Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Winterverhalen (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Winterverhalen
Afbeelding van WinterverhalenToon afbeelding van titelpagina van Winterverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

Scans (13.30 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Winterverhalen

(1981)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

Oudejaarsverhalen

[pagina 191]
[p. 191]

Van de Heilige Sylvester

Een middeleeuwse legende

Sylvester, bisschop van Rome, ten tijde van de grote keizer Constantijn. Liefdevol was zijn gebaar en heilig zijn denken. De Hemel had zijn geest doorlicht met voorziening.

Vertellen oude boeken niet, hoe hij voor de keizer werd geroepen, waar een tovenaar hem wilde bestrijden?

‘Dat gij kome, naar het paleis, met grote spoed,’ zegde hem de boodschap aan. ‘En dat gij uw macht bewijze, en die van uw God; want er is een groot tovenaar verschenen voor de treden van onze troon, dewelke krachten bezit, buiten de grenzen van Jupiters gezag.’

Toen begaf zich de bisschop Sylvester te voet naar het keizerlijk paleis, en hij schreed zonder aarzeling de hoven langs, door gangen en zalen, tot voor de Stoel van Constantinus.

Daar stond een Oosterling in bont gewaad. Zijn donkere blik was in meditatie geloken onder de fonkelende tulband. Maar toen Sylvester binnen trad, hief de tovenaar zijn ogen, en bezag de eenvoudige man, die de troon naderde. En óm hen zonk een doorfluisterde stilte van verwachting, want onder de hovelingen van de keizer waren velen, die aarzelden in hun geloof aan goden en godinnen. Hier voor hun aangezicht stonden twee mannen die dezelfde kracht zegden te hebben, elk aan een uiterste van het heelal des geloofs - als een weegschaal van onbekende goddelijke machten, met in het midden daarvan de wankele bekeerlijkheid van mensen.

‘Ik daag u uit, mij met uw geest te ketenen,’ sprak de tovenaar tot Sylvester. ‘Ik ken de naam van de almachtigste Godheid. En deze naam is zo alles-omvattend, dat geen sterveling hem kan aanhoren, zonder onmiddellijk te sneven.’

Toen werd een gezonde jonge stier binnen-geleid; en de tovenaar zei tot Sylvester: ‘Ik zal dit dier de grote naam influisteren. En als gij dit niet kunt voorkomen, zal ik daarna de naam aan u-zelve noemen en u aldus vernietigen.’

Hij ging tot het rund; en Sylvester deed geen schrede, om hem dit te verhinderen. De tovenaar greep het oor van de stier, en fluisterde de naam.

[pagina 192]
[p. 192]

Voor de ogen van allen die aanwezig waren en hadden gewankeld, zonk de stier ter aarde en was dood.

‘Gij hebt het niet verhinderd,’ zei de tovenaar tot Sylvester. Er was jubel in zijn stem, en zijn ogen schoten vonken als de bliksem.

Toen glimlachte Sylvester, zich verwerende: ‘Maar hebt gij dan zélf de verdoemde naam niet gehoord, op het ogenblik, dat uw stem hem fluisterde...? Waarom staat gij daar dan?’

En weer rimpelde een fluisteren van de omstanders door de stilte.

‘Ik heb weerstand ontvangen tegen deze grootheid,’ zei hem de tovenaar, ‘maar u zal ik vernietigen, omdat ge mijn macht niet hebt kunnen tegenhouden, met al uw vrome zangen en zaligprijzingen!’

Sylvester bezag hem met nog breder glimlach, en antwoordde: ‘De God die ik aanbid, is geen wrekende. Dat zij dus ook verre van mij. Maar u is de wraak na aan het hart, o man van toverdaden. Mij is niemand te machtig, en ik zal u de reden verklaren. De opperste God is de Scheppende. Hij geeft het leven, en nimmer de vernietiging. De naam, die dit armzalig rund van u moest horen, was die van de Duivel.’

De tovenaar was zwart over zijn ganse aangezicht, en hij zei: ‘Ge liegt.’

‘Mocht ik liegen,’ hernam Sylvester, ‘toon me dit dan: breng deze stier tot leven terug. Want dat is de grootste macht. Elke beul kan doden; doch geen menselijk wezen kan zonder goddelijke macht tot leven brengen.’

Zij zwegen beiden. En zo groot was de spanning rondom, dat geen mens een woord vermocht te fluisteren.

Dan hief Constantinus, de grote keizer, zijn hand, zeggende tot de tovenaar: ‘Wek dus tot leven dit rund.’

En de tovenaar stond als een stenen beeld; met moeite sprak hij: ‘Ik kan niet.’ Zijn hoofd werd door verlegenheid gebogen. Zijn ogen echter flitsten naar Sylvester. Nog voegde hij bij zijn woorden: ‘Laat deze dan het rund levend maken, om zijn tovermacht te tonen!’

Ten tweede male hief de keizer Constantijn zijn rechterhand, sprekende tot Sylvester thans: ‘Wek tot leven deze jonge stier.’

En Sylvester boog biddend het hoofd, terwijl hij naar het kadaver schreed.

De stilte was zo hevig, dat men de tijd had kunnen horen slijten langs het gebeeldhouwd porfier in de troonzaal. Geen man of vrouw bewoog zich, of ademde nog. Zij stonden als schaduwen op de bloem-bestrooide vloer, en bezagen Sylvester, toen hij zijn hand

[pagina 193]
[p. 193]

uitstrekte, en boven het dode rund een kruis-teken in de lucht schreef. En voor hun getroffen ogen golfde een ademhaling door het stierelijf; de poten bewogen, de kop richtte zich op, met glanzend-vochtige ogen naar de bisschop. Met ketsend geluid van hoeven op marmer verhief zich de stier, en stond levend in de troonzaal.

‘Amen,’ sprak Sylvester.

Men keek rond naar de tovenaar, doch vond hem niet. -

Ach, hoeveel grootheid blinkt niet uit de handelingen van de heilige Sylvester! - Eens klopte een man aan zijn deur, zeggende: ‘Help mij, ik word vervolgd voor mijn geloof. Ik ben Timotheus, de koperslager.’

Zonder enig bezwaar nam Sylvester de man in zijn binnenkamer, en verborg hem achter tapijten.

Die ganse nacht verbleef Timotheus daar, en in de vroege ochtend sloop hij weg, door de duisternis gedekt, zodat hij de stadspoort wist te bereiken.

Toen, in het eerste uur van zons-opgang, sloeg de prefect op de poort van Sylvesters huis, en eiste toegang. De schreden van veel soldaten galmden door de woning. En hoog was de toon, waarop de prefect uitlevering verlangde van Timotheus de koperslager.

Sylvester zeide: ‘Hij is gevlucht.’

De prefect stond groot en machtig voor hem; zijn stem donderde langs de pilaren: ‘Gij hebt hem onderdak gegeven!’

De bisschop zag hem onbevreesd aan, en antwoordde: ‘Dat zou ik altijd weer doen.’

‘Wij zochten hem voor zijn geloof,’ schreeuwde de prefect.

‘Dat heeft men mij ook eens gedaan,’ zei Sylvester.

‘Maar deze man is een heiden!’ waarschuwde de prefect hem.

‘Ach,’ weerlegde Sylvester, ‘dan kunt gij hem niet helpen, mijn heer.

Laat ons bidden, dat hij terugkome.’

Toen greep de prefect Sylvester aan, en voerde hem in een blinde hoek van het vertrek. ‘Timotheus heeft in uw huis een schat achtergelaten,’ zei hij dreigend.

‘Doorzoek mijn huis dan,’ raadde Sylvester hem, ‘want ik hecht daaraan niet.’

‘Gij hecht daaraan wél,’ drong de prefect aan. ‘Zeg mij, waar deze schat zich bevindt!’

Sylvester blikte de prefect in zijn verwoede ogen, en las hebzucht en zwakheid van zijn gelaat.

‘Indien ge mij niet bekent, waar de schat is geborgen, zal ik u

[pagina 194]
[p. 194]

gevangen nemen en morgen-ochtend ter pijnbank uitleveren!’ dreigde de prefect.

Toen wendde de bisschop zijn kalme blik langs de grote soldaten, die daar zwaar en gespierd in gesloten rij stonden; en welhaast verdrietig sprak hij tot de machtige: ‘Gij dwaas! Nog deze avond zal uw ziel van u worden weggeroepen - ik zie het aan de blauwe hemel geschreven staan! En hier zijt gij, en verhit u op anders schatten. Wat moet ik u dan nog antwoorden, prefect? Ik heb geen goud van Timotheus, ik hecht er niet aan. Verlaat mijn huis, en schreeuw uw dreigementen naar mannen, die pijn en dood meer vrezen dan ik.’

De prefect dan, beangst geworden door Sylvesters woorden, liet zich de ganse dag bewaken door zijn manschappen. Hij dronk matig, en weerde alle gezelschap. Om zijn vertrek stonden de wachten in dubbele rij. Slechts één vertrouwde slaaf mocht hem dienen bij het maal en deze moest alle gerechten vóór-proeven. Er was geen vijand, er was geen vergif, er was geen dreiging.

Doch een visgraat stak zich vast in de keel van de prefect, juist, toen de slaaf hem had verlaten. Men vond de machtige dood in zijn zaal liggen. Toen men dit Sylvester meldde, hief hij het hoofd naar het licht. ‘Zoals God zijn naamdag stelt aan het eind van ons leven,’ sprak hij, ‘zo zou ik mijn naamdag willen stellen aan het einde van elk jaar weeraan.’

Dat was in de tijd der Romeinen, toen december de tiende maand werd gerekend. En ziet, hoe deze wens werd vervuld, in later tijden: Sint Sylvesters naamdag staat aan het einde van het jaar, als een vermaan voor ons zorgeloos hart.

Het zij zo. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken