Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maneschijn over uw hart (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maneschijn over uw hart
Afbeelding van Maneschijn over uw hartToon afbeelding van titelpagina van Maneschijn over uw hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (12.22 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maneschijn over uw hart

(1986)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Min en plus

In zekere fabriek werden elektrische lampjes vervaardigd, volgens het nieuwste procédé. Geheel afgeschoten van het dagelijkse leven zat daar, in een klein kamertje, een professor uitvindingen te doen; en van hem moet ik je iets vertellen.

Op een kristal-heldere dag nam hij natron, Brusselse aarde, diamantpoeder en zwavelzuur, mengde dat dooreen, deed er twintig druppels chloroform bij en een mespuntje Limburgse kaas, en gooide alles tezamen in de oven.

Toen hij die eenmaal had gesloten, beving hem de vrees, die elk nederig man vergezelt. Hij sprong zijn vertrek uit, en ging in de garage van de fabriek zitten bidden.

‘Heer,’ bad hij, ‘de fabriek kan opvliegen, maar spaar de mensen asjeblieft! Laat het ongeluk niet over mijn hoofd komen!’

Op dat ogenblik probeerde iemand vlak bij zijn hoofd een claxon, en de professor meende, dat het was begonnen.

De volgende ochtend stond de fabriek nog. 's Middags was de oven afgekoeld, en er was aldoor niets gebeurd.

De professor liep op de tenen zijn kamertje binnen, en bezag de ovendeur met welgevallig nadenken.

Na een klein uur vermande hij zich nog meer en opende de oven.

Er lag een bolletje in.

Het leek glas.

De professor nam het voorzichtig in zijn hand en woog het.

Lelijk, lichtbruin glas, maar met een wonderlijke gloed erdoor. ‘Ik weeg drieënnegentig gram,’ zei het bolletje.

De professor brandde zijn ziel aan dit onverwachte. Hij liet het bolletje vallen.

‘Je bent een lafhartige uil,’ zei het bolletje. ‘Nu weeg ik nog maar zesentachtigeneenhalve gram. De rest ligt onder de tafel.’

[pagina 44]
[p. 44]

De geleerde bukte zich en haalde zijn sok op.

Daarna nam hij aarzelend het stuk glas weer ter hand.

‘Als je me onder de kraan houdt, word ik sprakeloos,’ zei het.

‘Maar hoe komt het, dat u kunt spreken?’ informeerde de professor.

‘Nou, waarom ik niet, als jij zelfs kunt praten?!’ vroeg het stuk glas.

‘Ik voel mij vreemd getroffen,’ zei de professor.

‘Dan hebben ze jou zeker ook laten vallen,’ bedacht het bolletje.

Daarna was het een poosje stil.

De geleerde wist niet, wat hij moest zeggen, en het bolletje meende zijn plicht te hebben gedaan.

‘Ik vrees, dat ik u niet kan gebruiken voor elektrische lampen,’ verontschuldigde de professor zich. ‘U bent lelijk bruin en ondoorzichtig.’

‘Ik ben prachtig, als ik eenmaal brand,’ zei het stukje glas. ‘Je zult es wat zien - als je je ogen openzet!’

‘Wij zouden waarschijnlijk het publiek niet kunnen overtuigen, zodat er geen verkoop zou zijn,’ wierp de geleerde tegen.

‘Ach, gooi me maar weg,’ zei het bolletje. ‘Als ik een elektrische lamp werd, zou ik alleen willen branden op twee plusdraden, inplaats van een plus- en een min-draadje.’

De denker voelde zich geschokt. Hij had nooit anders vernomen, en ook nimmer anders bevonden, dan dat een lamp niet kan branden met twee plussen. Hij bracht dit het bolletje tactvol bij.

‘Klets,’ zei het bolletje, ‘jullie staan stil.’ - Wat een innige belediging is voor iemand, die de ganse dag alleen in een kamertje zit uit te vinden, en zo-juist sprekend glas heeft samengesteld.

De professor was helemaal verward. Hij sloot zijn bureau, legde een kaartje op de werktafel met ‘afwezig’ erop, stak het stuk glas in zijn zak en ging wandelen in het bos.

Daar was het gelukkig eenzaam. Want als een mens de geleerde was tegengekomen, dan zou hij diens binnenzak hebben horen praten.

[pagina 45]
[p. 45]

‘Min en plus,’ zei de binnenzak. ‘Dat is het leven. De mens is een lampje, dat zijn hele leven tracht op twee plusdraden te branden. Het lukt slechts enkelen.’

‘Het is onmogelijk,’ zei de professor. ‘Mens of lamp, maar met twee plussen krijg je kortsluiting.’

De bomen ruisten en de varens knikten. De professor liet zich in het gras bij een beekje vallen.

‘Plus en min,’ murmelde zijn binnenzak, ‘goed en kwaad. De mens zoekt het goede, en moet het goede vinden. Een uitweg is er niet. Ik wil alleen licht geven op twee plusdraden.’

De arme man zweeg. Hij durfde over goed en kwaad zijn oordeel niet te geven, want hij had tot die dag alleen maar nagedacht over wetenschappelijke vraagstukken, en wij zijn nog niet zo ver, dat goed en kwaad daartoe behoren; zelfs de rechtbank raakt er geregeld mee in de war.

‘Plus en min...’ fluisterde de stem.

Het maakte de professor dol. Hij had niet stilgestaan bij de overeenkomst tussen plus- en min-draden, en het goede en kwade in een mensenleven. Maar als hij erover nadacht, en combineerde en deduceerde, kwam hij tot de ontstellende slotsom, dat ook het goede een tegenzijde moest hebben. Dat góéd gepaard aan góed eveneens tot kortsluiting moest leiden.

‘En de heiligenlevens dan?’ vroeg de stem in zijn binnenzak. Ja, maar wie wist, of in het heiligenleven niet óók de kortsluiting had gedomineerd...?

‘Dat is de wetenschap tegenover het geloof,’ zei de stem.

Toen nam de geleerde het glazen bolletje in zijn hand, en hield het in de beek onder water.

Het gilde niet, het vloekte niet, het sputterde niet.

Er stroomde heerlijk koel water langs, en toen de professor zijn hand terugtrok, was het bolletje nog precies als tevoren - alleen zweeg het. Dat zwijgen gaf de denker juist zo'n berouw.

Hij had het gevoel, of hij een levend wezen had gedood. Hij had onherroepelijke dingen gedaan.

En het hielp hem niet, dat het glas stil was. Er was reeds zo veel gezegd. Dat liet hem niet los.

[pagina 46]
[p. 46]

Hij ging terug naar de fabriek.

En in de nacht verhitte hij het glas, tot het vloeibaar werd.

Zelf nam hij de blaaspijp ter hand; en blies een lampje van het vaalbruine glas.

Buiten sloeg de torenklok één.

De professor bevestigde het binnenwerk.

De steekvlam suisde, en de torenklok sloeg twee.

De eenzame man in de fabriek schroefde het lampje in een fitting, en zette de stroom aan.

De lamp brandde niet.

De stilte van de nacht lag zwaar over de dingen.

Maar in het hart van de man klonk een stem, die riep om twee plus-draden.

En de torenklok sloeg drie.

Met haastige vingers nam de professor een andere draad.

‘Maar,’ overdacht hij, half slapend, ‘wordt een plus-draad tegen een gelijke pool niet automatisch een min-draad?...’ En dat deed hem doordenken: zou dan goed naast goed in een mens z'n leven, uit eigen beweging slecht worden?...

Hij sloot de draad aan op dezelfde leiding, waarop de andere plus-draad zat. En bijna wraakzuchtig schakelde hij de stroom in.

Er sprong een licht in de duistere werkplaats - een schijnsel als een bliksemstraal. Het brandde stil en doorlopend, en tafels en muren werden doorschijnend.

Het lampje brandde.

De professor stond verplet, hij bette zijn voorhoofd met een stuk asbest, en in het doorschenen chroom zag hij, dat zijn lichaam een sluier-achtige nevel was in de voorwerp-loze, onbegrensde ruimte, waarin hij de instrumenten alleen nog kon voelen.

En de torenklok sloeg vier.

Achter de professor werd een onzichtbare deur opengerukt door bonzende tastende handen. De stem van de directeur zei: ‘Om Godswil, - wat gebeurt hier?!...’ En een andere stem waarschuwde: ‘Kijk niet in dat licht, meneer, want dan ben je blind.’ En dáárachter, buiten de muren, klonken stemmen, wel honderd!...

De geleerde schakelde de stroom uit.

[pagina 47]
[p. 47]

Het donker was bijna tastbaar.

‘Probeer weg te komen,’ zei de stem van de directeur. ‘Ik vrees, dat er een ramp heeft plaatsgevonden. Ben ik blind, of is het nu duister?’

‘Het is voor mij ook donker,’ gaf de andere stem toe.

Dan zei de professor: ‘Ik ben hier..., ik heb een lamp met twee plus-draden geconstrueerd...’

‘Bent u dat, professor Wetewaard?’ vroeg de directeur. ‘En heeft u die lamp nu uitgeschakeld, of zijn wij blind?...’

De geleerde voelde zich vreemd te moede.

‘Wij zijn waarschijnlijk altijd blind geweest,’ zei hij. ‘De lamp is echter uitgeschakeld, zodat dit duister normaal genoemd moet worden.’

Buiten waren de andere stemmen nu duidelijker kenbaar. Het waren mensen, die een kilometer in de omtrek wakker waren geworden van een schelle lichtschijn in hun kamer. Want het lampje, dat met twee plus-draden kàn branden, vermag vèr te schijnen.

 

De volgende dag was de professor beroemd.

Niet, dat de lamp verdere demonstraties had overleefd. De lamp was een bruin stukje glas. Vaal en stil. Zo gaat dat met lampjes, die teveel licht ineens geven.

Doch de geleerde, hoewel lastig gevallen door keizers en dictatoren, voelde zich dood-ongelukkig, want de stem van het lampje klonk nog steeds in zijn oren.

Hij praatte over zijn probleem met de dominee. Deze was zo'n begrijpend mens met een teergevoelig hart en gevoel voor humor.

‘Misschien zijn lampjes en mensen toch niet hetzelfde, professor,’ zei hij. ‘Beseft u alleen reeds het feit, dat niemand zich verbaast, als ú praat.’

Ja, maar daarmee was die kwestie van plus en min - of plus en plus, niet opgelost. En indien twee plus-draden zo'n gloed konden geven, konden dan twee min-draden dat ook, of gaven die volkomen duisternis?...

‘U moet eens rust nemen,’ raadde de dominee. ‘Ik voor mij geloof, dat twee min of twee plus gelijk blijft.’

Doch de professor peinsde over het Paradijsverhaal. Dat was

[pagina 48]
[p. 48]

ook allemaal plus geweest. Tot aan de kortsluiting.

Toen zei de dominee: ‘Ik zou me best kunnen voorstellen, dat God de mens een plusdraadje heeft gegeven, en daarnaast een mindraad. Of omgekeerd. Slecht onderstreept goed, en goed maakt slecht kenbaar. Dat moet ons het koersen vergemakkelijken, professor.’

Maar hoe langer zij erover praatten, hoe onzinniger alles klonk. Bovendien: hoe kwam dan zo'n lampje tot spreken, juist over plus-en-plus...?

Geen twintig dominees hadden de geleerde kunnen helpen. Want met geloof lost men wetenschap niet op.

De geleerde ging op de heide wonen. Hij bouwde daar een toren van stalen balken, negenhonderdnegenennegentigduizendnegenhonderdnegenennegentig meter hoog. En de professor klom vijf weken lang met een rugzak bij zich, om boven te komen. Toen stond hij op het platform.

Hij was nog niets dichter bij God. Want wat zijn menselijke maten?... ‘Lieve Heer!’ schreeuwde de professor (want hij was altijd beleefd), ‘zeg mij alstublieft het antwoord!... Brandt een mensenleven op een plus- en een min-draad?...’

Er kwam echter geen antwoord. Want God wil geen wetenschap zijn. Hij zetelt in het levend geloven.

De geleerde stond daar maar, en wachtte.

Tot hij veel later radeloos werd. Zijn rugzak was leeg, en afschuwelijk ver beneden hem leek de aarde als een rijpe kers aan de toren-steel te bengelen.

Er was geen teruggang meer mogelijk voor de arme man. Hij wilde een antwoord hebben, wat niet van dit leven is.

Toen sprong hij naar beneden.

En hoewel de toren al lang is verroest, heeft niemand ooit de professor teruggevonden.

Volgens sterrenkundigen valt hij nog steeds.

Misschien heeft God bedoeld, dat hij de aarde pas mag bereiken, wanneer élke lamp op twee plus-draden kan branden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken