Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 384]
[p. 384]

25

Want toen hertog Amadeüs de deur achter de verbannen mevrouw d'Azur had gesloten, liep hij doodernstig met grote passen terug naar de lage tafel tussen de luilakzetels, en bleef daar staan.

Hij keek van zijn hoogte neer op prinses Eline, die ook nog stond, maar het gevoel had of ze met haar hoofd net boven het parket uit kwam.

‘Nu gaan we samen even praten,’ herhaalde de hertog.

De prinses knikte en sloeg haar ogen bedremmeld neer, wat ze niet bedoelde, maar evenmin kon tegengaan. Daar stond dat foedraal op tafel - hij bracht het bij haar terug - en dat betekende - -

‘Gaat u zitten,’ noodde hij.

Ze zat al. Ze was haar hele staatsie kwijt - er bleef alleen een allerliefst meisje over, een beetje schuw wellicht - maar dat gaf de Fijne juist zo'n heerlijk zedelijk stutje in de rug!

Hij ging tegenover haar zitten en blikte naar haar. Hij had haar graag aangekeken, maar ze hield haar ogen naar de grond, alsof ze hem niet wènste aan te zien.

‘Hoogheid,’ begon hij - en bij dat woord sloeg ze snel haar ogen op en keek hem een tel zeer onderzoekend in de prinsesjes van zijn ogen.

Hij bleef steken en probeerde, zich zijn tekst te herinneren.

‘Ik moet u mijn allerdiepst gemeende excuses aanbieden voor wat ik u nu ga zeggen,’ begon hij opnieuw. Zijn stem was laag, en een beetje hees.

Ze knikte.

[pagina 385]
[p. 385]

Hij dacht dat ze beefde. Het kon hem niets meer verdommen - ze zou toch nooit begrijpen, wat een jongen uit de penoze voelde. Ze stonden te ver van mekander af. Hij zette wreed en fel het mes in zijn teergevoeligste verliefdheid - want eigenlijk was deze Fijne een harde kerel, onder al zijn gepolijste manieren.

‘Ik ben niet de man, waarvoor ik me heb uitgegeven,’ zei hij gedempt.

Precies zo had hij de eerste keer tegenover het gerecht gestaan, toen de bewijzen niet in zijn richting duidden, en een andere, zwakkere jongen bijna ervoor was opgedraaid. Toen was hij opgestaan, en had alle schuld op zich genomen. Met diezelfde rare, zachte stem, alsof hij bang was dat God het zou horen.

‘Ik ben een gewone jongen -’ hij schudde het hoofd, want deze kwalificatie was te hoog, ‘nee, ik ben - nou ja, ik ben in elk geval niet die hertog Amadeüs van Everstein Hogenreyn.... Ik - heb echt niet geweten, dat u.... u was....’ Hij hoopte dat ze hem begreep.

Ze hield haar ogen nu op hem gevestigd, er was meer durf in gekomen. Kunst, als ze eenmaal wist, hem in alles te kunnen overtreffen.

‘Mijn naam doet er misschien niet toe,’ stamelde hij. En kuchte om zich een houding te geven. ‘We hebben dit op touw gezet, om u - die juwelen afhandig te maken... Maar toen ik u had gezien - toen ik wist, wie u was - wàt u was..., toen kòn ik het niet.... Toen begreep ik, dat je echt opeens voor dingen in je leven kunt komen te staan, die je beslist níét doet....’ Hij poetste over zijn gezicht met gesloten ogen en haalde diep adem. ‘Ik heb dat nog nooit meegemaakt..., en zo'n eerste keer is 't een rare mep... Vandaag heb ik leren begrijpen, wat Dora - dat is de barones - nou ja, ze ìs de barones niet....’ (Hij zag haar ogen steeds groter worden, en kon niet doorgronden of dit ontzetting was, of angst of verbazing.) ‘Maar een poosje geleden is ze opeens vreselijk eerlijk geworden....’ Het klonk bijna klaaglijk. ‘En we hebben haar toch nog omver gepraat - - nou ja. Ik kan niet meer meespelen, en eh - hier is dus uw

[pagina 386]
[p. 386]

koffertje.... - Ja, dat is natuurlijk geen damestasje - een mol begrijpt, dat daar de glimmers in zitten....’

Hij slikte en zweeg. Het zweet stond in zijn handen. Hij had zijn offer gebracht en een prachtige droom verspeeld. Klaar. Nou kon 'ie weggaan, verdomde mislukkeling die hij was!...

De prinses was steeds meer rechtop gaan zitten. Haar ogen lieten hem niet meer los. Er stond een wonderlijk soort toegenegenheid in te lezen die hem kwelde, omdat er geen bodem voor was.

‘Ik dacht, dat u in het foedraal hadt gekeken, mijnheer,’ zei ze onzeker. ‘Maar dat hebt u dus niet gedaan.’

‘Nee,’ gaf hij toe, ‘dat leek me - -’

Ze knikte peinzend. Ze sloeg haar ogen neer en knipperde ermee, alsof ze tranen voelde opkomen. De Fijne kneep zijn handen in mekaar, want haar tranen zou hij absoluut niet kunnen verdragen.

‘Ja,’ zei ze, ‘soms, als wij iemand ontmoeten die ons..., treft..., komen wij tot gedachten die ons op een ander plan brengen, niet?...’

Hij knikte stom.

‘Zo is het mij ook gegaan...,’ vertelde ze zacht. ‘Ik heb hertog Amadeüs nooit persoonlijk ontmoet, - alleen even van ver gezien, onlangs.... en verder kende ik hem van portretten.... En toen ik u vanmorgen in de tuin aantrof..., toen dacht ik - nou ja, toen - toen -’ Ze schudde haar krullen weg van haar voorhoofd, alsof dat haar kon helpen, helderder te denken. ‘Toen wist ik opeens, dat je bepaalde dingen niet mag doen....’

Ze glimlachte melancholiek. Ze keek hem zo recht aan, dat de Fijne er doorschijnend van meende te worden.

‘Wat wilt u nu gaan doen?’ vroeg ze.

Daar had hij nog niet over nagedacht. Voorlopig vond hij weggaan al zo'n zware taak, dat hij er niets naast kon bedenken. ‘Ik ga,’ zei hij dus, erg hees.

‘Maar wòrdt u dan eerlijk, vandaag of morgen of overmorgen?’ drong ze aan. Ze glimlachte opeens weer zo fluweelzacht, en verbeterde: ‘Blíjft u nu eerlijk...? - Want

[pagina 387]
[p. 387]

deze daad is volstrekt eerlijk....’ Ze aaide even het foedraal, alsof het een poes was.

De Fijne keek uit het raam, naar de schaterschelle kleuren onder de hete zon. De hitte stond als een boor op zijn gedachten. Het kon ook wel het verdriet zijn, dat zich binnen deze ene dag aan hem voltrok.

‘J-ja, dat wil ik es proberen...,’ gaf hij toe. ‘Ik moet, als ik nu eerlijk wil zijn, niet zeggen ‘nou ben ik eerlijk’, want Dora is ook omgewaaid.... en wie een ander daartoe brengt....’ Hij sioot de ogen een tel voor de kleurfanfare en het zonlicht. ‘Ik zou uw portret willen hebben,’ zei hij beschroomd. Hij knikte daarbij, verward over zo'n voorstel. Hij had het gevoel, gek te zijn. Hij, de Fijne, een van de brutaalsten in zijn kring. ‘Ik zal me deze dag waarschijnlijk altijd herinneren, hoogheid....’ zei hij nog.

Ze had eensklaps vochtige ogen. ‘Ik zou graag willen, dat u dit van me aannam,’ zei ze; en schoof het foedraal in zijn richting.

Nee, zíj was gek - dat bleek wel. De hitte. De spanning. De schok.

‘Kom, ga nou,’ zei hij. ‘Dat is toch krankzinnig, hoogheid!... Ik zou een schoft zijn, als ik dit -’

Maar ze drong het over de gewreven tafel naar hem toe. ‘Nee, heus,’ zei ze een beetje trillend, ‘ik wil graag dat u dit van me aanneemt. Als - tja, als - wijze les, misschien.... Wacht -’ ze begon nerveus in haar japonzakje te zoeken en toverde een blank sleuteltje tevoorschijn. ‘Alstublieft.’ Ze gaf het hem.

De Fijne bekeek het. Dit moest werkelijk een zeer belangrijk etui zijn, dat het met zo'n sleutel was gesloten: edelstaal, minutieus gevijld in een grillige tanding, om te corresponderen op even grillige klaviertjes.

‘Het foedraal is van staal,’ legde ze uit. ‘Het is heus niet gemakkelijk open te krijgen.’ Ze leunde terug.

‘Ik wil het niet hebben!’ snauwde hij haast, ontzaglijk zenuwachtig.

‘Maar ìk wìl, dat u het openmaakt, en het daarna behoudt, met de inhoud,’ antwoordde ze.

[pagina 388]
[p. 388]

Toen zag hij, dat er tranen over haar wangen liepen. Hij smakte het sleuteltje op tafel; het zeilde dwaas naar haar toe.

‘Ik wìl het niet, verdomd!’ baste hij. Hij kwam sidderend van spanning overeind. Hij grabbelde naar zijn dievenzakdoek om haar adellijke tranen te drogen. Eén keer maar. Alleen nu - hij zou die zakdoek nooit in de was kunnen doen - later zou het ding in een doosje worden gevonden, als hij dood was - -

Maar ze richtte zich op, en half lachend onder haar tranen stak ze de sleutel in het slotje, dat stil opendraaide. Ze hief het lipje - de zijkanten weken uit elkaar - - - - het etui viel in twee delen vanéén.

En de Fijne dacht, door alle gronden te dreunen; want zijn ogen werden niet verblind door een waterval van fonkeling en glans - hij aanschouwde geen vermogen aan edelstenen en sieraden. -

Wat hij wel zag, was de meest perfecte collectie ijzertjes om èlke kraak te zetten.

Totaal sprakeloos trachtte hij, zijn ogen eraan te onthechten - hij had nog nooit zo-iets gezien. Een meester-instrumentenmaker - die ook de sleutel had gemaakt en het slotje - moest hieraan ontiegelijk veel tijd hebben gegeven. Het was een zalige lust voor zijn misdadige ogen - het was - God-in-de-Hemel - dit was - - het moest een vreugde zijn, hiermee in sloten te peuteren, en de zaakjes te lichten...

- Maar hoe kòn dit - God, hoe kon dit nou - dit was het onmógelijke toppunt....

Hij dwong zichzelf, van de instrumentjes weg te kijken naar prinses Eline de la Tour Olmberg.

‘Ik lijk op haar,’ legde ze uit. Er trok een zenuwtrilling langs haar wangen. ‘Ik heb nauwkeurig de portretten van prinses Eline bekeken. Het gìng, vonden we.... Ik moest er mijn kapsel voor veranderen, en mijn wenkbrauwen.... Maar niet veel meer... En toen zei tante Hesje - dat is de vrouw van mijn oom in Gent - ik bedoel, dat is mevrouw d'Azur, als u mij begrijpt - dat we het maar moesten proberen...’ Ze trachtte te lachen, maar dat lukte niet. ‘Ik - ik dacht...,’ voegde ze er zacht achter, ‘dat u dit etui had

[pagina 389]
[p. 389]

geopend, en dat u nu wist, wat ik ben....’

Het duizelde de Fijne. Hij wist niet meer wat hij wel had gehoord en wat niet. Kon het dan bestaan, dat prinses Eline - -‘hoe heet u - je...?’ informeerde hij voorzichtig.

Ze droogde haar tranen een beetje, alsof ze anders niet kon antwoorden. ‘Letty Debray,’ zei ze.

‘En vindt u - vind je het èrg..., als ik weet wat u - je bent?...’ vroeg hij verder.

Ze dacht even na. Ze wilde het hoofd schudden; maar ze knikte - wat hem een beetje kwezelig leek. ‘Ik vond je zo eerlijk,’ treurde ze.

Dat greep hem aan.

Was eerlijkheid dan toch een compliment?

Hij had haar ook zo bewonderd om haar oprechtheid.... en hij had onder de jongens en meiden de naam, betrouwbaar te zijn....

De Fijne sloot de ogen, en trachtte het probleem in volle lengte en breedte te doorvoelen. Hij verloor een droomprinses; maar hij vond er een beter bereikbaar wezen voor terug. Eigenlijk gloeide er onder de teleurstelling een hartverrukkend blijdschapje. Er schitterde ergens een lichtje in, dat hem elk overzicht onmogelijk maakte; hij vroeg: ‘Ben je getrouwd?’

Ze schudde het hoofd.

Hij boog zich gespannen voorover en trachtte haar gelaat duidelijker te zien. ‘Heb je een kerel?’

Ze schudde nogmaals het hoofd.

Zijn keel kneep een ogenblik dicht. ‘Het zou misschien verdomd fijn zijn, samen te proberen..., eerlijk - nou ja - iets goeds d'rvan te maken....’ zei hij een beetje benepen. Wat had je nou verdomme aan eerlijk?... Er leken niettemin verleidelijke aspecten in te liggen - ‘Misschien is het tòch goed, eerlijk te zijn - het te proberen!... Dora heeft het ook gedaan. Ja, ik ben heus geen lijzelikker! -’

‘Nee,’ stemde ze toe.

Hij richtte bewust zijn ogen naar haar en probeerde, zijn rekening op te maken. Maar de cijfers lagen dwars door mekander. Hij greep haar handje, en trok zich daar half aan

[pagina 390]
[p. 390]

op. Hij sloeg zijn arm om haar heen - krankzinnig was het leven! Nog geen kwartier geleden had hij met wanhoop in het hart afscheid willen nemen - en nu zag hij haar wang van zó nabij!... Hij tuitte zijn lippen en tastte ermee langs haar oor. ‘Zullen we het samen proberen..., Letty...?’ vroeg hij.

Ze knikte woordeloos. En zei toen onvast: ‘Ik ben zo bang geweest.... Toen ik je vanmorgen voor het eerst zag.... en straks, toen je hier binnen kwam met die tas, en zo ernstig keek....’ Ze begon nu echt te schreien - maar hij vond het eigenlijk heerlijk, terwijl hij haar spreken beluisterde: ‘Ik dacht dat je woest was, en dat alles - àlles - kapot was....’

Hij suste haar, en dacht: ‘nou niet meteen ophouden met huilen!...’ maar hij streelde haar wel. En ze zei nog enkele dingen, misschien wel heel onbelangrijk - maar het was de muziek van het ogenblik, en hij had er geen snik van willen missen.

Dat was het moment, waarop mevrouw d'Azur in de hal zei: ‘Wat hoor ik núúú?!..’

Wij weten het thans.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken