Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel aan de wand (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel aan de wand
Afbeelding van Spiegel aan de wandToon afbeelding van titelpagina van Spiegel aan de wand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (9.68 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel aan de wand

(1969)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

26

Bijna onmerkbaar wordt de buiige lente een jonge, mooie zomer; het groen aan de bomen en het blauw van de hemel verdiept zich; de modder wordt stof en in de bloemen. winkel tegenover het ‘Bella Monica’ hebben anjelieren en grote papavers de tulpen en primula's verdrongen.

Karin Eising beseft het, terwijl ze bij de gebrandschilderde vensters staat en uitkijkt. Het is vandaag Maandag en ze geniet van dit ogenblik; nu de werksters weg zijn, en de andere meisjes nog niet aanwezig.

Met een gewoontegebaar wrijft ze haar vingernagels tegen de palm van de andere hand om ze te polijsten. Haar handen zijn bruin. Trouwens - haar gelaat en hals en armen zijn ook gebronsd. Zoals ze daar staat is ze ontegenzeggelijk heel erg opgeknapt: zo gezond en lief ziet ze er uit, met haar zilverblonde zachtkrullende kapsel en haar fijn verzorgd gezichtje.

Karin is een flinke vrouw. Die avond, dat Frank Berrends haar meenam uit eten, heeft hij niet gesproken over de fouten in haar uiterlijk. - Maar - ook door de vooraf ontvangen behandeling - heeft Karin alles begrepen. Zonder spijt heeft ze de volgende dag haar zuinig bespaarde geld omgeruild tegen een volledige serie preparaten.

Voor de huidvoeding koos ze net als elke vrouw, alle ‘specials’: hormoon cream, nourishing foam, muscle oil, zuurstofdruppels, dubbelgecomprimeerde kamfer-cooling; en voor de make-up nam ze een vorstelijk étui à la Mora.

Het was natuurlijk een geweldige aanschaf, maar fröken Hannsen, die over de preparaten-verkoop gaat, en een zwak voor Karin heeft om haar Zweedse naam, gaf ze haar

[pagina 133]
[p. 133]

niet alleen zoals gebruikelijk is tegen inkoopsprijs, maar ook riog met korting voor de contante betaling.

Het meisje oefende in de eenzame avonduren met de grootste ernst en ijver op massages en maskers en retouches. Zo komt het, dat ze binnen enkele weken opgebloeid is van een slappe knop tot een prachtige, sterke en toch tere bloem.

Ja, natuurlijk kwam daar nog een ander schoonheidsmiddel bij, dat nooit zijn doel mist: de liefde.

Is het romantischer denkbaar, dan dat een eenzaam jong meisje haar hart verliest aan haar jeugdige directeur, en deze van zijn kant een duidelijke, zij het ook tot nu toe volkomen vriendschappelijke genegenheid toont; en dit alles op de goddelijke, bloesemomrankte brug tussen lente en zomer? -

Maar er is een punt, dat in zijn ironische hoogte door de jonge vrouw noch door de man gezien wordt: Karin de evenwichtige weet haar gelaat met de Mora preparaten zó bij te werken, dat de toepassing inderdaad onzichtbaar is. En Frank, die hiervan niets weet, kan op hun gezamenlijke tochten soms minuten lang van opzij naar haar kijken met een warme verrukking.

Dan komt in zijn herinnering dat andere gelaat, ook zo lief en rozig en zacht in het gele narcislicht op een jammerlijke winteravond, en in zijn oren klinkt een kwetterend stemmetje: ‘U hebt mij heel gelukkig gemaakt....’

Doch het doet geen pijn meer, daaraan te denken. Menigmaal wordt hij 's nachts wakker door woorden die in zijn hoofd kloppen: ‘Maria Mora is dood....’ En nog steeds kan hij de idee niet omvatten. Het beeld is echter zo diep weggezonken in zijn hart, dat het een wonderlijke liefdedroom is geworden.

Als zodanig is Maria's dood-zijn ook onbegrijpelijk; maar dat hindert niet meer. Zijn aanbidding voor haar is verstild tot een passief gevoel, een zacht, vererend gedenken. Met haar mee is het gegaan, het heeft geraakt aan de eeuwigheid en nu heeft het alle aardse hartstocht verloren.

[pagina 134]
[p. 134]

Toch leeft de herinnering aan dat eerste gevoel nog. Die vindt hij terug in Karin Elsing, doordat zij de enige is, die de schoonheidsmiddelen van de danseres weet te gebruiken.

En Karin gelooft, dat haar directeur wel degelijk weet en ziet hoe haar gelaat is bijgewerkt en zij aanvaardt dankbaar zijn vriendschap op hun auto- en zeiltochten.

Ja, Ja! Gisteren heeft ze de hele dag met hem gezeild.

Hoe zou ze anders zo bruin verbrand komen?

Hij had haar een tube van de nieuwe pigmentcrême cadeau gegeven - o, onvergeetbare broodwinning - en zij hebben samen de uitstekende werking ervan vastgesteld.

Maar niet daarom was die dag belangrijk.

Op het rimpelige, klotsende, zongoud-doorschoten water heeft hij haar voor het eerst verteld over Maria Mora, terwijl ze beiden naar de hete opalen horizont staarden, waar alle riet samenkwam en opging in bossen of vergleed in verten, met hier en daar een kerktorentje of een rij rode huisjes.

Het meisje hield het roer en de man waakte over de zeilen.

De fokkeschoot rukte driftig aan zijn hand, zonder ruimte te krijgen. Onopzettelijk had Berrends de juiste omgeving gevonden voor zijn verhaal. Het leek te behoren bij de hoge wijde wereld om hen heen, zo vol van de kleine geluiden van wind en golven.

Stil begrijpend luisterde Karin naar de zoekende, tastende vertelling. Was het een biecht?

Nee. Eerder was het een offer. Zo openbaart een mensenkind zijn diepste droom en schoonste fantasie aan degene, die hij liefheeft.

En Karin nam het offer aan in stille dankbaarheid. Ze toonde niets dan haar aanhankelijk luisteren, steunend met het hoofd op de arm die het roer beheerste.

Haar ogen keken Frank geen moment aan en dat ontnam aan zijn geschiedenis het laatste beetje persoonlijkheid, dat had kunnen schrijnen. Hij was er haar dankbaar voor.

[pagina 135]
[p. 135]

Eigenlijk was het verhaal niet erg intiem. Daarvoor ontbrak de werkelijkheid te zeer. Maar gedachten zijn soms levender dan daden.

Pas toen hij haar van Maria's dood wilde vertellen, onderbrak het meisje hem.

‘Frank,’ zei ze slechts. Een lichte blos kleurde haar wangen. Ze wist daar immers zoveel van; mademoiselle Antoinette had er met de nodige verbeeldingskracht over uitgeweid. -

Karin's stem was een koele dronk voor Frank.

Het was voor het eerst dat ze zijn voornaam noemde. Hoewel tijdens hun samenzijn langzamerhand het ‘u’ in ‘jij’ vergleden was, hadden ze tot nu toe altijd vermeden, elkanders naam te noemen.

Berrends wilde niet de eerste zijn om haar niet te herinneren aan haar ondergeschikte plaats, en bij Karin ontbrak de durf, omdat Frank ten slotte haar directeur was.

En nu zei ze het, en 't klonk zo prettig-gewoon, zo rustig, dat ze beiden verbaasd waren over hun gêne.

Na dat ene woord had hij haar aangezien en gevraagd: ‘Vind je het raar?’

‘Nee,’ antwoordde Karin, ‘maar ik wil niet dat je verder gaat.’

Weer keken ze uit naar de blauwe verte. De zon was een ontzaglijk brandglas, dat over water en riet en zeilen schroeide met scherpe flitsen, en een fluwelige nagloed achterliet in de schaduwen. Soms lag de boot even uit de wind, als Karin haar roer vergat. Dan zonken de zeilen als willoze vogelvlerken slap neer, om bij een geringe wending klappend weer te zwellen.

‘Ik heb vaak gedacht, dat alles een doel had,’ zei Frank zacht. ‘Maar wat is het nut van zo'n dromerij die zich niet laat bedwingen, en je uit je evenwicht brengt?’

‘Misschien vraag je dat te vroeg,’ weerlegde ze. ‘De grote kunst van het leven is afwachten.’

Hij zag haar weer aan en vroeg, niet geheel ernstig: ‘Tot je dood bent?’

‘Tot je dood bent,’ bevestigde ze, en glimlachte.

[pagina 136]
[p. 136]

Hij zei vertederd: ‘Je bent nog veel te jong voor zulke wijsheden.’

Maar ze antwoordde: ‘Niemand is te jong ervoor. Jij kent ze ook. Ze duren zolang als ze duren moeten.’

‘Dus niet eeuwig?’ vroeg hij plagend

Ze knipoogde en vroeg: ‘Loop jij de hele dag met een zwemvest, als je zeilt?’

‘Nee,’ zei Frank, ‘maar ik kan zwemmen.’

‘Zo is 't in het leven ook,’ antwoordde Karin. ‘Er komt een ogenblik, dat je kunt zwemmen. Dan schop je je wijshedenzwemvest opzij.’ Na een korte stilte voegde ze erbij: ‘En dikwijls doe je 't toch nog te vroeg.’

Hij knikte onzeker en dacht aan Adèle Hendersen.

Ze zeilden zo een tijdje, gingen overstag en ruilden van plaats. Toen Frank aan het roer zat gingen zijn ogen vanzelf naar het meisje, daar hij vooruit moest kijken.

Haar natuurlijkheid was voor hem een koesterende rust na zes dagen kunstmatige jeugd en charme. Hij zei: ‘Soms zou ik een gewone kantoorklerk willen zijn. Enkel maar, om mezelf niet langer directeur te weten van die opgeverfde marionettentroep.’

Karin bezag hem even heel scherp en antwoordde toen: ‘Ja.... sòms....’

‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg Berrends verbaasd.

Ze wond de fokkeschoot een paar keer om haar hand en keek hem open aan. ‘De grootste tijd hou je van je vak,’ zei ze.

Hij was er beduusd van. ‘Ik?!’

‘Ja,’ verklaarde ze nadrukkelijk. ‘Anders zou je niet zo met hart en ziel in de affaires van je cliënten zitten en preparaten samenstellen.’

Toen hij zweeg, voegde ze er nog bij: ‘Je speelt met je gedachten, omdat je niet genoeg afleiding en kennissen hebt. Maar je zou doodongelukkig zijn, als je in dezelfde eenzaamheid klerk was.’

Hiermee bracht ze hem tot nadenken. Hij bleef bijna onafgebroken haar aanzien, totdat ze zei: ‘Je moet naar een vast punt in de verte kijken; dat is beter voor je roer.’

[pagina 137]
[p. 137]

En toen hij het zwijgend deed, bloosde ze.

Zo groeide bij kleine beetjes telkens een onvermoed stukje aan hun vertrouwen, zonder dat ze een woord van liefde wisselden.

's Avonds bij haar huisdeur bedankte ze hem voor de heerlijke dag. En toen overviel hij haar met een vraag, waarvan ze reeds gedroomd had, maar die toch nog onverwacht kwam: ‘Zou je 't gek vinden, mij een kus te geven?’

Ze zei ‘nee’, en gaf hem een kus. Keurig, op zijn linker wang, net als Maria Mora. Dat wist ze natuurlijk niet. Hij stond even stil, met de handen op haar schouders. Toen kuste hij haar net zo terug. Ze hadden allebei het gevoel alsof hun iets ontglipte bij dit koele fatsoen. Karin dacht wijs: alleen de teleurstelling van een te snelle overgave.

Frank zei: ‘Dank je. Tot morgen,’ en ging weg. Ze had het een bespottelijk afscheid gevonden en was maar gauw naar binnen gestapt.

De hele nacht heeft die kus op haar wang gedrukt.

Trouwens - hij doet het nòg.

Karin kijkt naar de winkels aan de overkant. Bij de modezaak staat een dun lichtgroen japonnetje in de étalage, versierd met een enkele toef lathyrus. De zomer is gekomen.

En op dit ogenblik komt er nog iets; hierop heeft Karin welbewust gewacht: een snelle voetstap op de trap.

Haar hart begint te bonzen. Ze legt de handen tegen het vensterkozijn. Neemt ze weer weg. Vouwt ze achter haar rug; trekt ze terug. Begint met overdreven toewijding haar nagels te polijsten. Heel haar warme, prikkende, kleurende aandacht vestigt ze erop. Ze negeert de zachte stappen over het tapijt.

Als hun ogen elkaar ontmoeten, begrijpt ze, dat Frank de reden van haar aanwezigheid raadt. Ze vindt het opeens grof van zichzelf, om zo vroeg gekomen te zijn. Onbegrijpelijk, dat ze 't niet eerder van die kant bekeken heeft. Ze bedoelde het toch niet zó....

Miss Anita heeft eens tegen haar gezegd: ‘We all love

[pagina 138]
[p. 138]

him.’ Daarom heeft ze hem willen zien, nu, voordat een van de andere assistenten er was. -

‘Morgen Karin,’ zegt Frank vriendelijk. Hij ziet haar schrik en verlegenheid.

‘Dag Frank,’ antwoordt ze teruggetrokken. Hij heeft er haar liever om.

Ongedwongen gaat hij voort: ‘Ik ben blij, dat je zo vroeg bent.... Wil je me helpen bij de nieuwe uitstalling in de zuil?’

Dat wil ze graag.

Even later zuigt het matzilveren plafond zachtjes dreunend de glazen koker op. Ze knielen bij de ronde schijven met doosjes en potten. De triomferende Helena wordt verwijderd, met de zilveren letters die haar naam aankondigen en alle bijbehorende preparaten.

Het is zomer, en nu vragen de pigmentcrême en de dekzalf en de massage olie en een nieuw ontharingsmiddel de aandacht.

Frank richt zich op en neemt van de bovenste schijf het portret van Maria Mora.

Even beziet hij het en vraagt dan eenvoudig: ‘Zul je het me ooit kwalijk nemen, dat ik deze foto bewaar?’

Karin heft haar hoofd op en zegt: ‘Nee, Frank.’

En daarmee geeft ze hem haar jawoord.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken