijn eerste soiree....’

Het beeld kreeg onder deze nieuwe woorden wat meer fleur - ze had het dan toch maar meegemaakt.

De hofdame knikte. ‘Nou, een engel is hij niet meer,’ zei ze beducht. ‘Hij heeft me daarnet gewoon de zitkamer uit gegóóid, mevrouw!...’

‘Wàt?!’ kefte de barones, gestoord in haar adellijke terugblik.

‘Ja,’ bevestigde mevrouw d'Azur, ‘hij greep me bij m'n pols, en - - hebt u niet gezien, hóé ik naar buiten struikelde...?’

De barones had inderdaad een vreemd dansstapje menen waar te nemen, maar dit toegeschreven aan enige hupse levenslust van de dame.

‘Hij spreekt nu met de prinses,’ lichtte mevrouw d'Azur haar gastvrouw in, ‘maar ik houd mijn hart vast - ik vond zijn manier van optreden afschuwelijk!...’

De barones onderdrukte even haar adem.

Het spreken daarbinnen ebde af en aan.

Terwijl ze samen op afstand de deur beoorden en er hun belangstelling op scherpten, klepte de toegang tot de keuken, en de baron kwam de hal in. Hij keek verstrooid en liep mank. Hij had de dames niet dadelijk in 't vizier, en toen mevrouw d'Azur hem aansprak, greep hij naar zijn heup

[pagina 381]
[p. 381]

alsof hij daar pijn had, of een geladen revolver om plotselinge spreeksters af te schieten.

‘Hebt u zich pijn gedaan?...’ informeerde mevrouw d'Azur.

‘Ach, pijn,’ schokschouderde de baron, en blindeerde zijn leed door stil te staan.

Het leek de barones goed, zich bij belangstelling en leedwezen van de gast aan te sluiten. ‘Ja, lieve Marcel,’ zei ze, ‘je loopt mank!...’

Ze stak hem schattig haar hand toe, al was het dan van verre.

De baron wist niet wat hij met dat lichaamsdeel moest, en bleef waar hij was. Hij knikte tegen de hand en hoopte die daarmee te kalmeren.

‘Dat tuig hier in de buurt!...’ mompelde hij verbitterd.

‘Túíg?!..’ herhaalde Thera; ze kon dit woord niet thuisbrengen.

De baron veegde over zijn voorhoofd, dat vochtig was van de warmte.

‘Ach ja,’ gaf hij korzelig toe. ‘Eh - iemand - eh - had zich meester gemaakt van dat eh - die tas..., van de prinses....’

‘Wàt?!!’ kirde Thera. ‘Nee, je jokt toch zeker!..’

Maar de hofdame knikte en zei zacht: ‘Ik dàcht het al!...’

‘Waarom zit je daar op die trap?’ wilde de baron weten. ‘Laat ons toch liever in de zitkamer -’

Doch daar werd hij in de rede gevallen door zijn eega. ‘Nee, lieve, Amadé praat daar even met prinses Eline.’ Ze stond op. ‘Het is ook te gèk, dat we hier zitten!...’ Ze ging de gast en haar man voor naar een ander vertrek, naast de keuken. Daar was het koel en een beetje schaduwig. Een grote tafel stond in het midden, omringd van hoge stoelen.

‘Wat een alleraardigste kamer,’ prees mevrouw d'Azur, met haar ogen naar de zitkamer.

‘De eetkamer,’ stelde de barones voor. Meteen had ze haar tong willen afbijten, want ze zag de bevreemde blik van de gast. Waarom hadden ze niet in deze heerlijk koele kamer geluncht?...

[pagina 382]
[p. 382]

Tja. Het ging niet aan, uit te leggen dat niemand had verwacht, te zullen lunchen - Dora had de kamer gewoon dicht gelaten als ondoelmatig.

‘Wij gebruiken die meestal voor formele ontvangsten,’ zei ze een beetje mat. ‘En we wilden - uw bezoek - met het oog op - - de hertog, zal ik maar zeggen - - zo veel mogelijk genoegelijk, informeel houden...’

‘Goed gezien,’ prees de baron; die klaarblijkelijk zèlf als gastheer geen stem in die beslissing had gehad. Hij siste een deuntje en wiste z'n voorhoofd af. ‘Wat is het onmènselijk heet!...’

De deur was blijven openstaan, in tegenstelling tot die van de zitkamer, die nu alleen nog stilte doorgaf, met op onverwachte tijds-indelingen een mompel.

‘Het spijt me, dat u zo veel met ons hebt te stellen,’ murmelde mevrouw d'Azur. Haar oren waren trechters naar de zitkamer, haar ogen brandden de lak haast van de deur. ‘U hebt voor die tas gevochten, als ik mij niet vergis.’

De baron haalde zijn schouders hoog op en staarde op het vloerkleed. ‘We hebben gelukkig kans gezien, de man te pakken en hem het stuk te ontwringen.’

Thera knikte dommig. ‘Was hij sterk?...’ wilde ze weten. Het was meer als bladvulling bedoeld. Ze verveelde zich dood naast de staarogende hofdame, en ze wist niet wat ze moest verwachten van wat daar in die kamer gebeurde - ze had zelf beslist erger beleefd - het maakte haar gaperig.

‘Het was zeker uw chauffeur,’ zei mevrouw d'Azur.

Dit was een stomp onder de gordel voor Dora. Ze ging er rechtop van zitten. ‘Onze Jules?...’ preciseerde ze. ‘Een fijn mens; wij kennen hem al zó lang, mevrouw!...

De hofdame schurkte met haar magere schouders in haar japon dat je de botten hoorde ritselen, en sprak: ‘Ik vind hem een vreselijk onbetrouwbaar gezicht hebben. Net een politiefoto.’

Ze kon ook niet weten, dat de gastvrouwe Jules kort tevoren had getroost en geknuffeld.

De barones kreeg een kleur. ‘Het is jammer, dat een van onze gasten een dergelijke kritiek heeft op ons personeel,’

[pagina 383]
[p. 383]

stelde ze statig vast.

Doch mevrouw d'Azur rekte haar hals en hoofd in de richting van de open deur - van de hal, van de tegenover liggende gesloten zitkamer, waar zij verschrikkelijke drama's vermoedde. En ze zei snij scherp, dwars over hitte, verontwaardiging en verveling heen: ‘Wat hoor ik núúú...?!’

En gelijk had zij.

Ze hoorden het alle drie met afschuwelijk gemengde gevoelens: de prinses schreide. Er was geen twijfel aan: er klonk een hoog, half sprekend snikken, dat verstikte in klankloosheid - een prinses was ook maar een mens, dat bleek.

Mevrouw d'Azur en de barones keken mekander ontzet aan en voor een kort ogenblik waren hun gedachten woest parallel. Het was vreselijk - prinses Eline de la Tour Olmberg schreide.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken