Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel aan de wand (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel aan de wand
Afbeelding van Spiegel aan de wandToon afbeelding van titelpagina van Spiegel aan de wand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (9.68 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel aan de wand

(1969)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

28

Er groeit eensklaps een giftige ontevredenheid in de personeelvertrekken. Geniepig als een spiritusvlam lekt zij aan de kostbare bezonkenheid van het instituut, onzichtbaar voor wie niet terdege oplet, slechts hier en daar laaiend met een klein vuurtongetje, dat uit het niet vermoede bestaan wappert; een enkele blik, een stekend woord soms.

Als Frank het bemerkt, zijn er al vier meisjes door het ongenoegen gestoken.

Miss Anita heeft herrie gemaakt, omdat ze voor elke aangestelde nog een extra ochtend vrij wilde bedingen; de assistenten moeten volgens haar mening te hard werken, hoewel de zomer het slapste seizoen is.

Fräulein Inge wenste opslag van salaris: bij deze verdienste kreeg een mens geen kans te sparen voor zijn uitzet. En dat is voor een vrouw nu eenmaal belangrijk.

Mademoiselle Antoinette heeft de sluizen van haar welsprekendheid geopend tegen de duur der werkdagen, en juffrouw Greta verlangt procenten van de behandelingen.

Enige tijd luisteren ze naar elkaar en lijkt hun ontevredenheid niet verder te komen dan de lichtblauwe rustkamer.

Maar directeur Berrends hoort veel meer dan zij geloven. Hij speurt naar de reden van dit alles en vindt nergens vaste bodem.

Tot op een middag zijn geduld op is, en hij de vier onruststokers in zijn kamer ontbiedt.

Daar staan ze dan: vier allerliefste poppen in crême uniformpjes. Hun blozende donzen gezichtjes met de rose monden en onnatuurlijke ogen en wenkbrauwen verraden weifelende afwachting; of ze zullen moeten glimlachen of boos kijken.

Achter het bureau zit de interessante directeur, die ze

[pagina 143]
[p. 143]

nog nooit gebrutaliseerd hebben en hij bekijkt hen kalm.

Zonder hun een stoel aan te bieden begint hij kortweg: ‘Wilt u mij even duidelijk uitleggen, miss Anita, waarover u meent, ontevreden te moeten zijn?’

Ja, dat ontwapent miss Anita een beetje. Ze komt uit een land, waar de vrouw minstens evenveel waard is als een man; maar - een vrouw blijft een vrouw; ze heeft haar grieven nog niet zo volkomen voor zichzelf geformuleerd, dat ze weet, een man ermee te kunnen overtuigen.

‘Well,’ begint ze, en tast zenuwachtig met haar tong door de hele mondholte om een kauwgummetje te vinden, dat er gewoonlijk wel is. Als ze 't niet vindt, zegt ze: ‘now.... eh.... ik voell alsif ik too hard werk.’

In de directeursogen fonkelt een snel pretglansje, dat meteen wegdooft in plechtige aandacht. Dat maakt haar spraakzaam.

‘Ik vind,’ gaat ze voort, ‘that weij veell te veell to doen hebben. Wenneer kàn ik boudscàps doen? And -’

‘Op uw vrije middag,’ licht Berrends toe.

‘O, yeah? -’ Anita wordt uitdagend. ‘And wenneer shall ik then oewtgààn?’

‘Op Zondag,’ veronderstelt de directeur kalmpjes.

‘And als ik now op mine frimiddag oewt will?’

‘Dan doet u de volgende week uw boodschappen.’

Anita voelt zich de situatie ontglippen. ‘If we were in America....’ begint ze.

‘Please!’ onderbreekt Frank haar met opgeheven hand. ‘We are not there. Just realise and don 't forget, miss Anita.’

En voor ze verder kan gaan, wendt hij zich tot mademoiselle Antoinette: ‘En u?’

Antoinette heeft van het voorgaande onderhoud met vlugge handigheid wat opstoken: reeds heeft ze diverse grieven klaar die ze als een lesje opdreunt, in 't Frans.

Ze heeft begrepen, dat je pleidooi niet sterk staat, als je een taal niet in de perfectie meester bent.

De assistenten zijn de gehele dag in touw - ‘Ze krijgen, indien het mogelijk is, minstens tien minuten rust

[pagina 144]
[p. 144]

tussen twee behandelingen,’ zegt de directeur. Oui, vraiment, maar dat is bij veel cliënten lang niet voldoende. Ze komen allemaal met klachten en moeilijkheden, die je moet aanhoren. Onderwijl moet je werken en aldoor staan - ‘U vindt in elke cabine een gemakkelijke kruk,’ verbetert Berrends.

Antoinette schouderschokt. N'importe. Die krukken zijn theoretisch heel aardig, maar als je echt goed werken wilt - ‘Bravo,’ zegt die onuitstaanbare directeur - dan moet je toch staan. Nee, de enige oplossing is, dat je een kortere werkdag hebt. Zoals 't nu is, kan ze 's avonds niet meer werken. ‘C'est totalement impossible, monsieur.’

Berrends informeert, of ze daarom eergisteravond zo vast lag te slapen op de divan in de personeelkamer.

Antoinette bloost driftig, en vraagt of iets, dat éénmaal gebeurt, als norm aangenomen kan worden.

Hierop weervraagt Frank vriendelijk, of ze er zeker van is, dat 't pas éénmaal is voorgekomen. Nu zwijgt het Françaisetje, en Berrends vraagt nog verder, of hij haar niet met hetzelfde gemak, waarmee hij haar had laten slapen, had kunnen wekken, met het oog op een pannetje ongebuild tarwemeel en glycerine, dat vergeten op een laag vuurtje stond te pruttelen en volkomen onbruikbaar was geworden voor de behandeling.

Of ze soms denkt dat hij niet weet, hoe ze zich toen eruit gered heeft, en de cliënte behandelde met een masker van oude melk-lavendel, die miss Anita had vergeten weg te gooien?

Het Franse en het Amerikaanse meisje zwijgen beiden verlamd en vernietigd. Ze hebben natuurlijk niet geweten, dat hun baas zo'n Jan Hen was, maar het feit, dat hij al die dingen wist, en er niets van zei, - ja, dat ontneemt hun de spraak.

Fräulein Inge komt aan de beurt. Ze is al een beetje geschrokken en glimlacht zoet. Meinheer de Direktoor moet goed verstjaan, zij wil nichts. Allein - zij kann met zo een weinig verdienst nichts ofersjparen, om later haren Verlobten te vertrouwen. -

[pagina 145]
[p. 145]

Directeur Berrends gaat met haar samen de diverse grote uitgaven na en vergelijkt die met haar salaris. Hij spreekt Duits en toont met mannelijke onbegrijpendheid aan, dat ze ruim vijftig gulden in de week over kan houden,

‘Das ist doch sogar zuviel,’ constateert hij.

Ach, Gott wat schrikt Fräulein Inge van die woorden.

Manchmal könnte man glauben, die Männer haben ja kein Gehirn! - Zij laat haar schouders hangen en glimlacht bleekjes. Ze denkt met verlangen aan Manfred in Afrika en weet schuldig, dat ze opgestookt is.... Misschien sterft daarom haar opstand bij de eerste aanval: het is geen van binnen-uit gegroeide overtuiging. Dat merkt ze nu.

Na haar wordt juffrouw Greta verslagen. Op haar angstige hooghartigheid bij de voorgelegde eis der procenten volgt wankele ontnuchtering en bang verweer.

Daarna trekt ook zij terug.

Even zwijgt Frank Berrends en hij beziet kalm de vier onthutste poppengezichtjes. Dan begint hij te spreken; over levensmoeilijkheden voor iedereen. Over fouten, die wederzijds gemaakt kunnen worden. Hij vraagt hun eenvoudig, of ze vergeten zijn, dat hij bij de aanvang altijd gezegd heeft: ‘Wie iets niet begrijpt of ergens over spreken wil, moet bij mij komen.’ Of ze niet meer weten, dat de cliënten ook mensen zijn, en voor het grootste deel het ‘Bella Monica’ bezoeken, om verloren levensmoed te herwinnen; hoe groot de rol van de assistente daarbij is, en van hoe'n onnoemelijk belang de goedgeslaagde behandeling. Dat een ontevreden of onevenwichtige assistente niet goed behandelen kàn, en dat daarom de aangestelden zoveel mogelijk ontzien worden, rust kunnen nemen, hoge salarissen krijgen. Of een van de meisjes zich inderdaad te beklagen heeft over een unfair optreden zijnerzijds?

Ze zwijgen allen. Miss Anita trekt een lip.

‘Miss Anita,’ wendt Frank zich tot haar, ‘wilt u mij misschien zeggen, wie u voor het eerst op de gedachte bracht van onrecht of teveel werk?’

[pagina 146]
[p. 146]

Maar de stilte is een zwaar stenen deksel op de bron der spraak, dat slechts opklapt om zijn woorden te baren, doch geen antwoorden gedoogt.

‘Of een van de anderen?’

Niemand noemt een naam. De naam kan niet uitgesproken worden, want eigenlijk - tja - ten slotte kun je iemand, die een weldadigheidsspeldje verliest, niet kwalijk nemen, dat een ander op de punt gaat zitten en bloedvergiftiging krijgt.

‘Goed,’ zegt Frank. ‘Dus geen invloed van buitenaf. Dan blijf ik aan 't woord. Jullie zijn geschoolde krachten, en góéd geschoold, dank zij mij. Wie denkt, dat ze ergens anders voordeliger of prettiger werk kan vinden, mag gerust vertrekken. Maar wie hier in het instituut nog één klacht uit, wordt op staande voet ontslagen.’

Zo rustig zegt hij dat, alsof hij rijen meisjes weet, die wachten om de vrijgekomen plaatsen in te nemen. Of het voor een assistente niet erg is, op staande voet ontslagen te worden.

Het ontketent in mademoisselle Antoinette een akelige harde koude woede, die dik in haar keel kropt. Voor ze zelf weet wat er gebeurt, heeft ze eruit geflapt: ‘Dat zult u dan toch moeten verantwoorden tegenover de directeur.’

IJskoud en onberoerd neemt Berrends haar op en antwoordt: ‘Vergist u zich niet - ìk ben de directeur.’ Hij wordt niet eens boos.

‘Vous!’ blaft het Françaisetje schel. ‘Vous êtes le directeur?!’ Ze begint te lachen zonder enige vrolijkheid.

De anderen beluisteren onthutst de harde hoon erin.

Berrends zit onbeweeglijk achter zijn massief, statig bureau. Voor de verlegene of vernederde is zo'n meubel een laatste barricade om het prestige te bewaren. Maar Frank heeft dit wapen niet nodig. De minachting in zijn ogen is ondraaglijk. Het hoge lachen verstomt.

Fräulein Inge beeft. Zo heeft niemand nog ooit het gezicht van de baas gezien. Drift is natuurlijk angstwekkend, maar deze stalen beheerstheid is wurgend. Wat kun je doen? -

[pagina 147]
[p. 147]

Miss Anita voelt zich ook onrustig; ze vindt, dat Frank gek doet. Een directeur die boos wordt, behoort te razen.

En juffrouw Greta balt haar handen om gewoon te blijven; ze is opeens misselijk van al dat gepraat. Ze voelt zich bedrogen door de oproerigheid en begrijpt niet, hoe ze zich kon laten meeslepen. Boven haar kleine bangheid verheft zich een geweldige achting voor de man tegenover haar, die zo de situatie weet te hanteren.

‘Wilt u mij vertellen, mademoiselle, wie u voor de directeur heeft aangezien?’ vraagt Frank. Zijn spreektoon verraadt alleen beleefdheid, geen interesse.

Antoinette voelt wel, dat ze veel te ver gaat, maar nu ze A gezegd heeft, moet ze ook B zeggen. Ze veracht de collega's, die haar alle hulp onthouden. ‘Monsieur Geerts,’ antwoordt ze met opgeschroefde bravoure.

‘Vous êtes en erreur, mademoiselle.’ Berrends lijkt boven emotie te staan. ‘Meneer Geerts is de oprichter van de zaak en ook de bezitter. Doch er is hier maar één directeur....’

‘Toch kunnen we onze klachten aan de eigenaar voorleggen,’ dreigt Antoinette, tot het uiterste gedreven.

Berrends glimlacht opgewekt: ‘Doet u dat dan....’

Hij staat op. Het gesprek is afgelopen. De meisjes gaan weg. 'n Beetje geschokt, met ontstemde gezichten, trippelen ze de zaal door. Frank telefoneert naar juffrouw Adrie:

‘Ik wil graag het rapport van mevrouw Geerts even inzien.’

Het wordt hem gebracht.

Frank wacht tot hij weer alleen is en slaat dan het verslag open. Hij leest slechts de datum boven elke behandeling en de ondertekeningen. En hij vindt zijn vermoeden bewaarheid.

Maandag 3-6: Inge; Donderdag 6-6: Anita; Dinsdag 11-6: Inge; Vrijdag 14-6: Greta; Maandag 17-6: Antoinette; Donderdag 20-6: Anita; Zaterdag 22-6: Antoinette; Dinsdag 25-6: Inge; Vrijdag 28-6: Antoinette; Maandag 1-7: Greta; Vrijdag 5-7: Greta; Dinsdag 9-7: Inge; Donderdag 11-7: Anita; Zaterdag 13-7: Antoinette.

[pagina 148]
[p. 148]

Weer belt hij naar de réception: ‘Wanneer heeft mevrouw Geerts weer een behandeling?’

Juffrouw Adrie antwoordt: ‘Vanmiddag om half vijf, meneer.’

‘Brengt u haar dan meteen in de gereserveerde cabine, en geeft u haar vandaag miss Jean,’ zegt Frank.

‘Miss Jean is om kwart voor vijf besproken voor mrs. Carfew, meneer.’

‘Hindert niet, dan geeft u die miss Anita maar.’

‘Ja, meneer.’

Frank leunt terug in zijn stoel. De drift, die hij volkomen onder bedwang had daarstraks, schiet nu in hem los.

Hij klemt de handen in elkaar en mompelt verbeten voor zich heen: ‘Ik zàl ze.... ik zàl ze....’ Gedachten raken in mekander verward, alle grieven, welke zolang geslapen hebben, steken hun hoofd op, en drijven hem regelrecht in de storm van minachting om dit intrigeren.

Frank springt overeind en begint heen en weer te lopen, omdat hij zelf voelt, zó niet te kunnen praten, straks. Hij kan niet meer denken aan werken. Alle concentratie spant zich op hetzelfde punt. Hij moet kalmeren. Hij wìl kalmeren. Net zoals hij nu reeds vijf jaar lang gedaan heeft.

Hij peinst: hoelang nog?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken