Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van LeeuwenhoekGepubliceerd in:
| ||||||||||||||
Korte inhoud:Over de ontwikkeling van de larven in de eieren van de zijdeworm. Over de rupsen-nesten die men in het najaar aan de takken van bomen kan aantreffen en de ontwikkeling van de larven in de daarin gevonden eieren. Over het scheel-zien van de mensen en de mogelijke oorzaak daarvan: het ‘verzien’ van de in verwachting zijnde moeder, of de nadelige invloed van handelingen der vroedvrouwen bij de geboorte der kinderen. Over de aanwezigheid van 5, of zelfs wel 8 wortelbeginsels in de graankorrel. | ||||||||||||||
Figuren:De oorspronkelijke 2 figuren zijn verloren gegaan. | ||||||||||||||
Letter No. 101[56].
| ||||||||||||||
Published in:
| ||||||||||||||
Summary:On the development of the larvae in silkworms-eggs. On the caterpillarnests, which can be found in autumn at the branches of trees, and the development of the grubs in the eggs which occur in the nests. On the reason of squinting of people and its possible causes: impressions recieved by the mother or the bad effect of the midwife's actions during the delivery of the child. On the presence of five or seven sometimes eight beginnings of roots in barley-grains. | ||||||||||||||
Figures:The original two figures have been lost. | ||||||||||||||
Delft in Holland den 11e julius 87.1)
Hoog Edele Heeren.2)
Mijn Heeren die vande Coninc. Societeit.
Mijn laasten alderonderdanigsten aan haare Hoogh Edelen is geweest den 13e der voorledene Maant3), waar in ik kome te handelen, van verscheijde planten in Zaaden. Ik wil hoopen dat deselve op sijn tijd wel bestelt is. Hier nevens gaan weder eenige van mijne geringe aantekeningen. In hare Hoog Edele missive vanden 17e juni 1685. werd mij onder andere gerecommandeert, om te examineren de vrugtbare en onvrugtbare Eijeren vande Zijd-worm. Ik heb dan tot dien eijnde inde voorledene voor somer Eijeren vande Zijd-wormen bekomen; Maar alsoo in die tijd de Zijd-wormen inde Eijeren soo volwassen waren, dat die uijt haar Eijeren quamen kruijpen, heb ik mijne observatien uijt gestelt, tot dat ik soodanige Eijeren hadde bekomen, die weijnig tijds geleijt waren4) Bij geval5) kome ik te spreeken met die geene, die sijn6) kinderen Zijd-wormen hadden op gevoet. Dog de Uijltgens, of vliegende Schepsels, die de Zijd-worm-Eijeren geleijt hadden, waren op die tijd alle op een na doot; soo dat de laast geleijde Eijeren twee dagen out waren, eer ik die quam te observeren, ik sal egter mijne aanteekeningen die ik daar van gehouden hebbe, haare Hoogh Edelen communiceren. +Ik heb op den 7e Septemb. 1686. Zijd-worm-Eijeren geexamineert die ses â agt dagen out waren; dese hadden, met het bloote oog aan te sien, een blaeuwagtige couluer, en hebbe7) | ||||||||||||||
Delft in Holland, the 11th July 87.1)
Very Noble Sirs,2)
Gentlemen of the Royal Society,
My last very humble Missive to Your Honours was on the 13th of last Month,3) in which I dealt with various plants in Seeds. I may hope that the same was delivered in good time. Herewith I again send you some of my simple notes. In Your Honours' missive of the 17th June 1685. it was, among other things, recommended to me to examine the fertile and sterile Eggs of the Silkworm. For that purpose I acquired during the past early summer Eggs of the Silkworm; But since by that time the Silkworms in the Eggs had grown so much that they came crawling out of their Eggs, I postponed my observations, until I had received such Eggs as had been laid only a short time before. By chance, I came to talk with the person whose children had been breeding Silkworms. But the tiny Owls, or flying Creatures, which had laid the Silkworm-Eggs, were all dead except one by that time; so that the last-laid Eggs were two days old before I came to examine them; I will, however, communicate to Your Honours my notes which I have kept on the matter. +On the 7th September 1686 I examined Silkworm-Eggs that were six to eight days old; these had, as seen with the naked eye, a blueish hue, and in several Eggs, one after another, I cut off | ||||||||||||||
verscheijde Eijeren agter den anderen8), het bovenste gedeelte+ vanden dop van het Eij soo dun afgesneden als het mij doenlijk was; en door gaans9) waar genomen, dat in't Eij een dun vlies lag, dat int oog swartagtig scheen: dit swartagtig deel heb ik daar uijt genomen, ende het selvige door een microscope voor het gesigt brengende, ondervonden10) dat het niet swartagtig was; maar dat het een paarsagtige couluer hadde, dog daar dese paarse deelen wat dik op malkanderen lagen, was het swartagtig. Dit paarsagtige seer dunne vlies, lag tegen de dop van het Eij, soo dat ik mij inbeelde dat het een menbrane was, waar in de Zijd-worm soude gemaakt werden. Vorders was het Eij gevolt voor een gedeelte met sagte doorschijnende globulen, die soo in malkanderen gedrongen lagen, als wij ons inbeelden op malkanderen te sien leggen, een menigte van kleijne blaasjens gevolt wesende met water; ende daar benevens een veel grooter getal van veel kleijnder globulen, drijvende altemaal in een seer heldere doorschijnende vogt, die verder het Eij vervulden. Dese globulen11) op malkanderen leggende, maakten een geelagtige stoffe in ons bloote oog. Na desen heb ik de Zijd-worm-Eijeren op gesneden12), die ses â agt dagen ouder waren dan de eerste Eijeren, welke hadden een blaeuwagtige couluer aangenomen, beset met bruijne13) Stipjens, en hebbe uijt het Eij genomen de menbrane die nu volkomen gemaakt was: want het selvige bekleeden van binnen den gantschen dop van het Eij.14) Vorders heb ik genomen Zijd-worm-Eijeren, die maar twee dagen out waren. In dese was de geele couluer (die sij gehad hadden doen sij eerst geleijt waren) al een weijnig verandert, na | ||||||||||||||
the top of the shell of the Egg as thinly as was feasible to me; and invariably observed that there lay in the Egg a thin membrane,+ which to the eye appeared blackish: this blackish part I removed, and on bringing the same before my sight through a microscope, found that it was not blackish; but that it had a violaceous hue, but as these violet parts lay rather thickly together, it looked blackish. This violaceous very thin membrane lay against the shell of the Egg, so that I supposed that it was a membrane wherein the Silkworm was to be made. Apart from this the Egg was partly filled with soft, transparent globules, which lay so closely packed together as we might imagine to see, lying on top of one-another, a great number of small bladders filled with water; and in addition to these, a far greater number of much smaller globules, all floating in a very clear transparent fluid, which further filled the Egg. These globules,4) lying one on top of another, formed a yellowish substance to our naked eye. After this I cut the Silkworm-Eggs open, that were six to eight days older than the above mentioned Eggs, which had assumed a blueish colour, covered with tiny dark Dots, and I took from the Egg the membrane that, by now, had been made complete: for the same lined the inside of the whole of the shell of the Egg5). I have further taken Silkworm-Eggs that were only two days old. In these the yellow colour (which they had had when they were first laid) had already changed a little, into a darker | ||||||||||||||
een donker geel; dese heb ik op verscheijde manieren geopent ende doorgaans9) ondervonden, dat inde selvige lag, een kleijn deeltge dat paarsagtig was15) Dit deeltge was het begin vande menbrane die van binnen in het Eij soude gemaakt werden, ende daar benevens sag ik leggen, eenige groote globule, die al een paarsagtige couluer hadden aangenomen; welke globulen tot verder volmakinge vande menbrane soude strekken. Dese menbrane was seer dun naar advenant sijn groote, en was voor een gedeelte16) aan de dop van het Eij vereenigt. Soo dat ik hoe sagt dat ik ook quam te handelen de menbrane niet dan met stukken uijt het Eij konde nemen17). Wanneer ik nu het deel van het Eij, daar de menbrane aan de dop van het Eij was vereenigt, van buijtenen beschoude, sag ik daar een kleijn stipie18) staan, dit stipje imagineerde ik mij was de19) plaats, daar het dierke uijt het Mannelijk Zaad van het Manneke inde versameling20), aan of in het Eij sig hadde geplaast, en most plaatsen, en[de] dat21) sonder sulks de Eijeren onvrugtbaar sijn. Dit22) versterkte mijn gevoelen, als ik daar op ging besigtigen die Zijd-worm-Eijeren die onvrugtbaar waren, want dese hadden dit stipie18) niet, en daar wierde ook geen menbrane in gemaakt | ||||||||||||||
yellow; I opened these in several ways, and invariably found that there lay in the same a small particle that was violaceous6). This particle was the beginning of the membrane that was going to be made in the Egg; and besides this I saw that there lay a number of large globules which had already assumed a violaceous hue, which globules would be serving for the further completion of the membrane. This membrane was very thin in proportion to its size, and part of it7) was attached to the shell of the Egg. So that, however delicately I tried to handle it, I could not remove the membrane from the Egg otherwise than in pieces.8) Now when I examined that part of the Egg where the membrane was attached to the shell of the Egg, from the outside, I saw a small dot9), this dot, I imagined, was the place where the little animal from the Male Seed of the Male, had placed itself, at the moment of mating, on or in the Egg, and had to do so, and that without this the Eggs would be sterile. My feeling about this was strengthened when I proceeded to examine the Silkworm-Eggs that were sterile, for these did not have this dot, and neither was any membrane made in there, and | ||||||||||||||
en oversulks23) behielden soodanige Eijeren haar geele couluer: want de blaeuwagtige couluer, die de Eijeren komen aan te nemen, bestaat alleen uijt de menbrane die van binnen, rondom tegen de dop van het Eij aan leijt, ende door de dop van het Eij (die helder is) doorschijnt. Ik hebbe ook waar genomen dat als de Eijeren sestien en meer dagen out waren, dat dan de hier vooren verhaalde menbrane, soo vast niet en was vereenigt aan de dop24). Den 10e Septemb. heb ik de Zijd-worm-Eijeren, die ses weken geleijt waren, in een kleijn plat toe geschroeft doosje gedaan, ende die bij dag in mijn Sak gedragen, ende des nagts heb ik deselve bij mij int bet genomen, op dat die doorgaans25) warm souden blijven. En in een ander diergelijk doosje heb ik Eijeren gedaan, die drie weken out waren. Dese Eijeren heeft mijn Huijsvrouw, (die haar seer warm kleet) nagt en dag op haar Borst gedragen, met die insigte omme inden herst (waar het mogelijk) de Zijd-wormen van tijd tot tijd te sien groot werden.26) +Van dese Eijeren heb ik om de twee â. drie dagen, eenige geopent; Maar daar inne geen maaksel vande Zijd-worm konnen gewaar werden, als op den 10e Octob. als wanneer ik een ongeboore Zijd-worm ontdekte, die ontrent soo dik was als een hair van ons hooft27), en naar advenant lang, sonder dat ik eenige ledematen aan het lighaam konde bekennen. Na verloop van nog tien dagen sijnde den 20e Octob. sag ik dat de ongeboorne Zijd-wormen inde Eijeren, in groote waren toe genomen. Hier op ging ik de Zijd-worm-Eijeren openen, die mijn Huijsvrouw bij haar hadde gedragen, ende daar in vond ik de Zijd-wormen door het microscope te beschouwen28), wel soo groot als | ||||||||||||||
therefore such Eggs kept their yellow colour; for the blueish hue which the Eggs assume exists only because of the membrane that lies around and against the inside of the shell of the Egg, and shines through the shell of the Egg (which is transparent). I have also observed that, when the Eggs came to be sixteen or more days old, the membrane mentioned heretofore was not attached so firmly to the shell11). On the 10th September I placed the Silkworm-Eggs that were laid six weeks earlier, in a small, flat screwed-up box, and I carried that in my Pocket during the day, and took it to bed with me at night, so as to keep them warm all the time. And in another similar box I put Eggs that were three weeks old. These eggs, my Wife (who clothes herself very warmly) carried in her Bosom night and day, for this purpose, that I might watch the Silk-worms grow from time to time in the autumn (if that were possible)12). +Of these Eggs I opened a few every two or three days; But I could not observe the makings of any Silk-worm in them until the 10th October, when I discovered an unborn Silkworm, which was about as thick as a hair of our head13), and long in proportion, without my being able to perceive any limbs on the body. After a lapse of another ten days, that is on the 20th October, I saw that the unborn Silkworms in the Eggs had increased in size. I then proceeded to open the Silkworm-Eggs that my Wife had been carrying about with her, and therein I found the Silkworms, seen through the microscope, to be quite as big as an 10) | ||||||||||||||
een gemene vinger; en ik hadde voornemen om die te laten afteijkenen; Maar doen het dier was droog geworden, was het selvige soo irregulier in gedroogt, ende de vogtige Stoffe uijt het Eij waar in het dier lag, en daar uijt het sijn verdere grootmakinge most hebben, als ook uijt het dier, was soo weg gewasemt, dat ik nog hooft, nog staart, nog verdere verdeeling van het Lighaam, en soude konnen bekennen hebben, ten ware29) ik ter eerster instantie die seer distinct hadde gesien. Na desen heb ik nog op verscheijde tijden, de Zijd-worm-Eijeren geopent, van die geene die mijn Huijs-vrouw bij haar droeg, als30) die ik in mijn Sak droeg31); Maar hebbe geen verdere grootmakinge32) vande Zijd-worm int Eij konnen vernemen, en de vogtigheijt droogden uijt de Eijeren van tijd, tot tijd33), soo uijt, dat niet alleen de dop van het Eij een inwendige put hadde gekregen: Maar sij wierden eijntelijk bijna gans plat, soo dat ik de Eijeren die mijn Huijsvrouw bij haar hadde gedragen, op mijn comptoir34) in een doosje neerleijde. Dog ik continueerde de Eeijeren soo lang in mijn Sak te dragen; dat35) wanneer ik die eenige tijd daar na quam te openen, geen vogtige Stoffe daar in vond, als een weijnig olij. Sedert welke tijd ik nog verscheijde Zijd-worm-Eijeren, (die op mijn comptoir lagen) hebbe geopent; Maar daar inne niet36) gevonden het geene noterens waardig was. +Int begin vande maant Meij,37) heb ik weder Zijd-worm-Eijeren, (die een gantsche winter op mijn comptoir hadden gelegen) geopent, ende als doen kleijne Zijd-wormen inde Eijeren ontdekt; en sag als doen verscheijde globulagtige deelen, inde lengte vande Zijd-worm bij malkanderen leggen, welke ik oordeelde dat tot Ledematen vande Zijd-worm souden werden. | ||||||||||||||
ordinary finger; and I had the intention to have them drawn; But when the animal had dried, the same had dried up so irregularly, and the moist Substance from the Egg in which the animal lay, and from which it was to have the nourishing substance for its further growth, as well as from the animal itself, had evaporated to such an extent that I could not have perceived either head or tail, or any further division of the Body, if I had not seen them quite distinctly in the first instance. After this I did open again, at different times, the Silkworm-Eggs, those which my Wife was carrying with her, as well as those I carried in my pocket14); But I was unable to perceive any further growth of the Silkworm inside the Egg, and the moisture dried out of the Eggs so much from time to time that not only had the shell of the Eggs got a crinkle: But in the end they became almost completely flat, so that I put the Eggs that my Wife had carried with her in a box in my study15). But I continued to carry the Eggs in my Pocket so long that, when I opened them some time afterwards, I did not find any moist Substance in them, except a little oil. Since which time I have opened several more Silkworm-Eggs, (which were lying in my study); But have found nothing therein that was worth noting. +In the beginning of the month of May16) I again opened Silkworm-Eggs (that had lain the whole winter in my study), and I then discovered small Silkworms in the Eggs; and I then saw several globule-like particles lying together alongside the Silkworm, which I judged were going to become the Limbs of the Silkworm. | ||||||||||||||
Den 1e Meij, opende ik weder eenige Eijeren, en sag als doen dat de Zijd-worm in grootte toe nam; op welke tijd, ik verscheijde Eijeren in een Schroef-doosje in mijn Sak droeg. Na verloop van vier dagen opende ik weder dese Eijeren, en sag alsdoen dat meest alle de vogtige Stoffe int Eij, aan den anderen38) was vereenigt, en ik konde als doen de rings gewijse deelen van het Lighaam vande Zijd-worm grooter sien als voor desen. Den 19e Meij des avonts de klok ses uren, sijnde nu vier en twintig uren geleden, dat ik de voorgaande Eijeren hadde geopent; snede ik weder twee Zijd-worm-Eijeren open, van die geene die ik in mijn sak droeg, en sag als doen met verwondering, dat de Zijd-worm in soo een korten tijd, tot soo een groote was toe genomen, dat ik nu een groot getal van aderen met haar takken (die swartagtig waren) in haar Lighaam konde sien. +Den 20e Meij, des morgens de klok ontrent ses uren, opende ik weder verscheijde Zijd-worm-Eijeren, en verwonderde mij nu nog meer als daar te vooren, over de groote toeneminge39) vande+ Zijd-worm; Want nu konde ik niet alleen veel deelen aan het hooft (die wij komen te sien als de Zijd-worm groot geworden is40)) bekennen; Maar ik sag ook een groote quantiteit kleijne vaaten int hooft leggen, die sig versamelde in drie groote takken, en dese drie takken versamelde weder in een groote tak, die inde lengt aan eene Zijde van het Lighaam liep, die doorgaans9) in een groote quantiteit kleijne vaaten uijt spreijde. Ik konde nu ook de pooten bekennen; en vond ook de menbrane waar in de Zijd-worm lag seer onstark. Wanneer ik een Zijd-worm op sijn rugge quam te leggen, soo konde ik seer naakt sien, dat aan ijder sijde van het hooft de vaaten hier vooren verhaalt, gemaakt wierden41), ende dat aan ijder sijde in die streek daar de pooten gemaakt wierden, inde lengte van het lighaam dese vaaten liepen, en ter plaatse daar de pooten waren, verspreijden dese aderen weder in een groot getal van kleijnder vaaten met haar takjens, soo dat het mij toe scheen, dat de pooten haar voetsel uijt dese vaaten ontfangen. Int kort ik | ||||||||||||||
On the 14th May, I again opened some Eggs, and I then saw that the Silkworm increased in size; at this time I was carrying several Eggs in a screw-top box in my Pocket. After a lapse of four days I again opened these Eggs, and then saw that most of the moist Substance in the Egg had united with the rest17) and I was then able to see the ringed parts of the Silk-worm's Body bigger than before. On the 19th May, at six o'clock in the evening, this being twenty-four hours since I had opened the aforesaid Eggs, I again cut open two Silkworm-Eggs, of those that I was carrying in my pocket, and I then saw with surprise that the Silkworm, in such+ a short time, had increased to such a size that I could now discern a large number of veins with their branches (which were blackish) in its Body. On the 20th May, at about six o'clock in the morning, I again opened several Silkworm-Eggs, and became still more surprised than before, at the marked increase of the Silkworm; For now I+ could not only discern many parts on the head (which we can see when the Silkworm is fully grown); But I also saw a large quantity of small vessels lying in the head, which joined up into three great branches, and these three branches joined again into one big branch, which ran along one side of the Body, and which always spread out into a large quantity of small vessels. I now could also discern the legs; and also found the membrane wherein the Silkworm lay very frail. When I placed a Silkworm on its back, I could see very clearly that, on either side of the head, the aforesaid vessels had their origin, and, on each side in that region, where the legs take their origin, these vessels ran along the length of the body, and at the place where the legs were, these veins branched off again into a great number of smaller vessels with their tiny branches, so that it seemed to me that the legs receive their nourishment from these vessels. In short, I discovered so many blackish vessels with their | ||||||||||||||
ontdekte soo veel swartagtige vaaten met haar takjens, dat het onbegrijpelijk is. Wanneer dese takjens extraordinaire42) dun wierden, dan verlieten sij haar swartagtige couluer, en wierden eijntelijk soo dun, dat sij het gesigt ontweken. Ja ik kan seggen, dat ik niet en weet, of ik wel soo veel arterien, in het lighaam van een Mensch hebbe afgeteikent gesien, als mij hier te vooren quamen. Wanneer ik het lighaam vande Zijd-worm, dat nog ten meerendeel helder was, van malkanderen separeerde, soo ontdekte ik nog een veel grooter getal van seer kleijne vaatgens43) of striemtgens. Ik nam hier mede voor om soodanigen Zijd-worm te laten afteijkenen; Maar soo ras en was de vogtigheijt niet uijt deselve gewasemt, of de vaaten, die men te vooren seer pertinent44) hadde gesien, lagen nu irregulier en veel waren niet te kennen. Ik heb egter goet gedagt de vaaten die een swartagtige couluer hadden aan te wijsen, hoe die int hooft vande Zijd-worm leggen. Ende dat in soo een onvolmaakten Zijd-worm, aan de welke nog geen pooten, nog deelen van het hooft en waren te kennen. +Fig: 1. ABC. sijn de swartagtige vaaten (soo veel den teijkenaar die heeft konnen sien) die aan een sijde van het hooft van een ongeboore Zijd-worm leggen. BED. sijn de drie groote takken, die weder inde tak A. vereenigt sijnde, sig weer uijtspreijt in veel kleijne takjens, en wel voornamentlijk daar de pooten vande Zijd-worm gemaakt werden. Mijn voornemen was wel, omme de vaaten die aan d'ander sijde van het hooft leggen, mede aan te wijsen45); Maar doen den Teijkenaar die soude afteijkenen, sag ik dat hij de schueren en reeten, die door het weg droogen vande vogt, inde stoffe waren gekomen, voor vaaten aan sag, daarom staakten ik mijn voornemen. Ik kan niet na laten hier nevens aan te wijsen het maaksel van de dop van het Eij vande Zijd-worm, om dat de samen gevoegde | ||||||||||||||
small branches, that it is incomprehensible. When these branches became extraordinarily18) thin, they lost their blackish colour, and finally became so thin as to escape the sight altogether. Nay, I declare that I do not know whether I have ever observed so many arteries in the Body of a Human Being, as here revealed themselves to me. When I dissected the body of a Silkworm, which was still mainly transparent, I discovered a still much greater number of small vessels19) or stripes. Here, too, I intended to have such a Silkworm drawn; But no sooner had the moisture evaporated from the same, than the vessels, which one had seen so distinctly before, now were irregular, and many could not be discerned. I have, however, thought fit to indicate the vessels which possessed a blackish colour, and how they lie in the head of the Silkworm. And this in such an imperfect Silkworm, in which neither legs nor parts of the head were to be recognized. +Fig: 1. ABC. are the blackish vessels (so far as the draughtsman could perceive them) that lie on one side of the head of an unborn Silkworm. BED. are the three great branches, which, being united again in the branch A., spread out again into many small branches, and this chiefly at the places where the beginnings of the Silkworm's legs are. My intention was, indeed, to indicate also20) the vessels that lie on the other side of the head; But when the Draughtsman was going to draw them, I saw that he took to be vessels the cracks and fissures that had appeared in the substance due to the moisture having dried up, and therefore I stopped my intention. I cannot forbear to indicate here also the structure of the shell of the Silkworm's Egg, because the combined parts of which the shell consists are so firmly and densely joined together that it | ||||||||||||||
deelen, waar uijt de dop bestaat, soo vast en digt aan den anderen sijn vereenigt, dat die verscheijde maanden, de vogtige Stoffe daar in bewaart, sonder dat die weg wasemt.46) +Fig: 2. FGH. is een doorsneden dop van een Zijd-worms Eij, soo47) het den Teijkenaar door het microscope quam te sien. GH. is een gedeelte van het gat, dat door de Zijd-worm is ontstukken gebeeten, en waar door den selven gekroopen is. Den 21e Meij des morgens de klok ses uren snede ik weder verscheijde Eijeren open, en sag alsdoen, dat veele Zijd-wormen in den tijd van vierentwintig uren, soo danig waren toe genomen, dat aan de volmaaktheijt niet48) scheen te ontbreeken. Want ik sag niet alleen het volmaakt hooft, met alle sijn deelen, ende daar benevens alle de pooten en leden, ende dat doorgaans49) het lijf met hairen was beset. Wanneer ik het lighaam opende sag ik de darmen, ende die+ menbrane die ik vierentwintig uren hier te vooren seer onstark hadde gevonden, was nu weg, en tot het lighaam over gegaan, ende het lighaam hadde doorgaans49a), een swartagtige couleur aangenomen; dog het hooft stak in swarte uijt. Ik heb een Eij geopent daar in de Zijd-worm soo volmaakt was, dat hij eenigen tijd uijt het Eij sijnde sig beweegde. Desen dag was het uijtstekende warm. Na verloop van nog sestien uren snede ik weder het bovenste gedeelte van het Eij af, en sag als doen, dat de Zijd-worm niet alleen een grooter beweginge hadde; Maar de hairen op het Lighaam waren ook langer, als van die geene die ik daar te vooren hadde geopent, en gelijk de hier vooren verhaalde Zijd-wormen, wanneer ik die uijt de Eijeren nam, hare Lighamen nog vogtig waren, soo was dese laatste Zijd-worm gans droog, soo dat alle de vogtigheijt tot het Lighaam was over gegaan. Dese laaste Zijd-worm die ik uijt het Eij hadde gesneden, heb ik na agtien uren tijds nog sien leven. | ||||||||||||||
is able to store the moist Substance for several months without it evaporating21). +Fig: 2. FGH. is the cut-through shell of a Silkworm's Egg, just as the Draughtsman came to see it through the microscope. GH. is a part of the hole which the Silkworm has bitten through it, and through which it crawled out. On the 21st May at six o'clock in the morning I again dissected several Eggs, and I then saw that many Silkworms had increased so much in the space of twenty-four hours that nothing seemed to be lacking in their completeness. For I not only saw the complete head, with all its parts, and in addition all the legs and limbs, and that the body was covered all over with hairs. +When I opened the body I saw the intestine, and the membrane which I had found very frail twenty-four hours ago, had now disappeared, and passed into the body22); and the body had everywhere assumed a blackish colour; but the head was blacker than the rest. I opened one Egg in which the Silk-worm was so perfect that, after being outside the Egg for some time, it moved. The weather that day, was very hot. After another sixteen hours I again cut off the top part of the Egg, and I then saw that the Silkworm not only had a greater movement; But the hairs on the Body were also longer than those of the one I had previously opened, and whereas the Bodies of the Silkworms mentioned heretofore were still moist when I took them out of the Eggs, this last-named Silkworm was quite dry, because all the moisture had passed into the Body. This last Silkworm which I had cut out from the Egg I observed to be still alive after eighteen hours. | ||||||||||||||
Den 22e Meij des morgens de klok ontrent seven uren, snede ik weder twee Eijeren open, en soo ras en waren deselve niet open gesneden of de Zijd-worm die inde ronte van het Eij lag strekte sig in regte uijt, en kroop voort. Des naarmiddaags de klok ontrent vier uren beschoude ik weder de Eijeren, en sag dat al eenige wormen uijt haar Eijeren waren gekropen, soo dat ik mijne observatien die ik ontrent de Eijeren hadde gedaan, die ik nu vanden 14. deser in mijn sak hadde gedragen, staakte. Hier op ging ik openen de Zijd-worm-Eijeren, die op mijn comptoir waren blijven leggen, ende die als op eene tijd50) als de voorgaande geleijt waren, en sag, dat de Zijd-wormen ende Eijeren seer na van die groote en maaksel waren, als die geene die ik op den 20e deser hadde geopent; desen dag waeijden de wint seer stark uijt den Zuijt-westen, soo dat wij van geen hitte en hadden te klagen. Den 23e Meij des mergens opende ik weder verscheijde Zijd-worm-Eijeren. Dog ik vont weijnig verandering, en wij hadden desen dag geen hitte. [D]en51) 24e Meij, des mergens de klok ses uren, opende ik weder drie â. vier Zijd-worm-Eijeren. En gelijk ik tot nog doorgaans9) getragt hebbe die Eijeren te openen, waar in (van buijtenen aan te sien) ik oordeelde dat de meeste volmaakste Zijd-wormen waren; soo sogt ik nu na die geene waar in de onvolwassenste, Zijd-wormen waren. Uijt oorsaak dat52) in meest alle de Eijeren, de menbrane waar in de Zijd-worm hadde gelegen, nu tot een deel van haar Lighaam was geworden, en waar door die nu soo een swartagtige couluer hadden aan genomen, dat ik haar gansche Lighaam, en voornamentlijk het hooft, door de dop van het Eij konde heen sien. Ende aan de minst volwassene | ||||||||||||||
On the 22nd May at about seven o'clock in the morning I again cut open two Eggs, and no sooner had the same been cut open than the Silk-worm, which lay curled around the inside of the Egg, stretched itself out straight, and crawled forth. At about four o'clock that afternoon I examined the Eggs again, and saw that some worms had already crawled out of their Eggs, so that I now ceased my observations which I had made concerning the Eggs that I had carried in my pocket since the 14th. I thereupon opened the Eggs which had remained lying in my study, and which had been laid at about the same time as the previous ones; and I saw that both the Silkworms and the Eggs were of very nearly the same size and structure as those I had opened on the 20th; on this day the wind was blowing very strongly from the South-west, so that we did not have to complain about the heat. On the morning of the 23rd May I again opened several Silk-worm-Eggs. But I found little difference, and we had no heat that day. On the 24th May, at six o'clock in the morning, I again opened three or four Silkworm-Eggs. And whereas I had always tried to open those eggs wherein I thought (to judge from the outside) there were the most complete Silkworms; I now searched for those that contained the least developed Silkworms. Since, in nearly all the Eggs, the membrane in which the Silkworm had lain had now become a part of its Body, and whereby it had now taken on such a blackish colour that I was able to see its entire Body, and especially the head, through the shell of the Egg23). And in the least developed Silkworm the membrane was so firmly | ||||||||||||||
Zijd-worm was de menbrane aan haar Lighaam soo vereenigt, dat ik die niet als met kleijne stukjens daar van konde separeren.53) Vorders opende ik ook Eijeren, daar in ik oordeelde de volmaakste Zijd-wormen waren, aan de welke ik alle pooten54), hairen op het Lijf, en alles volmaakt sag; en soo ras en opende ik geen Eij, of de Zijd-worm, was in sijn beweginge soo stark toegenomen, dat55) sijn hooft op ligte, en beweegde alle sijn Ledematen. Over welke schielijke toeneminge39) vande Zijd-worm in sijn Eij, ik verstelt stont, en ten ware29) ik selfs dese observatien hadde gedaan, het soude voor mij onaannemelijk schijnen: Want ik hadde inde na soomer veel meerder warmte aan de Zijd-worm-Eijeren aan gebragt, als die56) nu hadden gehad, en egter57) hadde ik soo veel niet konnen te weeg brengen, dat ik volkome Zijd-wormen hadde uijt gebroeijt. Over dese observatien nam ik in gedagten, of de Zijd-wormen van den beginne der Scheppinge, of haar eerste maaksel58) niet ingeschapen en was, dat de kleijne beweginge, of levende Ziel van het Mannelijk Zaad, meer dan ses maanden int Eij59) most beslooten leggen, sonder in groote toe te nemen, als alleen60), dat uijt desselfs deelen een begin van een lighaam most gemaakt werden, dat tot bescherminge, en laaste voetsel van het Mannelijk dierke soude wesen, te weten, de hier vooren verhaalde menbrane; ende dat soo het anders waar, de Zijd-wormen bij na alle, in een jaar | ||||||||||||||
attached to its Body that I could not separate it from the latter except in very tiny pieces24). I furthermore also opened Eggs wherein I judged there were the completest Silkworms, on which I could perfectly see all the legs, hairs on the Body, and everything; and no sooner did I open an Egg, than the Silkworm had so increased its movements that it lifted its head, and moved all its Limbs. At this rapid increase of the Silkworm in its Egg, I stood amazed, and if I had not myself made these observations, it would appear unbelievable to me; For I had brought much more warmth to the Silkworm-Eggs during the late summer, than they had had this time, and nevertheless I had not been able to achieve so much as hatching fully developed Silkworms. These observations made me reflect whether it might not be possible that, in the beginning of Creation, or when they were first made25), something had been created inside them to cause the small movement, or living Soul of the Male Seed, to lie enclosed in the Egg for more than six months without increasing in size, except insofar as was necessary to make, from the parts of the same, a beginning of a body, which would serve as a protection and final nourishment of the little Male animal, to wit, the aforesaid membrane; and that, if this were not so, then the Silkworms would nearly all be dead within a year. For | ||||||||||||||
soude konnen komen te sterven. Want als wij over weijnig jaren61), uijtstekende veel Ruspen62), of Rijpen hadden, die meest alle tot soo danige groote quamen, dat63) tot popkens of tonnekens wierden, en welke Ruspen op veel plaatsen in ons lant, de bladeren vande Boomen soo af aten, datter geen bladeren aan de boomen overig waren; soo sprak hier over seker Heer tot mij met bekommering, dat wij het volgende jaar, nog meerder daar van souden geplaagt werden; Maar ik seijde dat dit geen gevolg en was64), want schoon dese popkens of Tonnekens, alle tot vliegende Schepsels quamen te werden, en Eijeren leijden, soo soude het geen gevolg wesen, dat in het toekomende jaar Ruspen daar van souden moeten voortkomen; om redenen, dat als wij inde na soomer warmte hadden, de wormen in haar Eijeren in korten tijt konnen groot of volmaakt werden, en daar uijtkomende, alle door regen en koude soude moeten vergaan, en voornamentlijk als de Eijeren, in soo een swaar omspinsel, of Rijpenest, soo digt niet beslooten leggen, dat de regen daar op afstuijt. Want in65) soo danige Rijpenesten, die dik en groot aan het eijnd vande Takken vande boomen sitten, heb ik int midden vande winter wel geopent, en daar in gevonden seer kleijne Rijpen of ruspen. Vanden 24e tot den 29e Meij, opende ik nog verscheijde Zijd-worm-Eijeren; dog ik vonde niet noterens waardig; want de wormen in de Eijeren waren soo toe genomen, dat ik r geen vond, of de menbrane was aan haar lighaam vereenigt. De wint hadde66) sedert die tijd geweest Noorde ende Noort-Oost, sonder dat wij van warmte hadden te klagen, hoe wel het warm op mijn comptoir34) was, door dien des voormiddaags de son daar op staat; en op desen laasten dag waren des mergens67) seven Zijd-wormen uijt haar Eijeren gekomen. | ||||||||||||||
when, a few years ago, we had an exceedingly large number of Caterpillars or Worms26), nearly all of which grew to such a size that they became pupae or tiny barrels, and which Caterpillars, in many parts of our country were eating off the leaves from the Trees to such an extent that there were no leaves left on the trees; a certain Gentleman spoke to me about this with anxiety, saying that we should be plagued with that the following year still worse; But I told him that this did not follow27), for although all these pupae or tiny Barrels would become flying Creatures, and lay Eggs, it would not follow that Caterpillars must come forth from them in the year to come; for this reason, that if we had a warm spell in autumn, the worms in their Eggs could grow or become complete in a short time, and on emerging from them, must all perish through rain and cold; especially when the Eggs, in such a heavy cocoon, or Caterpillar's nest, do not lie so densely packed together that the rain bounces off from them. For I have opened such Caterpillars' nests, which are found in thick masses on the end of the branches of the trees, in the middle of the winter, and I found very small Caterpillars or worms in them. Between the 24th and 29th May I again opened several Silk-worm-Eggs; but I found nothing worth recording; for the worms in the Eggs had increased so much that I did not find any but their membrane was united to their body. The wind had since that time been North and North-East, without our having to complain about the heat, although it was warm in my study, because the sun is on it in the forenoon; and on this last day seven Silkworms had come out of their Eggs in the morning28). | ||||||||||||||
Na desen heb ik waar genomen, dat door gaans de Zijd-wormen des morgens uijt haar Eijeren quamen, ende niet des naar middaags. Waar op ik den laasten Meij des avonts de Zijd-worm-Eijeren ging tellen, en ik bevond datter ontrent 200.Eijeren68) waren, des anderen daags sijnde den 1e juni des morgens de klok ontrent ses uren al69) 97. Zijd-wormen uijt de geseijde Eijeren gekroopen, ende des middaags ontrent een uren nog 32. Ende den gantschen na middag, hoe wel het alsdoen seer warm70) was, quam uijt de rest vande Eijeren, maar eene Zijd-worm, ende den dag daar aan smergens ten seven uren waren weder 40. Zijd-wormen uijt haar Eijeren gekomen. Op den 23e Meij heb ik ook besigtigt de Eijeren die ik voor desen in mijn Sak hadde gedragen, ende de gantsche winter in een doosje op mijn comptoir34) hadde gelaten, en bevond dat de vogtige Stoffe, ende de menbrane die inde selve geweest hadden, soo stijf aan een was gedroogt, dat71) met weijnig aanrakinge aan stukken sprong. Ook ging ik de Zijd-worm-Eijeren besigtigen die mijn Huijsvrouw bij haar hadde gedragen, en ik bevond in eenige nog vogtigheijt, en als ik die geene quam te openen, daar in van buijtenen aan te sien de meeste vogtigheijt was, en inde welke de menbrane nog in geschikte ordre72) lag, soo73) sag ik met verwondering dat in soo een Eij, een Zijd-worm was, die seer na soo groot was, als een volmaakte74) Zijd-worm in desselfs Eij; hier op ging ik de Eijeren weder 4. â. 5. dagen in mijn Sak dragen; en alsdoen opende ik weder eenige vande Eijeren; inde welke ik oordeelde dat de volmaakste Zijd-wormen waren, en ik bevond dat eenige al een swart wesen hadde aan genomen, ende de menbrane tot haar lighaam was over gegaan; hier op liet ik de Eijeren weder op mijn comptoir staan. | ||||||||||||||
After this I observed that the Silkworms as a rule came out of their Eggs during the morning, and not in the afternoon. When, on the evening of the last of May, I went to count the Silkworm-Eggs, and I found that there were about 200 Eggs29), the next day, being the 1st June, at about six o'clock in the morning, already 97 Silkworms had crawled out of the said Eggs, and by about one o'clock in the afternoon another 32. And the whole afternoon, although it was then very hot [weather], only one Silkworm came out from the rest of the Eggs, and the following day at seven o'clock in the morning another 40 Silkworms had come out of their Eggs. On the 23rd May I also examined the Eggs which I had formerly carried in my Pocket, and had left the whole winter in a box in my study, and I found that the moist Substance, and the membrane that had been in the same, had dried together so stiff, that it30) burst into pieces at the least touch. I also went to examine the Silkworm-Eggs which my Wife had carried about with her, and I still found moisture in some of them, and when I opened those in which, as seen from outside, there was most moisture, and in which the membrane still lay neatly arranged, I was amazed to see that there was, in such an Egg, a Silkworm that was very nearly as big as a fully grown Silkworm in its Egg; I thereupon started to carry the Eggs in my Pocket again for 4 or 5 days; and I then opened some more of the Eggs in which I judged that the completest Silkworms were and I found that a few had already assumed a black appearance, and that the membrane had passed into their body; I thereupon left the Eggs standing in my study again. | ||||||||||||||
Wanneer ik op den eersten juni weder75) 3. â. 4. Eijeren opende, vond ik onder die eene Zijd-worm, die sig een weijnig beweegde; de andere waren inde Eijeren doot; Dog dese waren op verre na soo groot niet, als andere, dat ik mij inbeelde veroorsaakt was, om dat76) geen genoegsame voetsel en hadden gehad. Wanneer ik wederom andere Eijeren quam te openen, vond ik daar wel de doode Zijd-worm in; Maar op verre na niet volwassen. Ik hebbe doorgaans ondervonden dat de gaaten inde doppen vande Eijeren daar de Zijd-wormen waren uijt gekomen, rondom het gat swartagtig waren: en alsoo ik mij niet en konde inbeelden, dat dese besmettelijkheijt77) van het lighaam vande Zijd-worm, soo als die uijt het Eij komt te kruijpen, wiert aan gebragt: soo heb ik naeuwkeurig agt genomen, op de ongeboore Zijd-wormen, wanneer die doende waren omme haar Eijeren te doorbijten, ofte door te knagen78); en hebbe doorgaans ondervonden79), in haar bijten of knagen, veel malen een swartagtige waterige vogt uijt haar mont bragten, waar mede sij de dop van het Eij (daar sij doende waren met bijten of knagen) mede bevogtigden. Ja niet alleen, dat sij dese vogtige stoffe van binnen tegen de dop van het Eij aan bragten: Maar als sij een80) gat int Eij soo groot hadden gemaakt, dat sij de vogtigheijt, ook buijten op de dop van het Eij konden brengen; soo maakten sij de dop van binnen en buijtenen vogtig. Ik hebbe ook waar genomen, dat als een Zijd-worm de dop van het Eij soude vogtig maken, dat deselve alvooren, een weijnig op hielt van bijten, als wanneer hij als dan (beeld ik mij in) de vogtige stoffe uijt het lighaam in sijn mont bragt; even als de koeijen haar Spijs herkauwende, ophouwen met kauwen, als sij weder nieuwe Spijs uijt haar lighaam in haar mont sullen brengen. | ||||||||||||||
When, on the first June, I again opened 3 or 4 Eggs, I found among them one Silkworm which moved a little; the others were dead in the Eggs; But these were not by far so big as some others, which, I imagined, was because they had not had sufficient nourishment. When I again opened other Eggs, I did find therein the dead Silkworm; But not fully grown by far. I have always found that the holes in the shells of the Eggs from which the Silkworms had come out, were blackish all round the hole; and since I could not imagine that this pollution had been left there by the body of the Silkworm as it comes crawling out of the Egg, I attentively watched the unborn Silkworms while they were busy biting or gnawing through their Eggs; and I invariably found31) that, in their biting or gnawing, they repeatedly put out from their mouth a blackish watery fluid, with which (while they were busy biting or gnawing) they moistened the shell of the Egg. Nay, not only did they apply this moist substance to the inside of the shell of the Egg: But when they had made a hole so big that they could apply the moisture also on the outside of the shell of the Egg, then they moistened the shell both inside and outside. I have also observed that, when a Silkworm was about to moisten the shell of the Egg, the same would first stop biting for a moment, when (so I imagine) he brought the moist substance from his body to his mouth; just as the cows, when ruminating their Food, cease chewing when they are going to bring new Food from their body to their mouth. | ||||||||||||||
Hier uijt besloot ik, dat sonder soo danige in geschapene vogt inde Zijd-worm, onmogelijk deselve haar Eijeren souden konnen81) doorbijten. Van dese vogt verspilde de Zijd-worm ook weijnig; Want hij bleef op die plaats daar hij de dop van het Eij bevogtigd hadde, soo lang bijten (eer hij sig verplaaste) dat hij de vogt en afgeknaagde Eij (soo mij het laaste toe scheen) hadde opgegeten. Over welke onbedenkelijke82) volmaaktheijt in dit kleijne Schepsel stont ik verbaast83), en nam in gedagten, dat niet alleen de Zijd-worm soo danig was begaaft; Maar dat alle Ruspen, en ook selfs de Vloij-worm, volmaakt in haar Eijeren geworden sijnde, een vogtige stoffe uijt haar Lighaam brengen, om de doppen van haar Eijeren sagt te maken, ter plaatsen daar sij die open sullen arbeijden om uijt te kruijpen, en het soude ook wel konnen wesen, dat in dese vogt een scharp sout was, bequaam om84) de dop van het Eij sagt te maken. +Ik sag inde voorledene Herst, aan eenige Stammen van ijpeboomen verscheijde Rijpe-nesten, welkers Eijeren alleen bedekt lagen, met een wolagtige stoffe85). Van dese Eijeren nam ik r verscheijde mede, ende thuijs komende opende ik eenige vande selve, en sag, dat in ijder lag een volmaakte Rijp of Rusp, welke voor mijn microscope brengende mij toe scheen een vervaarlijk Schepsel, ende dat door de groote lange hairen, die aan het gantsche Lijf waren, als ook de groote menigvuldige hairen, waar mede bostels of bondels gewijs86) het gantsche lighaam beset was. Aan dese dieren en konde ik geen87) beweginge gewaar werden; waar uijt ik een besluijt maakte, dat die inde Eijeren gestorven waren. | ||||||||||||||
From this I concluded that without such moisture having been created in the Silkworm, the same could never have bitten through their Eggs. Of this moisture, too, the Silkworm wasted very little; For it continued to bite so long, in the place where he had moistened the shell of the Egg (before moving on) until he had eaten up the moisture and the gnawed-off Egg (at least so it appeared to me). At this incredible perfection in this small creature I stood amazed32), and bethought myself that not only the Silkworm might be gifted thus; But that all Caterpillars, and also even the Flea-worm, having grown complete in their Eggs, secrete a moist substance from their Body, to soften the shells of their Eggs, at the point where they are going to work them open in order to crawl out, and it might well be, too, that in this moisture there was a sharp salt, capable of softening the shell of the Egg. +In the course of last autumn I saw, on some Trunks of elm-trees, several Caterpillar nests, whose Eggs were only covered with a woolly substance33). I took several of these Eggs with me, and on coming home I opened a few of the same and saw that there lay in each of them a complete Caterpillar or Worm, which, when brought before my microscope, seemed to me a huge awesome Creature, owing to the big long hairs that were on the whole Body, also the great quantity of hairs, clustered together in tufts or bundles, with which the entire body was covered. I could not observe any movement in these animals; from which I concluded that they had died in the Eggs. | ||||||||||||||
Ik sloot dese Eijeren in een Schroef-doos op, en stelde die (in mijn gesigt) op mijn comptoir34), met die gedagten, om die soo nu als dan eens te besien; dog ik vond geen verandering: Maar wanneer ik int begin van de maant Meij, dese doos quam te openen, sag ik dat veel Ruspen, die uijt de Eijeren waren gekomen, door de doos kroopen. Wanneer ik de Eijeren naeuwkuerig besigtigde, sag ik datter in verscheijde Eijeren de worm of Rusp doot lag. Dese Eijeren heb ik nog bewaart tot den 4e juni met die insigte88), om te sien of in die tijd nog eenige wormen uijt die Eijeren souden komen, en ondertusschen verscheijde geopent; Maar geen leven aan deselve konnen vernemen89). Dit was buijten mijn vermoeden, want ik hadde noeijt in gedagten gehad, dat een worm of Rusp, inde na soomer, in sijn Eij volmaakt geworden sijnde, ende daar niet uijt kruijpende, egter57) de gantsche winter in sijn Eij soude konnen int leven blijven90). Dog of dit nu bij geval91) gekomen is, om dat de Eijeren op mijn comptoir gelegen hebben, daar die geen groote koude onderworpen sijn geweest, dan of deselve in de ope lugt de koude soude konnen wederstaan, dat is voor mij nog te ondersoeken. +Ik heb eenigen tijd geleden mijn gedagten laten gaan, op het scheel sien van een Mensch, namentlijk, wat redenen datter mogten sijn, datter soo veel Menschen scheel sien; daar92) wij in tegendeel, geen dieren, als Paart, Koe, Schaap, Varken, Hont of Kat enz: en komen te sien, die een scheel gesigt hebben. En wanneer ik aan een sijde hadde gestelt, dat ook een scheel gesigt van een Mensch konde veroorsaakt werden door inbeeldinge | ||||||||||||||
I locked these Eggs up in a Screw-top box, which I placed (in my sight) in my study, with the intention of having a look at them now and then; yet I found no change: But when, in the beginning of the month of May, I came to open this box, I saw that many Caterpillars, which had come out of the Eggs, were crawling about the box. When I carefully examined the Eggs, I saw that in several Eggs the worm or Caterpillar lay dead. I kept these Eggs until the 4th June, with the intention of seeing whether yet more worms might come out of the Eggs in that time, and meanwhile opened several of them; But I could not discern any life in the same. This was not as I had expected for it had never entered my thoughts that a worm or Caterpillar, having become fully grown in its Egg in the late summer, and not crawling out of it, could nevertheless remain alive in its Egg the whole winter34). But whether this was merely incidental, and because the Eggs had lain in my study, where they had not been subjected to any severe cold, or whether they would be able to stand the cold in the open air, remains for me to investigate. Some time ago I have let my thoughts dwell on the squint in+ the Human vision, namely, what might be the reason why so many people are squint-eyed, whereas, on the contrary, no animals such as the Horse, Cow, Sheep, Pig, Dog or Cat, etc. are seen to have squinting vision35). And when I had set aside the fact that the squinting vision of | ||||||||||||||
vande Moeder93), of mismaaktheijt aan het lighaam, soo en konde ik mij geen andere redenen te binnen brengen, of ik most de Schult op de Vroet-vrouwen leggen. Te weten, dat die int baren vande kinderen, de Vrouw of t kint, wat te hulp willende komen, seer ligt94), en onwetende, met de een of d'ander vinger den Appel van het oog, t'sij na d'een of d'ander sijde van het hooft, of om laag, of om hoog, soo komen te drukken, of parssen, (schoon als dan de oog-appels nog met de oog deksels bedekt sijn), dat daar door de een of d'andere onstarke of sagte muscul, die het oog moet bewegen, soo danig uijt haar postuer word gerekt, dat die noeijt weder tot haar behoorlijke inkrimpinge kan komen; waar bij nog komt, dat ook te gelijk in sulken geval, veel kleijne onstarke vaatgens konnen verbrooken werden. Dit soo sijnde moet daar nootsakelijk een scheel gesigt op volgen, ende de oog-appel moet veerst van die muscul af wijken, die uijtgerekt is; soo dat ik mij in beeld, dat door sulk doen, een oog ten minsten ses distincte, of bijsondere scheel gesigten kan aan gedaan werden95). Na dese mijne gedagten ontmoete ik96) een seer Ouden en Vermaarde Vroet-Vrouw, die ik aan sprak en afvraagde, of sij wel in gedagten hadde genomen, waarom soo veel Menschen scheel sagen, daar wij ter contrarie geen dieren en sagen, die een scheel gesigt hadden. En alsoo sij daar van geen redenen en konde geven; soo wierp ik haar mijne hier vooren gedagten97) voor. | ||||||||||||||
a person might also be caused through the Mother's imaginings36), or a deformity of the body, I could not think of any other reason but to put the Blame on the Midwives. To wit, that they, during the delivery of the children, and wishing to give some aid to the Woman or the child, may very easily, and in ignorance, so press the Apple of the eye, either to one side or to the other of the head, or either downward or upward (although the eyeballs are then still covered by the eyelids), that some weak or soft muscle that has to move the eye is so stretched out of its shape thereby, that it can never come to its proper contraction again; added to which is the fact that, in such a case, many small and frail vessels may also be broken. This being so, that must necessarily be followed by a squint-eyed vision, and the eyeball must deviate most from that muscle which has been stretched; so that I imagine that, through such doings, an eye may be affected with at least six distinctly different squint-eyed visions37). After these my thoughts I met a very Old and Renowned Midwife, to whom I spoke, and asked whether it had ever occurred to her why so many persons squinted, while we did not, on the contrary, see any animals that had a squint-eyed vision. And since she could give me no reasons for this, I put her my theories described heretofore. | ||||||||||||||
Waar over sij verstelt stond, en seijde dat sij het noeijt soo hadde hooren uijt leggen; dat sulks wel konde wesen; en ontschuldigde haar te gelijk, dat sij dat98) noeijt en dede. Als ik eenigen tijd geleden, hier over met seker geleert Heer quam te spreken, oordeelde den selven, dat ik dese mijne Speculatien ten dienste van het Gemeen, behoorde Publijcq te maken. Ik hebbe dan niet anders konnen doen als deselve hier onder aan te voegen, en hare Hoog Ed: nevens de andere mede te deelen, sij sal misschien nog al sommige te nutte sijn. Hier heb gij Hoogh Ed: Heeren eenige van mijn geringe observatien en consideratien99), die ik goet gedagt hebbe mede te deelen, ik wil hoopen datter ijets in gevonden sal werden100), het geene behaaglijk is, en ik sal onder des blijven101).
Hoog Edele Heeren,
Mijn Heeren die van de Conn: Societ:
Haaren Ootmoedigen Dienaar
Antoni van Leeuwenhoek
P.S. Ik hebbe in mijn voorgaande missive geseijt, dat ik in een garstgraan+102) vijf distincte begintsels van planten hadde ontdekt. Ik kan niet na laten te adviseren103), dat ik sedert die tijd, garst-graanen hebbe geobserveert, daar in ik seven begintsels van planten ontdekte, en onder veele had ik een garst-graan, daar in ik agt distincte begintsels van planten sag104). | ||||||||||||||
Whereupon she stood amazed, and said that she had never heard it explained that way; that it might quite well be like that, and at the same time excused herself that she never did that38). When some time ago I came to talk about this with a certain learned Gentleman, the same judged that I ought to make Public these my Speculations for the benefit of the Community. I could not then do otherwise than add the same hereunder and communicate the same to Your Honours together with the others, perhaps it may yet be of service to some persons. Here you have, Your Honours, a few of my modest observations and reflections, which I have thought fit to communicate to you, I shall hope that something may be found in it that is agreeable, and I remain meanwhile,
Very Noble Sirs,
Gentlemen of the Royal Society,
Their Humble Servant
Antoni van Leeuwenhoek
P.S. In my foregoing missive I said that I had discovered five distinct beginnings of plants in the barley-grain39). I cannot refrain from+ informing you that I have, since that time, observed barley-grains wherein I discovered seven beginnings of plants, and among many others I had one barley-grain in which I saw eight distinct beginnings of plants40). |
|