| |
| |
| |
Erich Wichman
Het toeval van de opening van twee tentoonstellingen op deze dag - misschien mag men gezien de tentoonstellings-agenda van het Stedelijk Museum, met zijn snel opeenvolgende exposities hier ook niet van toeval spreken - deze coincidentie in ieder geval, heeft mij in de absurde situatie geplaatst, dat ik hier nu over Erich Wichman het woord voer en straks, in het Museum Fodor, moet spreken over Domela Nieuwenhuis ter gelegenheid van de opening van een tentoonstelling, gewijd aan zijn leven en werk.
Wanneer men het niet aan het toeval overliet, zou het moeilijk zijn twee figuren te vinden van een groter contrast. Domela Nieuwenhuis is de grote vertegenwoordiger geweest in dit land van het libertaire socialisme, dat wil zeggen dat hij bij zijn wereld- en maatschappij-beschouwing uitging van de mens, en voor hem het doel van de socialistische maatschappij de vrije persoonlijkheid was, in tegenstelling tot andere maatschappelijke stromingen, wier sociale theorie gebaseerd is op het fictieve contrat social van Rousseau - misschien moet ik binnen de muren van dit gebouw eraan toevoegen, dat ik spreek over Jean Jacques - en die de maatschappij in het centrum van hun ideologie plaatsen.
Welnu: zoals Domela Nieuwenhuis was Erich Wichman een individualist, maar daarmee houdt dan de vergelijking ook op, al zou dit een uitgangspunt kunnen zijn voor uitvoeriger beschouwingen. Het individualisme van Erich Wichman was van een extreem karakter, het was een individualis- | |
| |
me losgeslagen van gemeenschappelijke bindingen, los van bindingen met de gemeenschap, en hier moet mijns inziens ook de tragiek worden gezien van Erich Wichman als mens en als kunstenaar.
Toen ik Erich Wichman, nu veertig jaar geleden, in het eens beroemde, maar toentertijd reeds zeer delapidaire en intussen afgebroken ‘Huis 1813’ aan de Amsteldijk voor het eerst bezocht, moest hij juist naar de lommerd, omdat daar zoal niet zijn hele inventaris, dan toch zijn schoenen waren, en het was november. Aan de muur van zijn kamer, waar in plaats van ruiten gedeeltelijk bordpapier was aangebracht, had hij in grote letters, maar toch in zijn karakteristieke handschrift, een gedicht geschreven, dat hij niet naliet altijd weer te citeren:
Schöner grüner, schöner grüner
Lorbeerkranz der Dich neckte
Het was een gedicht van Wedekind. De tekst heb ik er nooit bij Wedekind op nagezien, en indien ik mij die nu, na veertig jaar, precies herinner, dan is dat niet te danken aan mijn geheugen, dat niet zo voortreffelijk is, in tegenstelling met dat van Wichman, dat uitzonderlijk en zelfs fenomenaal was, maar dan is dit te danken aan de onuitwisbare indruk, die mijn eerste confrontatie met het fenomeen Erich Wichman op mij heeft gemaakt.
Erich Wichman was niet alleen een bohémien - hij was inderdaad de incarnatie van het anti-burgerlijke - maar ook een rebel, en het was niet zozeer wát hij deed alswel de vehementie, waarméé hij alles deed, die stimulerend en soms inspirerend - méér dan zijn kunst - op zo velen heeft gewerkt. De anekdotes over hem zijn legio - dit is tekenend
| |
| |
- maar toch zal het moeilijk blijven het fascinerende van zijn verschijning over het voetlicht te brengen voor degenen, die hem niet hebben gekend.
‘Holland’, zo placht hij te zeggen, ‘is de dorre tak van Europa’, maar in die tijd, 1917-1920, was er in Nederland, en met name in Amsterdam, méér dan dit ooit sindsdien het geval is geweest, een levend contact met de europese avantgarde der beeldende kunst. Het heeft maar kort geduurd, maar in deze tijd was Wichman een centrale figuur. Zijn kunst zal men wel het beste onder het expressionisme kunnen rangschikken - de term is er wijd en vaag genoeg voor - maar als mens en kunstenaar zou ik hem liever een futurist willen noemen: met de italiaanse futuristen had hij ook persoonlijke relaties en hij heeft zonder twijfel hun invloed ondergaan; hij verpersoonlijkte inderdaad alle vormen van het nihilistische vitalisme, dat aan deze beweging eigen is. Bij Erich Wichman heb ik dikwijls gedacht aan wat gezegd is over de Boulangisten, deze fascistische beweging avant la lettre van Generaal Boulanger onder de Derde Republiek: Ils ne savent pas ce qu'ils veulent, mais ils le veulent avec un rare acharnement.
Erich Wichman is een der eersten geweest, met Adrianus de Winter, die hier te lande abstract, althans non-figuratief zou gaan werken, en daar kunst, naar Wichman placht te zeggen, van ‘kunnen’ komt - ‘kunst mag zijn al wat gij wilt, maar het kunstwerk komt uit de werkplaats’, is één van zijn vele apodictische uitspraken - had hij een grote belangstelling voor alle technieken, en met alle technieken experimenteerde hij. Hij schilderde op linnen en paneel, op draadglas en achter glas, hij maakte ceramieken, etste en lithografeerde, hij gebruikte de droge naald en de mezzotint - hij maakte houtsneden, aquarellen en tekeningen, hij maakte reliëfs in gemetalliseerd beton, houten en bronzen maskers, in zilver of goud gedreven of gegoten dozen en schalen, en hij heeft zeer fraaie kleine emails gemaakt. Van dit alles vindt u voorbeelden op deze tentoonstelling.
| |
| |
Indien ik mij niet vergis, dan zijn de jaren 1917-1920 zijn beslissende en creatieve jaren geweest. In 1919 verscheen zijn werk ‘Erich Wichman tot 1920’. Hij was toen dertig jaar. Het was een overzicht van zijn oeuvre met vele reprodukties, waarin ook enkele van zijn vroege gedichten en polemische geschriften waren afgedrukt. In het voorwoord schreef hij: ‘Men beschouwe dit werk als moment en episode, ik vraag (...) mij zelve niets te laten zijn noch bezitten, dan episode en moment in mijn leven, kort of lang!’ Deze wens is karakteristiek en onthullend voor Erich Wichmans persoonlijkheid en voor zijn werk. Ook het chaotische in hem was heviger dan in kunstenaars van zijn aanleg. Een van zijn vrienden schreef over hem: ‘Hij liep altijd haastig langs de weg, blijkbaar opgezweept door een of ander voornemen, dat hem beheerste. Hij was geestelijk overbelast’. Misschien had alleen een groter kunstenaar dan Wichman, een genie als Vincent, de creatieve kracht kunnen opbrengen om deze chaos tot die vorm te kristalliseren, die nu eenmaal kunst tot kunst maakt.
Wichman schreef een zeer persoonlijke stijl, en ik geloof dat het moeilijk is een voorbeeld te vinden, waar zozeer de stijl de man is als bij hem. Hij was een polemist en een pamflettist van zeer bijzondere allure, en hij had naast een grote eruditie een uitzonderlijk geheugen. Hij was zeer versatiel en had zonder twijfel een geniale, zij het ook weinig harmonische aanleg, al heeft hij niet aan de zéér grote verwachtingen beantwoord, die hij had gewekt. Er was ook iets in hem van een Don Quichotte, iets van het quasi-heroïsche, en met zijn raketachtige en agressieve verschijning heeft hij velen verbijsterd maar weinigen onberoerd gelaten. Hij placht over zich zelf gaarne het woord van Nietzsche te citeren: Flamme bin ich sicherlich.
Hij heeft weinig erkenning gevonden en aan de dorre tak van Europa is hij opgebrand. Hij was een ‘lone wolf’ en hij is moeilijk te plaatsen in de traditie van de nederlandse beeldende kunst - hij heeft evenmin traditie geschapen.
| |
| |
Het hoeft geen verbazing te wekken dat deze man, die met al zijn agressiviteit ook een grote sentimentaliteit bezat en vele ressentimenten (met een temperament als het zijne, en in een land als het onze - ‘wie hier op de grond stampt, stampt in de modder’ - is een andere van zijn apodictische uitspraken) ook in de politiek extreme wegen zou bewandelen. Wanneer hij in zijn schotschriften de democratie of het socialisme hekelde, of liever uitsluitend de uitwassen daarvan, dan was dit dikwijls nog wel intelligent, maar het miste alle maat en redelijkheid. Bij een pamflettist en polemist moge dit geen uitzondering zijn en kan men de eenzijdigheid nog wel laten gelden, maar bij hem was het veelal zozeer in het karikaturale, soms eenvoudig in het absurde, getrokken, dat men zijn uitingen nauwelijks au sérieux kon nemen. Dit is wellicht ook de verklaring voor het feit, dat degenen van zijn vrienden, die zijn politieke opvattingen niet deelden en deze bestreden - en soms verafschuwden als ‘bad taste’ zonder meer - toch de vriendschap met hem niet hebben verbroken. Het is echter een misverstand, en een naïef misverstand bovendien, te menen dat dit alles ‘in die tijd’ toch zo erg niet was. Maar velen hebben nu eenmaal het nazi-fascisme pas de tiende mei 1940 ontdekt. Echter, in 1923 - Erich was toen bij mij te Berlijn en wij waren ook toevallig samen in München, waar toentertijd de eerste poging van Hitlers Machtergreifung plaats greep - het bleef bij een mislukte putsch - was hij reeds, en hij is dit altijd gebleven, een enthousiast bewonderaar van iedere extreem nationalistische en anti-democratische beweging, al was antisemitisme hem vreemd. In 1924 schreef hij ons uit Italië even lyrische als dwaze brieven, waarin hij zijn geëxalteerde bewondering uitte voor Mussolini en zijn zwarthemden, en toen hij ons, na zijn terugkomst, in Parijs in 1925 bezocht, en ook later in
Nederland, werd hij het niet moe ons de Giovanezza voor te zingen.
Het moge dus wel duidelijk zijn, waarom ik met enige aarzeling hier over hem spreek. Ondanks alle Wichmaniaanse Ui- | |
| |
lenspiegelarij was het voor ons ten slotte toen reeds - en niet pas in 1933 of 1940 - bloedige ernst.
Aan de andere kant echter is het een daad van eenvoudige rechtvaardigheid om nu, dertig jaar na zijn dood, de huidige generatie te confronteren met het werk van een veelzijdig en stimulerend kunstenaar, een fel en levend mens, die in de bewogen tijd van het expressionisme in ons land omstreeks de eerste wereldoorlog, een centrale figuur en een uitzonderlijke verschijning is geweest in ons culturele leven. Daarom verklaar ik toch zeer gaarne deze tentoonstelling voor geopend.
1959
|
|