‘Ja, maar als de hazen eieren leggen,’ bracht de vrouw van de leider bezorgd naar voren, ‘wat moeten wij dan...? Of -’ ze krabde nerveus met haar rechterpoot langs haar snavel, ‘is Pasen wellicht niet voor ganzen?’
Sommigen vonden het jammer, zij wilden niets missen, laat staan iets zo indrukwekkends als Pasen! - Maar anderen voelden zich bevrijd van een last. ‘Laat die Pasen toch!’ zeiden ze, ‘je komt op Pasen misschien wel in een valstrik terecht! Afblijven!’
‘AI zou je in een valstrik geraken,’ hernam Wiesoeweisa, ‘dan zou dat op Pasen niet hinderen, want het is de wederopstanding.’
Dat woord overtuigde hen diep in hun hart, omdat ze het niet geheel begrepen. Het moest iets heel groots zijn. ‘Dan zouden we dus gerust verderop in die beek met dat net erover kunnen gaan schransen,’ zei de gans van één zomer blij, ‘op Pasen zal dat wellicht de bedoeling zijn!’
‘Gansje,’ glimlachte Wiesoeweisa. Het was heerlijk, dat zo te kunnen zeggen, als je jezelf een uil achtte. Ze liet haar stem dalen en vertelde met een mystieke klank: ‘Hij werd op vrijdag aan het kruis geslagen, en ziet, de derde dag ontsteeg hij aan het graf. En toen de vrouwen kwamen, vonden zij het graf ledig.’
De ganzen staarden haar aan en dachten na.
‘Wie was hij?’ informeerde een oude ganzen-dame.
‘Dat weet ik niet,’ bekende de wijze vogel op de tak, een beetje gepikeerd.
‘En wat was dat, met dat kruis?’ vroeg de leider, ‘het klinkt afschuwelijk!...’
‘Dat was het ook,’ zei Wiesoeweisa, ‘want hij ging er immers dood aan!’
‘Dan zullen mensen hem wel aan het kruis hebben geslagen,’ begreep een oudere ganzen-heer. ‘Mensen moesten niet bestaan - we moesten al hun eieren in het water gooien, zodat er nooit meer jonge mensen kwamen!’
‘Maar misschien was hij, die aan het kruis werd geslagen, ook een mens,’ bedacht de oude ganzen-dame.
‘Dat kan best, mensen doen mekaar alleen maar verdriet,’