Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maneschijn over uw hart (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maneschijn over uw hart
Afbeelding van Maneschijn over uw hartToon afbeelding van titelpagina van Maneschijn over uw hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (12.22 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maneschijn over uw hart

(1986)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

De gelukkigen

Er waren eens een oude man en een oude vrouw, die al lang getrouwd waren en veel van elkaar hielden. Op een nacht werd de vrouw wakker omdat ze haar man hoorde zingen.

Ze deed haar ogen open en - ja, ze hoefde niet eens extra te luisteren: hij lag te neuriën. Een heel oud wijsje, dat ze kende.

‘Man,’ zei ze, en ze stootte hem aan, ‘word wakker, je ligt te zingen!’ Want iedereen kan begrijpen, dat zoiets geen pas geeft in de nacht.

‘Ik ben wakker,’ antwoordde de man. En dat gaf helemáál geen pas.

De vrouw zei dat tegen hem.

‘Maar ik voel me zo blij,’ weerlegde de man. ‘En ik zal zingen wanneer ìk dat wil, in mijn eigen bed, in mijn eigen huis, in mijn eigen nacht.’

Zo was hij, en dat had de vrouw wel kunnen weten.

Maar ze vond het héél gek, en omdat ze niet gewend was, iets voor zich te houden, vertelde ze hem dàt ook.

‘Ik ga opstaan,’ zei de man toen.

‘Het is pas drie uur,’ zei de vrouw. Alsof dat werkelijk een reden was om te blijven liggen.

‘Ik wil de gordijnen open hebben,’ ging de man voort.

‘Maar het is nacht,’ vertelde de vrouw hem.

En toen stond de man op, en hij deed de gordijnen open.

Zijn vrouw wist niet, wat ze van hem moest denken; maar dat had ze al zo dikwijls niet geweten, en hij was toch altijd een goeie man geweest.

Toen zagen ze allebei aan de donkere hemel een ster verschieten. ‘April is toch geen maand voor verschietende sterren!’ zei de man verbaasd.

Maar de vrouw antwoordde: ‘Als jij het gewoon vindt, om drie uur in de nacht op te staan en in donker de gordijnen

[pagina 36]
[p. 36]

open te trekken, mag Onze Lieve Heer dan niet in april een ster laten verschieten?’

En daar zat veel waars in.

Doch de ster nam op haar vlucht een andere ster mee, en nog een, en nòg een, o, het werd een hele slinger, een dans van sterren door de nachthemel. En de vrouw dacht dat dat allemaal mocht, omdat haar man midden in de nacht had liggen zingen. En de sterren-slinger bleef eindelijk voor hun venster stilstaan in de vorm van een 5 en een 0.

‘Vijftig,’ zeiden de man en vrouw allebei tegelijk, alsof ze de krant lazen; en ze blikten het wonder verbijsterd aan.

Het duurde maar een ogenblik. Toen verbleekten de sterren, en de nacht werd weer als alle andere nachten.

De man zong toen al lang niet meer.

Hij liet de gordijnen open, want ja, een mens verwacht altijd nog meer. Maar hij ging weer naar bed.

‘Ik heb maar éénmaal een ster zien verschieten in april,’ zei hij. ‘Weet je dat nog?’

En zijn vrouw herinnerde zich dat best: het was de avond van hun trouwdag geweest.

Wat was dat lang geleden! En óók in april! Wat treffend! Ze gingen samen aan het uitrekenen, hoelang het geleden was. En zo kwamen ze tot de wonderlijke slotsom, dat het die nacht vijftig jaren geleden was.

Ze lagen daar zwijgend naast elkaar en hielden elkanders hand vast, want ze begrepen opeens, dat de Hemel zelf hen had gegroet, daarnet. En dat is toch wel wat veel, voor gewone mensen.

Ze konden niet meer slapen, die nacht. Er waren eensklaps zoveel herinneringen om hen heen, en telkens wist de één nog iets, wat de ander meende, vergeten te hebben.

Of - hadden ze toch geslapen?...

Want toen ze 's morgens de lichte kamer rond keken, stond voor hun bed de engel Gabriël.

De vrouw herkende hem, omdat ze zo Bijbelvast was, en de man, omdat hij kon lezen: de engel had een prachtig wit gewaad aan en een gouden ketting om de hals, met van voren een plaatje: daar stond met diamanten letters GABRIËL op.

[pagina 37]
[p. 37]

Ze zeiden hem allebei goedendag, en de man had opeens spijt, dat hij de vorige avond voor het slapen gaan zijn handen niet had gewassen. Dat was toch eigenlijk wel wat gek geweest!

‘Ik kom jullie halen,’ zei de engel Gabriël. ‘Om op visite te gaan bij mijn Meester.’

De man schrok, want zó oud voelde hij zich nog niet.

Maar de vrouw liet zich niet uit het veld slaan. ‘Gauw dan maar,’ zei ze, ‘want er wacht ons nog heel wat bezoek vandaag.’

Zo kwam het, dat de buurvrouw van beneden hen al om half acht de trap zag afkomen.

‘Waar gaan jullie heen?’ vroeg ze verbaasd.

‘We gaan uit met de engel Gabriël,’ zei de man.

De buurvrouw voelde zich beledigd, omdat ze meende, bespot te worden. Ze ging het dadelijk aan haar man vertellen.

Intussen zag de buurvrouw van twee-hoog-daarnaast het echtpaar over straat wandelen.

‘Ze lopen niet eens gearmd!’ zei ze. Natuurlijk zag ze de engel Gabriël niet, die tussen hen in liep. Er zijn maar heel weinig buurvrouwen, die zulk gezelschap wèl zien.

En na een korte wandeling door wonderlijk lichte straten, die het echtpaar nog nooit had gezien, kwamen ze bij een schitterend gouden tuinhek. De engel Gabriël deed het open en liet hen vóórgaan. Helemaal achter in de allerheerlijkste tuin die men zich kan denken, zat hun gastheer op een stoel van bloemen en ijskristallen en sterren en hemelblauw, en hij knikte hen toe.

‘En,’ vroeg hij, ‘wat willen jullie nu eens hebben?’

Ja, wat wilden ze hebben?

‘Nog vijftig jaar erbij,’ zei de man.

‘Waarom?’ vroeg Onze Lieve Heer.

‘Omdat we graag samen willen zijn,’ antwoordde de man.

‘Maar begrijp je dan niet,’ legde Onze Lieve Heer uit, ‘dat mensen, die al vijftig jaren samen zijn, elkaar niet meer kunnen verliezen?’

En eensklaps scheen er een helder licht in de gedachten van het echtpaar. Ze zagen waarlijk, dat de dood geen mes is, dat een band van vijftig jaren samenzijn kan doorsnijden.

‘Geef ons dan vijfentwintig jaren,’ vroeg de vrouw.

[pagina 38]
[p. 38]

‘Waarom?’ zei Onze Lieve Heer.

‘Omdat het op aarde zo gezellig is, met onze kinderen en kleinkinderen,’ legde de vrouw uit.

‘Maar geloof je dan niet, dat het hier óók gezellig zal zijn, als jullie later met elkaar in deze tuin leven?’ vroeg Onze Lieve Heer weer.

Ja, dat was óók waar. Ze hoefden alleen maar een beetje te wachten.

‘Het zou prettig zijn, als we wat meer geld hadden,’ zei de man.

‘Waarom?’ vroeg Onze Lieve Heer.

‘Omdat we dan nooit meer zorgen hoefden te hebben,’ legde de man uit.

‘Maar hoe kunnen jullie zorgen hebben, als je weet, dat ik hiervandaan altijd op jullie let?’ zei Onze Lieve Heer.

Toen schaamden ze zich, die man en die vrouw. Ze wisten vijf minuten lang niets te spreken, en de man had van pure verlegenheid bijna gezegd, dat er een dominee voorbij ging.

Maar vrouwen zijn nu eenmaal uitgeslapener dan mannen.

‘We konden wel een nieuwe bekleding voor onze huiskamerstoelen gebruiken,’ zei de vrouw. En daar kon Onze Lieve Heer op zijn beurt niets tegen bedenken.

Toen waren ze opeens weer thuis.

En op de huiskamerstoelen zat precies die bekleding, welke ze hadden willen hebben.

Iedereen vond het een prachtige kwaliteit en de burgemeester, die ter ere van het feest met een toespraak en een hoge hoed was gekomen, vroeg: ‘Waar hebt u dat vandaan?’ terwijl hij dacht: daar ga ik naartoe, want dat is net wat mijn vrouw wil hebben!

‘Van Onze Lieve Heer!’ zei de oude man.

Dat vond de burgemeester wel wat brutaal. Doch toen de gouden bruid knikte en zei: ‘Ja, van Onze Lieve Heer’, dacht hij: ‘Nou kun je toch merken, dat ze oud worden! Vijftig jaar gehuwd!...’ En hij begon maar gauw aan zijn toespraak.

Nu denk je natuurlijk, dat dit een sprookje is. Maar ik zeg je met de hand op het hart: het is de waarheid.

Ga maar eens vragen aan een echtpaar, dat vijftig jaar getrouwd is. Als zij werkelijk vijftig jaren lang gehuwd zijn ge-

[pagina 39]
[p. 39]

weest,en niet slechts uit kwaadaardigheid bij elkaar gebleven, dan zullen zij je vertellen, dat ze ook hun getal aan de hemel hebben gelezen. En als ze ontkennen, vraag dan niet verder; dan zijn ze wellicht een beetje verlegen. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken