Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

Orfeus

Zijn vader was de God der muziek; zijn moeder was de Muze van het heldendicht. Hij aanschouwde het licht van zijn aards bestaan in Arkadië, dat landschap in het schoonste werelddeel van de Oudheid, waar de beken hem fluisterend toezongen en de bladeren van de bomen sproken lispelden.

Alwaar hij lag of kroop, waar hij zich oprichtte en leerde lopen, daar trok uit water, lucht en licht een zoet neuriën samen, dat was als een leermeester voor zijn hemelse stem - of was het slechts een voorteken, een toekomstige echo van zijn eigen zang?

Want als Orfeus begon te zingen, dan was rondom de luisterende stilte. Zo was dat in zijn prille jaren.

Zijn stem wies met het groeien, en hij werd beroemd, lang voor zijn volwassenheid. Ja, wanneer Orfeus zong, ging er een trilling door de bomen; hun blaren, die bij zijn wieg hadden gefluisterd, strekten zich in verlangen. Knoppen barstten open en lieten bloemen vrij: rozen en egelantier en gouden regen omrankten de plaats waar de stem had geklonken. Rivieren en meren verstilden hun golven en droegen de muziek op zilveren vlakken voort. De wilde dieren legden zich aan zijn voeten; hun ogen waren melancholiek

[pagina 137]
[p. 137]

en eindeloos zacht.

Hij kon ook de wereld tot dansen brengen, dat de vruchten aan hun tak schommelden, en mens en dier tot in zijn merg doorkitteld werd van een hemelse vreugde, - dat de rijpe korenvelden wiegden in brede banen, en medezongen met het accoord van duizend dromende violen.

En terwijl hij eens zo zong, kwam van tussen de ontbotte bloesem een blank jong meisje, zo teer en slank als een heilig wit hert; haar gelaat weerspiegelde in glanzende ogen en orchideeën-blos de muziek, welke haar omhelsde en liefkoosde.

Zodra Orfeus haar zag, sprong zijn hart op, en het begon te galopperen en te dartelen. Hij zong met zijn heerlijkste stem, urenlang: van dat de zon in het westen stond, totdat zij daalde achter het zwijgend rivierkristal.

Orfeus zong, hij neuriede en juichte over liefde en trouw en tederheid, en in de diepe schemering stond het meisje droom-verloren - en haar blankheid was als maanlicht.

Toen zweeg Orfeus, en haastte zich naar de bomen-rand. ‘Hoe heet je?’ vroeg hij.

Haar zachte antwoord was een beloning voor zijn verliefde oren: ‘Eurydike,’ zei het meisje.

Zij werden man en vrouw. Hun geluk was zo groot, dat het nog altijd niet gestorven schijnt.

Maar eens, dat Eurydike alleen buiten liep, ontmoette zij Aristayos, een brutaal bewonderaar van haar schoonheid. Terwijl ze liep te peinzen, stond hij eensklaps op haar pad, en in schaamteloze woorden zei hij haar zijn harde waardering.

Eurydike wendde zich geschokt af. In haar overhaasting zette zij haar voet tussen de grashalmen, waar een giftige slang sliep - -

Orfeus vond haar later, verstard in haar stervens-pijn. Haar levenloze ogen waren wijd-open van onduldbaar lijden.

Het brak zijn hart. Hij legde haar duizelend tussen de bloemen, en zwijgen was over hen, omdat Orfeus zelf zweeg.

Lang stond hij stil, dromend in radeloosheid over haar dode lichaam. Toen hij zich omwendde, liep hij de woningen der mensen voorbij. Hij ging langs de bossen die hij had liefgehad, de velden over, zijn voeten stonden nergens stil. Zijn stem werd niet gehoord, en aan de einder verklonk de muziek.

[pagina 138]
[p. 138]

Orfeus liep dag en nacht. Zijn voeten kozen steile paden; hij klom en klom, en steeg in de bergen. Hij was een godenzoon, en zonder vragen vond hij de zwevende poorten van de Olympos. En nog stonden zijn voeten niet stil, voordat hij Zeus aanschouwde, op zijn Hemel-troon.

Daar boog Orfeus zich, en van zijn lippen brak een smart-lied, zo verschrikkelijk aangrijpend, dat de Hemelingen geen weerstand vonden. Zij luisterden diep bewogen en het opperste hart werd door medelijden geroerd. De grote God gaf zijn zanger het recht, af te dalen in de onderwereld, om daar zijn geliefde te zoeken. Maar tegelijkertijd waarschuwde hij hem voor de ontzaglijke gevaren van Hades.

Orfeus had zijn afscheid nog niet gestameld of hij liet zich op ijlende voeten dalen, van rots op steen en van berg op vlakte, dieper, dieper, naar de aarde toe - en de aarde voorbij. En om hem bleef de stilte.

Zo kwam hij voor de Hades-poort, en hij had zijn stem nog niet verheven toen de driekoppige Kerberos woest blaffend en grommend, zodat de aarde ervan begon te dreunen, de minnaar wilde verjagen.

Maar Orfeus greep zijn lier; zingend schreed hij langs Kerberos de Hades binnen. Zijn stem klonk door het duister langs alle kanten, en de gevaren van zijn weg weken terzijde om het lied ongemoeid te laten.

Zo kwam hij voor Pluto, de zwijgende god des doods. En met een weemoedig liefdes-lied wist hij deze zo diep te treffen, dat de tranen in zijn sombere ogen welden.

Orfeus kreeg toestemming, om de ziel van Eurydike mee terug te nemen naar het leven! - Met zijn gezegende stem bereikte hij, wat nimmer enig sterveling was gelukt, of zou gelukken.

Maar om het geheim van de her-bloei uit de dood te bewaren, dwong Pluto de zanger de belofte af, dat hij niet zou omkijken naar Eurydike, voordat zij in het volle daglicht stond.

Wat was gemakkelijker, dan dit beloven! En - wat was er moeilijker te volvoeren... want terwijl Orfeus de Hades verliet, en achter zich een aarzelende voetstap vernam, besloop hem de twijfel.

- Als het Eurydike níét was... - als zij veranderd zou blijken..., dodelijk mat, en ongrijpbaar als een spooksel... Als de dood haar

[pagina 139]
[p. 139]

had betoverd - zodat zij hem niet meer liefhad...

Reeds blonk om een hoek het daglicht, toen een zwakte hem overheerste: de spieren in zijn nek krampten, hij móést het hoofd wenden... -

Er dwarrelden bloesemblaren langs zijn oren.

Een geliefde gestalte week terug in de schaduw, hij hoorde een zucht. Toen stond hij alleen in het zonlicht.

Een waanzin sloeg door zijn denken, en dreef hem op jacht naar vage schimmen.

Eurydike - - Verloren! - - -

Zou zij niet uit het loof tevoorschijn treden, als ééns, tijdens zijn zingen in het woud...?

In maanlicht en nevel meende hij de aanbedene te zien; zijn voeten vluchtten van de ene schim naar de andere, tot hij op een open plaats in het bos neerviel.

Zijn lied was zo innig droefgeestig, dat de bloesems afvielen en de bomen zich bogen naar de zanger. De wilde dieren kwamen en likten hem, en koesterden hem met hun vacht. -

Maar in de late nacht brak de stilte van het woud onder de schelle vreugde van feestende bacchanten. Zij tuimelden joelend en schaterend de smartelijke heiligheid binnen, en eisten een danslied van Orfeus.

Hoe kon hij?

Zijn lier schreide en zijn stem kende de vrolijkheid niet meer. Hij zat verbijsterd tussen de lachers en begreep hun praten niet.

Zij, verhit door eigen drift, hadden geen geduld. Ze vermochten hem niet te dwingen, en uit hun laaiend ongeduld werd woede geboren. In hevige razernij omwervelden zij Orfeus en elkaar aanhitsend, verscheurden zij hem beestelijk.

Gillend en dansend wierpen ze zijn verminkte lichaamsdelen in de rivier Hebros. Daar bleef het hoofd drijven, midden in de vloed. De ogen waren geloken, en de bleke lippen fluisterden slechts één woord: ‘Eurydike!... Eurydike...’

Aanhoudend bleef de naam van zijn gestorven mond vloeien; bomen, beken, fonteinen, ranken en zomerwind begonnen mee te lispelen, te roepen - het werd een kreet, die opsteeg naar Olympos.

En van zijn troon daalde de opperste God Zeus neer.

Hij nam de lier, waarmee de arme dode zijn zangen had begeleid,

[pagina 140]
[p. 140]

in zijn omstraalde handen, en plaatste haar als sterrenbeeld aan de hemel.

Rouwend bleef de wereld achter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken