Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maneschijn over uw hart (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maneschijn over uw hart
Afbeelding van Maneschijn over uw hartToon afbeelding van titelpagina van Maneschijn over uw hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (12.22 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maneschijn over uw hart

(1986)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

De zilveren spiegel

U weet natuurlijk niets van de aller-eerste republiek, Maramenas, die in het begin van onze jaartelling werd uitgeroepen, enigermate westelijk van het Midden-Oosten. Het is een cultureel-hoogstaande historie, laat mij haar dus vertellen.

 

Maramenas, moet u dan weten, was oorspronkelijk een pangrijk. Zoals u bekend zal zijn, was het hoogste op aarde een Pang in die halfgrijze oudheid; daarop volgde een Tsaar, dan een Keizer, vervolgens een Koning enzovoort naar beneden. Het is eigenaardig in onze wereld die alles doet devalueren, dat juist deze rangen blijken te supervalueren - zodat de pangs en tsaars al zijn uitgestorven, en de keizers schaars worden.

Misschien was een Pang toen alleen maar super, omdat hij inderdaad boven de massa uitstak; terwijl in onze o ver-verlichte tijd iedereen super is (om zo te zeggen dus een proletariaat van pangs en tsaars), zodat deze functie haar opvoedkundige waarde heeft verloren, en daarmee de animo van bepaalde klassen. Ach, dat is allemaal erg ingewikkeld.

 

Maramenas nu, werd geregeerd door een Pang.

Het spijt mij, hieraan direct te moeten toevoegen, dat hij een domme man was. Hij regeerde wel aardig, en wist ook wel een en ander van politiek. Maar zijn oordeel over anderen werd voornamelijk gebaseerd op het uiterlijk: de Pang van Maramenas hield van mooie mannen en héél knappe vrouwtjes. En omdat hij de P.v.M. was, meende hij alles hardop te mogen zeggen.

Nu hadden de Denkers van de Halve Kamer hem al eens zachtaardig erop gewezen, dat men niet mag lachen om een rode neus, als de rest van een man verstandig is, en goed voor zijn functie.

[pagina 167]
[p. 167]

Ja, in de Dubbele Kamer zat zelfs een Denker voor ontwikkeling en Financiën (wat mekaar werkelijk niet uitsluit), die de Pang tamelijk vriendelijk op eigen tekortkomingen had gewezen. Maar ja, hij hing een nieuwe Godsdienst aan, die de mees ten weinig flatterend vonden: hij was christen. Dat scheen standjes en zachtmoedig verdriet over eigen innerlijk mee te brengen, wat vanzelfsprekend het uiterlijk niet ten goede komt. En in een rijk, waar de Pang regeerde, was het uiterlijk van groot belang.

Als de Pang werd uitgedragen in zijn gestoelte van goud met op de vier hoeken de Robijnen der Verzwegen Geheimen van zijn voorvader Pang Archibaldiaan I-VI, en getorst door vier edelen met een stamboom van minstens vijf eeuwen, - als het gemene volk de stoet om de straathoeken zag komen deinen, omstraald van juwelenflonkering en flitsend gepolijst goud - dan kregen alle mensen automatisch een soort zwakte in de knieën, die hen tot nederiger houding bracht, terwijl ze fluisterden: ‘Alle Goden, geef ons een lief gezicht en schone leden, opdat wij de ogen des Pangs mogen verblijden!... Gezegend tot in het twaalfde geslacht zij de Pang, de Goedaardige, aan wiens vingertoppen weldaad en vreugde bloeien!...’ (dan was hij zeer nabij), ‘Gegroet, allerhoogste top van de Goden-heuvel, Hemelse spruit van de enige Boom vol Hemelse schaduw!... Ach, hoe verlegen buigen papavers en violieren het hoofd, wanneer zij uw heerlijk gelaat ontmoeten!’ (dan werd hij langs gedragen), ‘De Hemel regene bloesembladeren en wierook in uw spoor, en verkwikke de aarde, gelijk uw voetstap!...’ (dan was hij voorbij).

Maar ieder had dwars door het eigen gebed vernomen, hoe de Pang met welluidende stem zei: ‘Vreselijke godin van de Onderwereld! Wat een smoel heeft dat mens, dat daar de weg verspert met haar voorbarige kniel-zucht!’ Of men had hem duidelijk horen zeggen: ‘Wie zou toch dit monsterachtige volk aan te korte neuzen hebben geholpen?!’ En menigeen had zijn weeklacht moeten slikken: ‘Als ik weer word langsgedragen, moeten allen het gelaat ter aarde buigen! En dan nog zal ik de ogen moeten sluiten, om hun schaduwen niet als een marteling te ondergaan! Kijk toch, wat een ellendig mager mannetje, je kunt niet zien, wat zijn

[pagina 168]
[p. 168]

benen zijn, en wat zijn vingers!’ Zo ging dat.

De Pang regeerde fier en vast, door de ijdelheid van zijn arme onderdanen te striemen met de gesel van zijn te luide stem. En naast hem schreden de Denkers van de Halve Kamer, en zwegen verpletterd. Of daar liep de Denker voor Ontwikkeling en Financiën, lispelend: ‘De stilte is een nòg schoner deugd dan de liefde voor het schone! God, geef deze welmenende Pang uw eigen zachtmoedigheid! Open zijn ogen voor het eigene, dat de bloemen slechts in hun eindstadium evenaart: dorre bladeren en te weinig vruchtbaarheid.’

En dat was dat dan, en het ergerde de Pang onzegbaar.

‘Ik ben de Pang!’ placht hij te zeggen (wat iedereen al wist), ‘en ik wens schoonheid om mij heen te zien!’

 

Nu zult u natuurlijk denken, dat hij zelf een beeldschone vent was. Maar ach, lieve lezer - dat viel echt tegen, hoor! En dit was juist de reden, dat zowel de Denkers van de Halve Kamer als de Denkers van de Dubbele Kamer zich pijnlijk getroffen voelden. Er moest iets gebeuren, dat begreep zelfs de Pang, al dacht hij dan dat er alleen een paar mooie vrouwen langs het venster moesten lopen. Zo gemakkelijk is het leven echter nooit geweest.

De Halve Denkers en de Dubbele Denkers peinsden hele nachten en halve dagen - zij moesten toch ook tijd voor het regeren overhouden - en wisten geen uitweg.

‘Goden, wat kijkt dat scharminkel zwart!’ hoorde men de Pang in zijn troonkamertje voor zich heen bulderen. ‘Ik wil zo'n monster niet langer op straat zien - zijn neus steekt me in m'n dromen! Ik word razend van z'n boetebek!’

En wie uitkeek, aanschouwde toch alleen maar een bedelmonnik, die het heil voor de wereld afbad.

Of des Pangs stem schreeuwde getergd uit een paarlemoeren raamluik: ‘Als dàt een vrouw is, mogen de Oppersten nog wel eens terug gaan naar hun kleuterklas, om de eerste beginselen van het scheppen te oefenen! Kijk eens, hoe al dat spek bibbert! En wat een voeten! En een gezicht, of er iemand op is gaan zitten! Nee, ik làch niet, vreselijkerd!’

In de Kamers zaten de Denkers te peinzen als gekken, en één sprak eindelijk de historische woorden: ‘Eerwaardige Knik-

[pagina 169]
[p. 169]

kers en Schudders, dit is niet panglijk!’

Het leek hen wakker te maken. Verschrikkelijk - de revolutie stond op in hun harten, en zij beseften het niet.

De Denker voor Ontwikkeling en Financiën murmelde nog, dat de Pang geen innerlijke liefde voelde voor medeschepselen, en dat hij zijn vijanden moest liefhebben. Maar de voorbijgegane vrouw was des Pangs vijand niet, dus was deze opmerking weinig ter zake.

Dan verhief zich een van de Halve Denkers, die vroeger een Dubbele Denker was geweest, voor Verwarming, Licht en Intieme Voorlichting. Hij sprak: ‘Ik heb een droom gehad, deze afgelopen nacht. En dromen, torenhooggeachte Knikkers en Schudders, is beter dan denken. Ik droomde, dat aan het eind van de Regerings-zaal een spiegel werd gemaakt. Deze spiegel bestond uit een gepolijst zilveren vlak, in een rand van groene edelstenen. En deze spiegel bracht geluk aan het land.’ De Kamers wisten niet, wat zij hoorden. Het denken stond waarlijk even stop; en misschien was het nog niet weer op toeren, toen met algemene stemmen werd besloten, de Pang een ontwerp van een Spiegel der Vrijheid voor te leggen: een zilveren plaat in een lijst van groene edelstenen.

 

Moet ik u vervelen met te vertellen, hoe tachtig Denkers zich belastten met de overreiking van het ontwerp, onder het gemeenschappelijk murmelen van heilbeden? Moet ik u verraden dat de Pang hen met spiegel en al wegwuifde, omdat hij meende, een mooi meisje bij de paleismuur te ontwaren?... Hij vond alles goed. Dat is het enige, wat wij moeten weten. Edelsmeden namen maten op, en rekenden met kosmische getallen - want een zilveren spiegel in een omlijsting van groene edelstenen kost iets meer dan een ijsje van tien. Maar ja, de Pang hield van mooi, en dat was een puike verklaring. Hoe nu de plaatsing van die spiegel zo heimelijk kon geschieden dat de Pang er niets van wist - of is hij te onverschillig geweest...? Tja, hoe de Pang op een rare dag in de Kamers der Denkers verzeild kon geraken, en niemand hem zelfs dáár zeide, dat achter de deur, in de Regeringszaal een prachtige Spiegel der Vrijheid was gewrocht - en dat niemand er het nut van inzag, nu hij daar was (zo gaat het

[pagina 170]
[p. 170]

een heel enkele keer met regeringsbesluiten....), dit alles blijft een raadsel in de historie. Misschien was het heilige uur der wijding nog niet afgeroepen.

Een feit is, dat de Pang op statige benen de Kamers doorschreed. Hij keek niet op of om, want alle Denkers waren door hun bezigheid lelijk geworden.

Als door het lot getrokken ging de Pang naar de deur van de Regeringszaal, nagestaard door Denkers van links en Denkers van rechts....

Hij legde een vet handje met negen ringen op de klink, en opende de deur. Hij deed één stap naar binnen, en stond toen stil als een stier voor twintig toréros. -

Snerpend sireende zijn stem langs de wijze hoofden: ‘Neem dat kwabbige misbaksel weg! Die overspannen doedelzak! Kijk toch eens, Goden! Wat een kikker-ogen! En wie - - wíé heeft énige sterveling toestemming durven te geven, deze stomme runderrollade net zo aan te kleden als mijn Panglijke Majesteitse Schittering?..!’

Het eerste ogenblik durfde niemand hem te zeggen, dat hij alleen maar voor een volmaakt gepolijste zilveren spiegel stond, die zijn eigen beeld weerkaatste. De stilte na zijn woorden was als de dood na een schot.

Toen stond de oudste Halve Denker op. En met diep ontroerde stem zei hij: ‘Alleen de spiegel kan de poort der vrijheid zijn! En wie onbelemmerd langs hem gaat, is vrij.

Vrij, degeen die in het eigen beeld reden vindt, te zwijgen over anderen. Vrij, de mens die zijn les leert uit de diepte van het eigen hart, uit de hevigheid van eigen leed, uit de feilen van eigen aanschijn! En vrij zal het land zijn, waarvan de regent zichzelve kent!’

Die dag werd de republiek van Maramenas uitgeroepen.

De Pang ging naar de rand van de woestijn om zich te schamen. Dat was toen gebruikelijk. Wij weten niet, of hij er ooit mee is klaar gekomen.

‘Als hij maar christen was geweest,’ zuchtte de Denker voor Ontwikkeling en Financiën, ‘dan zou hij nóóit hard over anderen hebben geoordeeld!...’

En dat hij daarin gelijk had, hebben de eeuwen ons al lang aangetoond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken