Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw-beroep-maatschappij (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw-beroep-maatschappij
Afbeelding van Vrouw-beroep-maatschappijToon afbeelding van titelpagina van Vrouw-beroep-maatschappij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

XML (1.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw-beroep-maatschappij

(1969)–H.M. Langeveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Analyse van een vertraagde emancipatie


Vorige Volgende
[pagina 167]
[p. 167]

Hoofdstuk IX
het gezin I

‘the family of procreation’ en het rolconflict

Het gaat in dit hoofdstuk om wat de Amerikanen noemen de ‘family of procreation’, het gezin waarvan de vrouw deel uitmaakt als echtgenote en moeder. Het gezin van herkomst - de ‘family of orientation’ -, waar de vrouw de positie van kind inneemt, wordt bekeken in hfdst. XII.

In zijn meest acute vorm treedt het rolconflict op als de vervulling van de gezinsrol direct in strijd komt met de vervulling van de arbeidsrol. De traditionele oplossing daarvoor is het laten vallen van de arbeidsrol, een oplossing die tot ongeveer twintig jaar geleden vrij algemeen aanvaard werd, maar die nu plaats gaat maken voor een nieuwe oplossing: combinatie van een (onvolledige) beroepsrol met de gezinsrol.

Welke gezinsfactoren beïnvloeden dit verschijnsel en hoe? Werken zij tijdelijk of permanent? Stimuleren zij de verbreiding of remmen zij die af? Werken zij in de richting van een meer of een minder volledige beroepsrol? Ik zie een drietal complexen van factoren: de economische situatie van het gezin, culturele kenmerken van de gezinsrollen van vrouw en man, en structurele kenmerken van die rollen.Ga naar eind187

invloed van de economische situatie van het gezin

De veronderstelling dat de economische situatie van het gezin de vrouw zou kunnen bewegen om arbeids- en gezinsrol te verenigen, wordt natuurlijk direct ingegeven door de historie. Maar harde economische noodzaak, dwang om te voorzien in de meest primaire behoeften van het gezin, is in het algemeen genomen geen invloedsfactor meer. Toch is de economische factor wel degelijk van groot belang, maar dan in andere zin. De vrouw maakt het door haar werk mogelijk het levenspeil van het gezin te verhogen, zij zorgt voor de ‘extraatjes’. De hoeveelheid extraatjes die de consument wordt aangeboden, is zonder eind; de voortdurende verho-

[pagina 168]
[p. 168]

ging van de levensstandaard zal dan ook een stimulans blijven vormen voor de beroepsarbeid door de gehuwde vrouw.

invloed van inhoud(sveranderingen) vrouwelijke gezinsrol

De gezinsstructuur is in onze samenleving zo, dat de vrouw de spil van het gezin genoemd kan worden. De materiële verzorging van het gezin, het voeren van de huishouding dus, komt geheel ten haren laste; opvoeding en koestering van de kinderen zijn voor een zeer belangrijk deel in haar handen - in de eerste levensjaren van het kind neemt zij de opvoeding zeker voor 90% voor haar rekening; en in de laatste maar niet de geringste plaats moet zij echtgenote zijn.

Men spreekt wel eens over de ‘uitholling’ van de gezinstaak van de vrouw, waarmee men bedoelt dat zij in het gezin niet zo veel meer te doen zou hebben. Daarom zou zij buitenshuis willen en kunnen werken. Ik zal de genoemde rolonderdelen eens wat nader onder de loep nemen op trekken die buitenshuis werken kunnen bevorderen dan wel tegengaan.

verzorging van het huishouden

De techniek draagt ongetwijfeld bij tot vermindering en vergemakkelijking van het huishoudelijk werk door het verschaffen van mechanische hulpmiddelen en arbeidsbesparende consumptie-artikelen.

Toch is het aantal huishoudelijke taken dat gemechaniseerd is verhoudingsgewijs zeer gering. De moderne woningindeling en -inrichting verlicht het werk in bepaalde opzichten (gemakkelijk schoon te houden), maar verzwaart het anderzijds ook weer (gebrek aan was-, droog- en bergruimte e.d.). Tijdsbesparende etenswaren vinden steeds meer aftrek, maar tijdsbesparende huishoudelijke artikelen (bijv. wegwerp-borden) worden duur geacht en het gebruik ervan druist bovendien in tegen de bestaande levensstijl.

Bovendien bestaat een huishouden uit een veelheid van verschillende bezigheden, die afhankelijk van grootte en samenstelling van het gezin beslist op bepaalde tijden of voor bepaalde tijdstippen uitgevoerd moeten worden. De zorg voor de maaltijden keert bij voorbeeld drie maal daags terug.

[pagina 169]
[p. 169]

De huishouding is doorgaans ook weinig gerationaliseerd. De huisvrouw is vrij in de indeling van haar werk voor zover zij geen rekening hoeft te houden met externe verplichtingen van gezinsleden (werktijd man, schooltijden kinderen). Deze vrijheid is een van de aantrekkelijke kanten van het huisvrouwschap. De geringe mate van rationalisatie heeft bovendien het voordeel dat er op bijna elk tijdstip ruimte gemaakt kan worden voor onvoorziene bezigheden (bijv. ontvangst van onverwachte gasten). Door dit alles heeft de Nederlandse huisvrouw een lange werkweek. Volgens een recent onderzoek een 60-urige: van maandag tot en met vrijdag 9½ uur per dag, op zaterdag circa 8¼ uur en op zondag nog circa 4½ uur.Ga naar eind188 (In de berekening hiervan is de arbeid buitenshuis meegeteld. Volgens de specificatie van de tijdsbesteding is die voor deze steekproef gemiddeld niet meer dan circa 30 minuten per dag.)

De lengte van de werkweek wordt dus deels veroorzaakt door het tekort aan rationalisatie, deels vermoedelijk door de hoge standaard van huiselijke verzorging die men in Nederland aanhoudt. De huisvrouw blijkt haar tijd wel in haar gezin te kunnen vullen. Volgens het zelfde onderzoek besteedt ook de vrouw die geen kinderen heeft gemiddeld nog ruim 6½ uur per dag aan haar huishouden!

Een 50 à 60-urige werkweek verdraagt zich natuurlijk niet met arbeid buitenshuis, ook al zou dat maar parttime arbeid zijn. Huisvrouwen die buitenshuis werken, besteden dan ook niet zo veel tijd aan huishoudelijk werk. Zij pakken het anders aan. Boodschappen worden op één dag gedaan (zaterdag) of op weg naar en van het werk. De was verschuift naar de avond of het week-end. Zij blijven echter in meerderheid de was thuis doen.

Dit betreft een onderzoek onder vrouwen die merendeels parttime werken, en ook merendeels geen kleine kinderen hebben.Ga naar eind189 Ongeveer de helft van hen zegt meer dan 4 uur per dag met huishoudelijk werk bezig te zijn, en 38% zegt in het weekeinde ruim 5 uur aan extra werk te moeten besteden. Zij zijn wel allen van mening dat zij zo het werk behoorlijk gedaan kunnen krijgen.

Een eerder ingesteld onderzoek gaf minder optimistische resultaten.Ga naar eind190 Hierbij werd geschat dat bijna een derde van de ondervraagde vrouwen een werkweek had van meer dan 55 uur per week, in de huishouding en buitenshuis, exclusief de reistijden. Bijna de helft van de werkende vrouwen met gezinsverantwoordelijkheid had dan ook ‘vaak’ of ‘af en toe’ het gevoel dat de dubbele taak eigenlijk een te zware belasting vormde.

[pagina 170]
[p. 170]

In het eerstgenoemde onderzoek ondervonden de werkende vrouwen dus niet zulke grote bezwaren, hoewel twee derde van hen onaangename kanten van de combinatie ervoeren. - Kleine verschillen in de wijze van vraagstelling in beide onderzoekingen kunnen gemakkelijk tot dit verschil in resultaten leiden. Maar dat kan niet het geval zijn als binnen één onderzoek werkende en niet meer werkende vrouwen worden vergeleken.

De ondervraagde niet werkende vrouwen, die wel gewerkt hadden, noemden wat vaker bezwaren - zoals veel werk in het weekeinde, niet alles af kunnen - dan de nog werkende vrouwen. Men moet er wel rekening mee houden dat zij spraken over een periode die al weer een tijd achter hen lag. ‘Hier vraagt men zich af of de vrouwen die niet meer werken indertijd objectief in moeilijker omstandigheden verkeerden dan haar nú werkende zusters, of dat zij er minder goed in slaagden werk en huishouden te combineren, of dat de nú werkende vrouwen niet gemakkelijk toegeven dat er problemen in de huishoudelijke organisatie blijven bestaan.’Ga naar eind191.

 

Vrouwen die buitenshuis werken, organiseren het huishoudelijk werk anders, rationeler, maar dat helpt niet alle problemen de wereld uit, afgezien nog van het feit dat de een meer organisatietalent heeft dan de ander. Hulp van buitenaf is schaars, wel neemt de man een aantal kleine taken van de vrouw over. De gegevens wijzen er duidelijk op dat de huishoudvoering in wezen weinig verandert door het werken buitenshuis en dat het huishoudelijk werk voor het overgrote deel in handen van de vrouw blijft. Koken, de kleine was. strijken, huis schoon houden, kleding. repareren, boodschappen doen, blijven haar taken. Een merkbare verlaging van de standaard van huiselijke verzorging is er niet, hoewel het mogelijk is dat men het in naar buiten niet zichtbare zaken wat gemakkelijker neemt (meer diepvrieseten, meer ‘patat frites’-maaltijden, minder uitvoerige schoonmaakbeurten).

Rationalisatie van de huishouding maakt de vrouw het buitenshuis werken mogelijk, maar maakt dan andere dingen onmogelijk. Het onvoorziene maakt inbreuk op de organisatie, is een storend element. Gezinsleden moeten hun verzorgingseis en aanpassen aan de organisatie, kunnen niet verwachten dat de huisvrouw op elk moment voor hen klaar staat. Der- gelijke rolverwachtingen ten opzichte van de huisvrouw bestaan er echter nog wel. Dat kan in huis een gejaagde sfeer doen ontstaan die niet bevor-

[pagina 171]
[p. 171]

derlijk is voor het gezin als plaats waar men zich na het dagelijks werk ontspant.

 

Ik vat samen. In de mogelijkheid om het huishoudelijk werk te rationaliseren en meer te concentreren ligt een stimulans voor beroepsarbeid. De huishoudelijke taken verminderen evenwel niet, deels doordat de menselijke verzorging nu eenmaal zijn eisen stelt, deels door de geringe mechanisering van het huishouden en tenslotte ook nog door het handhaven van een in vergelijking tot andere landen vermoedelijk hoge standaard van huiselijke verzorging. Die taken blijven ook berusten bij de vrouw, deels omdat zij en anderen (zie hfdst. IX, pag. 179) dit wensen, deels omdat er geen vervanging is. In deze beide factoren ligt een rem voor de aanvaarding van een volledige beroepsrol. Er werken meer gehuwde vrouwen parttime dan fulltime en bij een onderzoek bleek, dat zij die bereid en in staat waren tot arbeid buitenshuis 3-4 uur daags beschikbaar hadden.Ga naar eind192 Uit het voorgaande volgt direct dat de gehuwde vrouw ook sterk geografisch gebonden is in de keuze van de plaats van werken. Haar overvolle werkweek en de noodzaak op bepaalde tijdstippen thuis te zijn, stellen aan de reistijd nauwe grenzen.

verzorging en opvoeding van de kinderen

Kinderen vergroten het aantal huishoudelijke taken, vooral zeer jonge kinderen. Vóór de leerplichtige leeftijd hebben kinderen zeker constant toezicht nodig en dat betekent dat de moeder of een vervangster de hele dag in de omgeving moet zijn. Vervanging van de moeder is er niet. Crèches ontbreken vrijwel, betaalde hulp is schaars en weinigen kunnen zich die permitteren. De kleuterschool vangt weliswaar een deel van de kinderen op, maar slechts gedurende een gering aantal uren die bovendien zo over de dag verspreid liggen dat de moeder toch eigenlijk niet voor, langere tijd het huis uit kan. Dat er geen vervanging is voor de moeder is niet toevallig.

In hfdst. II zagen wij dat de vrouw als moeder hoog ten troon is verheven, wat zijn culminatiepunt vond in een soort pseudo-professionalisatie van het moederschap. Het is een algemene veronderstelling geworden dat de moeder onmisbaar is voor de ontwikkeling van het kind, in het bijzonder in de eerste levensjaren. Deze reeds bestaande opvatting ontving steun

[pagina 172]
[p. 172]

van psychologische kant hoewel zij niet wetenschappelijk geverifieerd werd.Ga naar eind193

De in dit verband zo bekend geworden publikatie van Bowlby gebaseerd op de onderzoekingen van Spitz vertoont manco's. Bowlby poneert de stelling dat het ontbreken van de moeder het kind ernstig kan schaden in zijn persoonsontwikkeling. Het bewijs vindt hij in verschijnselen die zich voordeden bij jonge kinderen in inrichtingen en die door Spitz ‘hospitalisme’ werden genoemd. Het zwakke punt is dat deze verschijnselen uitsluitend toegeschreven worden aan het ontbreken van de moeder zonder dat op andere mogelijke invloedsfactoren wordt gelet.Ga naar eind194 Verder wordt er een zwart-wit tegenstelling geschapen in de toepassing van deze en dergelijke inzichten. Men gaat ervan uit dat de moeder of aanwezig is en dan ook altijd, of afwezig. Afwezigheid van de moeder gedurende een deel van de dag behoeft echter helemaal niet dezelfde consequenties te hebben als totale afwezigheid.Ga naar eind195

De steun uit wetenschappelijke hoek droeg er zeker toe bij dat de opvoeding en koestering van de kinderen als dagtaak voor de vrouw nog steviger verankerd werden in haar gezinsrol. Onder de gehuwde werkende vrouwen zijn die met niet-schoolgaande kinderen dan ook verre in de minderheid. De oorzaak daarvan is dus zowel dat er geen vervanging is voor de moeder als dat zij geen vervanging zoekt: zij accepteert haar rol of durft er althans niet van af te wijken. (Uit de volkstellingcijfers (zie pag. 47), en uit het G.I.T.P.-onderzoekGa naar eind196 blijkt, dat er toch een kleine groep is die buitenshuis werkt ondanks het bezit van zeer jonge kinderen. Helaas zijn over deze groep geen gegevens beschikbaar wat betreft de zorg voor de kinderen en de werktijden van de vrouw.)

Een gevolg van de grote nadruk op de moederlijke aanwezigheid bij de kinderen is, dat de vrouwen die gezin en beroep combineren hierover schuldgevoelens hebben. Hoewel alleen buitenlandse onderzoekingen hierover informatie biedenGa naar eind197, durf ik de geldigheid daarvan uit te breiden tot Nederland. Hoewel de meeste vrouwen in de verschaffing van extra inkomsten het goede met hun gezin voor hebben, behoedt hen dit niet voor gevoelens van angst en schuld dat zij hun kinderen te kort doen. Deze schuldgevoelens kunnen hun relatie tot de kinderen beïnvloeden.

Hoewel buitenlandse onderzoekingen naar de arbeid van de gehuwde vrouw ruimschoots aandacht schenken aan het gezin, wordt dat in Nederland blijkbaar niet noodzakelijk geacht. Een symptoom van de struisvogelpolitiek die men van overheidszijde tegenover het werken van de gehuwde vrouw bedrijft?
[pagina 173]
[p. 173]
- Ik geef een summiere samenvatting van Amerikaanse onderzoekresultaten zoals die zijn gecompileerd in het boek ‘The employed mother in America’.Ga naar eind198 Het beeld van het emotioneel en zelfs materieel verwaarloosde kind, dat, slecht aangepast als het is, snel tot misdadigheid dreigt te vervallen, is door het onderzoek wel definitief weerlegd. Het werken van de moeder is gebleken helemaal niet van zo'n overheersende invloed te zijn dat het effect daarvan gemakkelijk aanwijsbaar is. Toch zijn er enige voorlopige uitspraken te doen.
Parttime arbeid wordt vaker verricht uit vrije verkiezing dan fulltime arbeid, die vaker op economische noodzaak berust. Parttime arbeid wordt zodoende een ervaring die bevrediging schenkt, die bovendien minder belastend is en meer tijd voor het gezin over laat dan fulltime arbeid en die daardoor minder schuldgevoelens veroorzaakt. Nu blijkt de moeder die plezier in haar werk vindt, een warme verhouding tot haar kinderen te hebben; tot de jonge kinderen misschien wel een te warme, wat mogelijk toch duidt op een schuldreactie. Als de moeder geen plezier in haar werk heeft, is haar relatie tot de kinderen een haast tegenovergestelde. Er is minder contact tussen moeder en kind en het kind kan zwaar belast worden met huishoudelijke taken.
Er is reden om te veronderstellen dat de schuldreacties van de werkende moeder sterker zijn naarmate de kinderen jonger zijn, omdat zij dan de publieke opinie het meest geweld aandoet. Schuldgevoelens lijken inderdaad iets sterker te zijn bij moeders van jonge kinderen, maar er is niets bekend over eventuele nadelige gevolgen daarvan voor de kinderen.
Er zijn aanwijzingen dat een gedeeltelijke dagtaak van de moeder een positieve uitwerking heeft op het adolescente kind. Mogelijk weet de werkende moeder een beter evenwicht te vinden tussen leiding van en autonomie voor haar kinderen dan de niet-werkende moeder, wier levensvervulling haar gezin is en die het einde van haar opvoedingstaak dreigend ziet naderen.
Suggestieve, maar evenzeer nog te toetsen uitkomsten zijn gevonden over de invloed van het werken door de moeder op kinderen van verschillend geslacht. Moeders die werken en plezier in hun werk vinden, oogsten meer bewondering van dochters dan moeders die niet werken. Zij zouden voor hun dochter een nieuw type vrouw modelleren, dat zij zich graag tot voorbeeld neemt. De invloed van de werkende moeder op haar zoon lijkt minder duidelijk te zijn, ook minder positief en waarschijnlijk afhankelijk van allerlei omstandigheden. Zeer zeker is die invloed negatief als de moeder werkt uit economische noodzaak en de vader daardoor een weinig positief model vormt voor de zoon.

De opvoeding van de kinderen is een stuk gezinsrol, dat een rem vormt voor het entameren van arbeid buitenshuis, zeker in de eerste levensjaren van het kind, maar ook nog wel tijdens de lagere school-periode en later. De rem bestaat deels uit het gebrek aan vervanging van de moe-

[pagina 174]
[p. 174]

der, deels uit in de rolopvatting vastgelegde afwijzing van vervanging. De vraag is nu of de laatste rem zou blijven werken als de werking van de eerste opgeheven zou zijn. Als er adequate vervanging van de moeder beschikbaar zou zijn, zou zij die dan gebruiken om een parttime werkkring te aanvaarden?

In Amerikaanse en Duitse onderzoekingen werd geconstateerd dat moeders liever de hulp inriepen van familieleden of betaalde vervangsters dan dat zij hun kinderen in een crèche onderbrachten. Mogelijk denkt men, dat het kind meer hartelijkheid zal ondervinden van familie dan van vreemden en meer aandacht als het niet een onder velen is. Maar angst voor de publieke opinie zal aan deze voorkeur ook niet vreemd zijn. Het lijkt minder harteloos en past meer in gebruikelijke hulppatronen grootmoeder op het kind te laten passen dan het achter te laten in een ‘bewaarplaats’.

Hoe sterk de weerstand tegen crèches is hij de Nederlandse gezinnen is niet bekend. Als zij er zouden zijn, zouden zij aanvankelijk wel het meest en ook frequent gebruikt worden om andere redenen dan het werken van de moeder, om redenen die meer aanvaardbaar zijn (ziekte moeder, boodschappen, met andere kinderen naar de dokter moeten e.d.). Dergelijke redenen geven de indruk dat de moeder het kind slechts incidenteel in de crèche onderbrengt en dat dat dus weinig nadelige gevolgen zal hebben. In feite zal de crèche op deze manier ras inburgeren. Hier en daar worden op het ogenblik crèches opgericht; het zou nuttig zijn te registreren door wie en wanneer zij worden gebruikt.

In verband met het bovenstaande moet een ander verschijnsel genoemd worden: de voor Nederland spectaculaire daling van het geboortencijfer die in 1965 begon en in de volgende jaren verder doorzette (tabel XIII).

tabel xiii: geboorten per 1000 inwoners

1964 20,7
1965 19,9
1966 19,2
1967 18,9
1968 ca 18,6Ga naar voetnoot*

bron: c.b.s.
[pagina 175]
[p. 175]

De daling is een gevolg van de teruggang in het aantal latergeborenen. Het aantal eerstgeborenen steeg in die jaren, voornamelijk door de daling van de huwelijksleeftijd. Het ziet er naar uit, dat Nederland het geboortenpatroon van de omringende landen overneemt.

De verbreiding van de orale anti-conceptie die in 1964 begon, zal hier zeker in grote mate debet aan zijn. Deze methode is aanzienlijk effectiever dan de tot dan toe bekende. Dit zou inhouden dat er in Nederland van voor de ‘pil’ een kloof bestond tussen gewenste en feitelijke gezinsgrootte en daar zijn ook wel aanwijzingen voor.Ga naar eind199 - De verandering in het geboortenpatroon zal de periode van maximale gezinsbelasting verkorten. De meest belemmerende werking op het aanvaarden van een beroepsrol zal dus navenant korter duren.

huwelijkspartner zijn

Bij de opsomming van de componenten van de vrouwelijke gezinsrol schreef ik, dat zij in de laatste maar niet in de geringste plaats echtgenote moet zijn. Dit wekt de indruk dat de rol van echtgenote hoge eisen stelt aan de vrouw. Dat is zo, maar de rol van echtgenoot stelt minstens even hoge eisen aan de man. Het is immers de belangrijkste verworvenheid van de emancipatie dat de vrouw van de man mag vergen, dat hij even hard bouwt aan het huwelijk als zij. Sociologisch gezien is het twintigste-eeuwse huwelijk getypeerd als het partnerhuwelijk, waarin man en vrouw elkaars gelijke zijn. Dit huwelijk berust op de liefde van de partners voor elkaar, liefde die geacht wordt een steeds langer leven lang stand te kunnen houden.

Een dergelijke gemeenschap vraagt heel veel aanpassingsvermogen, geduld, toegeeflijkheid, invoelingsvermogen en nog veel meer van beide partners. Noch seksueel noch emotioneel is er een maatschappelijk aanvaarde, of op zijn minst getolereerde uitlaatklep buiten het huwelijk. Man en vrouw worden geacht hun moeilijkheden samen op te lossen. Dat dit vaak niet lukt bewijzen de brieven in damesbladen, de bureaus voor levens- en gezinsmoeilijkheden en andere instellingen voor maatschappelijk werk.

Maar gegeven de veeleisende huwelijksvorm die deze maatschappij nu eenmaal heeft (en die te zien is als een fase in het emancipatieproces van de vrouw), is de rol van de vrouw daarin een in vele opzichten bevoor-

[pagina 176]
[p. 176]

rechte, zowel in vergelijking tot die van haar voormoeders als in vergelijking tot de complementaire rol van de man. De vrouw heeft op haar negentiende-eeuwse overgrootmoeder voor, dat zij van haar man kan vragen dat hij zijn vrije tijd met haar doorbrengt en belangstelling toont voor haar levenssfeer, dat hij haar even trouw is als zij hem, dat hij haar seksueel en affectief bevredigt, en dat hij haar ook nog bij tijd en wijle terzijde staat in het huishoudelijk werk. Daarbij moet hij een goed kostwinner zijn, maar ook overgrootmoeder was al gerechtigd die eis te stellen.

Wat mag de man van zijn vrouw verwachten? Dat zij hem trouw is, dat zij hem seksueel aanvaardt (louter passief dus, ondanks de opgewekte en opwekkende voorlichting die vrouwen tracht aan te sporen tot een meer actieve houding in sexualibus), dat zij hem affectief bevredigt, dat zij thuis een sfeer schept waarin hij zich kan ontspannen, en dat zij het huishouden redelijk verzorgt. Belangstelling voor zijn levenssfeer buiten het gezin wordt nauwelijks verwacht.

De subrol van echtgenote is een zeer geprivilegieerde. De vrouw heeft een grote vrijheid om haar bezigheden te regelen zoals zij dat wil en feitelijk kan zij meer eisen stellen aan haar man dan hij aan haar. Zij kan zich bijzonder veilig voelen in haar domein, het gezin, waarin zij de man ook mee ingekapseld heeft. - Er is aan deze rol slechts een nadeel: voor de buitenwereld is zij een verlengstuk van haar man. Zij heeft zelfs geen eigen naam. Zij ontbeert een sociale identiteit. (Wat geenszins hoeft te betekenen dat zij een persoonlijke identiteit mist.)

Een sociale identiteit vindt men in onze maatschappij in de prestatie, de door de samenleving erkende prestatie. Dat hoeft niet altijd een beroepsprestatie te zijn - politiek, sport, hobby -, maar voor de meesten is het dat wel. Het gemis aan sociale identiteit kan pas als zodanig worden ervaren als men zich bewust is van een wereld waarin men zou willen meetellen. Vrouwen wier horizon samenvalt met de grenzen van het gezin zullen hiervan geen last hebben. Die bewustheid kan dateren van voor het huwelijk, maar kan ook ontstaan en bevorderd worden door en vanuit het huwelijk zelf.

Partners investeren heel veel in het moderne huwelijk. Teleurstellingen kunnen haast niet uitblijven,Ga naar eind200 De verwachtingen van man en vrouw zijn wellicht even hoog gespannen, maar als zij niet bewaarheid worden, wordt de man er niet voortdurend mee geconfronteerd. Hij heeft een uitwijkmogelijkheid in de sfeer van zijn beroep en de menselijke contacten die daar liggen. (Een uitwijkmogelijkheid is iets anders dan een uitlaat-

[pagina 177]
[p. 177]

klep, want ik heb al gezegd dat daar niet in voorzien is bij het moderne huwelijk; er zijn geen ‘Ventilsitten’.) Een van de reacties van de vrouw op een gedesillusioneerdheid kan zijn dat zij een dergelijke uitwijkmogelijkheid zoekt. (Of dit een oplossing kan bieden, is een andere kwestie die op dit moment niet ter zake doet.)

invloed van de gezinsstructuur

De onderscheidene rollen die in het gezin te vervullen zijn, vertonen verschillende structurele kenmerken. Tot de rol van de man behoort te fungeren als representant van het gezin in de buitenwereld, - het kostwinnerschap is hier een belangrijke component van, want het voortbestaan van het gezin is daarvan afhankelijk. De hieraan verbonden rechten zijn van gezin tot gezin sterk variërend en vergeleken met vorige generaties zeer ingekrompen.

Gegevens zijn er in Nederland weinig. Ishwaran meende op grond van zijn onderzoek in middenstandsgezinnen tot een ‘gematigd patriarchalisme’ te moeten concluderen, vooral in calvinistische en rooms-katholieke gezinnen.Ga naar eind201 Douma, in een onderzoek in twee Zuidhollandse plattelandsgemeenten, constateerde dat het ‘grote merendeel onderschreef de tegenwoordig gangbare democratische opvattingen over de verhouding tussen man en vrouw...’.Ga naar eind202

Beide onderzoekers baseerden hun conclusies op het relatieve aandeel van de man in beslissingen, met name in geldzaken, en het relatieve aandeel in het uitdelen van straffen aan kinderen. Mogelijk zijn de rechten verbonden aan het kostwinnerschap meer fictief dan reëel (hoewel het bij voorbeeld belangwekkend zou zijn te weten hoeveel vrouwen precies op de hoogte zijn van de inkomsten van hun man). In ieder geval geeft zijn kostwinnerschap hem de hoogste status in het gezin, wat toch gepaard gaat met een overwicht, al is dit misschien meer een psychologisch overwicht dan dat er sprake is van welomschreven prerogatieven. Wordt het werken van de vrouw gezien als een inbreuk op deze structuur en hoe staat de man hier tegenover?

In het I.P.M.-onderzoek werd de houding van de echtgenoot niet direct gemeten, maar via de mededelingen van zijn vrouw hierover. Op grond daarvan leek het waarschijnlijk dat de mannen aanzienlijk negatiever stonden tegenover het werken van de vrouw dan de vrouwen zelf. ‘Volgens de vrouw vreest de
[pagina 178]
[p. 178]
man vooral ‘slechte invloeden op het gezinsleven in het algemeen’, ‘gebrek aan gezelligheid’, of heeft hij psychologische bezwaren. Onze indruk uit het vooronderzoek is, dat de psychologische bezwaren (de bedreiging van de rol man = kostwinner, de persoonlijke ongemakken en de vrees voor te veel zelfstandigheid van de vrouw) belangrijker zijn dan zij volgens rapportage van de vrouwen hier als ‘motieven’ naar voren komen. Hier kan evenwel slechts een onderzoek onder mannen een meer betrouwbaar antwoord opleveren.’Ga naar eind203
In het later door het G.I.T.P. ingestelde onderzoek werden de mannen ondervraagd van de vrouwen die werkten en van de vrouwen die gewerkt hadden in het huwelijk. Het rapport bevat in zijn samenvatting de volgende passages:
‘De echtgenoot van de werkende gehuwde vrouw reageert over het algemeen niet negatief op het buitenshuis werken van zijn vrouw, hoewel de meningen bij de mannen toch meer verdeeld zijn dan bij de vrouwen. De man. maakt meer voorbehoud dan de echtgenote en hij ventileert ook meer bezwaren. Vooral ten aanzien van de sfeer in huis is de mening minder gunstig. De echtgenoot van de vrouw die niet meer werkt, staat echter aanmerkelijk minder positief tegenover het buitenshuis werken van zijn vrouw. Meer dan de helft van hen zou het liefst zien dat zij niet meer buitenshuis zou gaan werken. Men noemt ook meer bezwaren ten aanzien van de werksituatie (vooral de werktijden), de sfeer in huis en men vond de dubbele taak te inspannend Voor de vrouw.
[Zoals hierboven al is vermeld], waren de werkomstandigheden van deze laatste categorie gehuwde vrouwen over het geheel genomen iets ongunstiger dan van de momenteel werkenden (meer met een volledige werkweek, zwangerschap etc). - De houding van man en vrouw ten opzichte van het buitenshuis werken lopen sterk parallel; denkt de man positief over het werken van zijn vrouw, dan is ook haar eigen attitude positiever en omgekeerd. Oorzaak en gevolg zijn echter moeilijker te bepalen. Parallelliteit betekent echter niet dat beiden in even sterke mate positief of negatief zijn ingesteld.’Ga naar eind204
‘Vele mannen helpen op een of andere wijze mee. De man die geen hulp behoeft te verlenen in het huishouden, denkt positiever over het werken van zijn vrouw en de vrouw beoordeelt de situatie ook gunstiger. Helpt de man wel mee, dan hangt het er van af of hij dit subjectief als veel en onaangenaam ervaart. Is dit het geval, dan denkt hij - en ook de vrouw - negatiever over het buitenshuis werken. Hierbij moet men wel bedenken dat wanneer de man negatief staat tegenover het werken van zijn vrouw, elke hulp die hij tengevolge daarvan moet bieden al snel als te veel wordt ervaren.’Ga naar eind205

 

Uit de onderzoekresultaten blijkt dat:

-de man in het algemeen minder geporteerd is voor het werken van de vrouw dan zij zelf;
[pagina 179]
[p. 179]
-de vrouw waarschijnlijk niet gaat werken als de man onoverkomelijke bezwaren heeft, maar dat zij over lichtere bezwaren heen stapt;
-de vrouw waarschijnlijk stopt met werken mede onder invloed van een negatieve houding van de man; (bij het G.I.T.P.-onderzoek werd de houding van de man in een kleine minderheid der gevallen opgegeven als reden voor het ophouden met werken - dat sluit niet uit dat ook in andere gevallen de houding van de man mede van invloed was);
-er samenhang is tussen een negatieve houding van de man tegenover het werken van zijn vrouw en een negatieve houding tegenover het bieden van huishoudelijke hulp;
-het werken van de vrouw beter aanvaard wordt als de man geen huishoudelijke hulp hoeft te geven. -

Als ik de conclusies uit de diverse onderzoekingen generaliseer dan is te stellen dat de man eerder als rem dan als stimulans werkt. Angst voor het doorbreken van de bestaande gezinsstructuur is hieraan niet vreemd, met name voor een andere verdeling van de huishoudelijke taken. Angst voor het delen van de kostwinnerstaak kwam minder duidelijk naar voren, maar werd ook minder expliciet onderzocht.

Duidelijk blijkt dat de hulp die de man biedt in de huishouding in het algemeen van ondergeschikte betekenis is (tafeldekken, afwassen, in mindere mate hulp bij schoonhouden huis en bij de bereiding van de maaltijden, terwijl slechts 9% helpt met de boodschappenGa naar eind206). Ook bij buitenlands onderzoek bleek dat de man slechts beperkt in het huishouden ingeschakeld wordt. De vrouw blijft de voornaamste verzorgende persoon. Man en kinderen helpen wel mee, maar het leeuwendeel van de huishoudelijke taak blijft op de vrouw rusten, in het bijzonder de organisatie en de verantwoordelijkheid daarvoor. De vrouw wenst die ook niet uit handen te geven evenmin als de man ervoor voelt deze over te nemen.Ga naar eind207 Het pendant hiervan is dat de vrouw zich in haar beroepsarbeid schikt naar de man in zijn beroepsarbeid: zij maakt geen inbreuk op zijn kostwinnersrol. Zijn beroep prevaleert. Beroep en werkkring van de man bepalen de geografische mobiliteit; zo nodig laat de vrouw daarvoor haar betrekking schieten. Haar verdiensten zijn bestemd voor extra uitgaven, niet voor het levensonderhoud van het gezin.

Het onveranderd handhaven van de bestaande rolverdeling in het gezin maakt het de vrouw onmogelijk een beroepsrol volledig te verwezenlijken.

[pagina 180]
[p. 180]

conclusie

Het gezin van de vrouw is een ingewikkeld samenstel van stimulerende o en tegenwerkende factoren voor het zoeken van een nieuwe oplossing voor het rolconflict.

Stimulansen zijn:

-de voortdurende stijging van de levensstandaard;
-het kleine gezin;
-de relatieve deprivatie die de rol van echtgenote met zich meebrengt;
-de discrepantie tussen verwachtingen en realiteit van het moderne huwelijk;
-de mogelijkheid tot rationalisatie van het huishouden. -

Tegenwerkende factoren zijn:

-de gebrekkige mechanisatie en slechts beperkt mogelijke rationalisatie van het huishouden gecombineerd met de hoge standaard van huiselijke verzorging;
-het gebrek aan vervanging van de vrouw als moeder;
-de opvatting dat de moeder onvervangbaar is;
-de betrekkelijke ongebondenheid en de veiligheid die de vrouw geniet binnen het gezin;
-de bestaande gezinsstructuur die de man in elk geval en de vrouw waarschijnlijk ook wenst te handhaven. -

De intensiteit van deze factoren varieert per gezin, afhankelijk van gezinssamenstelling, gezinsfase en milieufactoren. Voornamelijk veronderstellenderwijs laat zich iets zeggen over de verbreiding der afzonderlijke factoren:

-de stijging van de levensstandaard zal vooral een stimulans zijn in de lagere inkomensgroepen - (hier kan de vrouw relatief het meest aan het gezinsinkomen bijdragen: haar loon is in vergelijking tot dat van de man hoger dan in de hogere inkomensgroepen en de inkomstenbelasting is lager);
-er is een nivellering begonnen van de geboortencijfers bij katholieken en niet-katholieken, bij plattelanders en stedelingenGa naar voetnoot208 - (als deze zich doorzet, dan zal eerlang de stimulans die uitgaat van een snellere gezinsvoltooiing vrij algemeen zijn);
-de relatieve deprivatie in de rol van echtgenote zal sterk gebonden zijn aan een hoog opleidingsniveau, van zowel man als vrouw - (hier. is de statusdiscrepantie het grootst: als echtgenote heeft men een hoge sta-
[pagina 181]
[p. 181]
tus, los van die rol telt men maatschappelijk in het geheel niet mee, terwijl men zich met behulp van de genoten opleiding maatschappelijk heel goed zou kunnen laten gelden);
-het onbeantwoord blijven van verwachtingen die men van het huwelijk had, is inherent aan onze huwelijksvorm die langzamerhand in alle hoeken van de maatschappij is doorgedrongen - (de stimulans die hiervan kan uitgaan is dan ook niet gebonden aan een bepaalde maatschappelijke groep);
-de remmende werking van de opvatting dat de moeder onvervangbaar is, zal zich wellicht het sterkst doen voelen in de beter opgeleide groepen - (hier is men immers het best op de hoogte met de pedagogische en psychologische inzichten die deze opvatting ondersteunen, hier ziet men het moederschap ook het meest als een soort beroep);
-de betrekkelijk geprivilegieerde positie van de vrouw binnen het gezin is eveneens inherent aan onze huwelijksvorm en meer gebonden aan de gezinsfase dan aan een maatschappelijke groep;
-angst voor inbreuk op de bestaande gezinsstructuur zal overal, maar toch nog het meest in sociaaleconomisch lager geklasseerde groepen voorkomen - (angst voor concurrentie van de vrouw is hier ook reëler, omdat zij in deze lagen relatief meer aan het gezinsinkomen kan bijdragen dan in de hogere sociaaleconomische lagen; naarmate de man bovendien meer sociaal prestige ontleent aan zijn beroep zal hij zíjn sociale identiteit minder in gevaar gebracht voelen door het op zich nemen van taken die tot de vrouwelijke gezinsrol behoren). -

Als het bovenstaande enigszins juist is, dan valt daaruit de gevolgtrekking te maken dat - hoewel niet alle stimulansen overal of overal even sterk zullen optreden - er door de hele maatschappij heen vanuit de gezinnen stimulansen werken tot het zoeken van een nieuwe oplossing voor het rolconflict. - Voor zover de balans van krachten doorslaat naar het metterdaad in de praktijk brengen van een nieuwe oplossing ziet die eruit als de combinatie van een volledige, weinig gemodificeerde gezinsrol met een onvolledige beroepsrol.

eind187
In Nederland verrichte onderzoekingen:
a.j. schellekens-ligthart, Buitenshuis werkende gehuwde vrouwen, Huishoudelijke en financiële problemen, 1957;
a.j. schellekens-ligthart, Nadere verkenningen t.a.v. de problematiek van de buitenshuis werkende gehuwde vrouw, 1961;
Instituut voor Psychologisch Markt- en Motievenonderzoek (I.P.M.), Arbeid buitenshuis door vrouwen met gezinsverantwoordelijkheid, 1964 (gestencild);
Gemeensch. Instituut voor Toegepaste Psychologie (G.I.T.P.), Het bedrijf en de werkende gehuwde vrouw, 1968.
Ik heb voornamelijk uit de beide laatste publikaties geput.

eind188
philips nederland n.v., De Nederlandse huisvrouw, 1966, 17-18; zie ook I.P.M., op. cit., V-25.
eind189
G.I.T.P., op. cit.
eind190
I.P.M., op. cit., IV-13.
eind191
G.I.T.P., op. cit., 66.
eind192
I.P.M., op. cit., V-25.

eind193
f.i. nye en l.w. hoffman, The employed mother in America, 1963, 198.
eind194
commissie onderzoek maatschappelijk werk, Kennis en theorie omtrent het gezin ten behoeve van het maatschappelijk werk, Bull. no 11, 1966, 28.
eind195
Idem, 29.
eind196
G.I.T.P., op. cit., 34.
eind197
nye en hoffman, op. cit.;
p. jephcott e.a., Married women working, 1962;
e. pfeil, Die Berufstätigkeit von Müttern, 1961.
eind198
nye en hoffman, op. cit., 67-214.

voetnoot*
op het moment van schrijven nog niet precies bekend
eind199
p.e. treffers, Enkele opmerkingen over geboortenbeperking in verband met de dalende geboortencijfers in Nederland, S.G., XIV, 1, jan./febr. 1967, 2-18.

eind200
De sociale wetenschappen schuwen dit onderwerp als het niet in de termen van conflict en aanpassing wordt gesteld. Een van de uiterst schaarse publikaties is p.c. pineo, Disenchantment in the later years of marriage, M.F.L., XXIII, 1, febr. 1961, 3-12.

eind201
k. ishwaran, Family life in the Netherlands, 1959, 165-166.
eind202
w.h. douma, Het gezin op een verstedelijkend platteland, 1961, 102.
eind203
I.P.M., op. cit., VI-37.
eind204
G.I.T.P., op. cit., 78-79.
eind205
Idem, 80.
eind206
Idem, 81.
eind207
pfeil, op. cit., 305-306.
voetnoot208
Tal en Last, V, 2, juni 1967, 38-39.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken