Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit drie landen (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit drie landen
Afbeelding van Uit drie landenToon afbeelding van titelpagina van Uit drie landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (4.26 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit drie landen

(1900)–Jan de Liefde–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII.
De stem des gevoels.

Het was reeds middernacht, toen aan Bertrands broeder, den Maltezer, de beurt kwam om voor het bloedgericht geroepen te worden. Twee mannen, van het hoofd tot de voeten met bloed bevlekt, en éen hunner van buitengewonen lichaamsbouw, voerden hem uit de gevangenis naar de gerechtstafel.

De reus zag den ridder opmerkzaam in de oogen.

‘Ik ken u niet,’ zeide hij, ‘maar gij hebt het uiterlijk van een braaf man; een mensch, die zich van schuld bewust is, kan niet zoo onbevreesd voor het gerecht gaan.’

‘Ik ben mij,’ zeide de Maltezer, ernstig en kalm, ‘ook van geene schuld bewust.’

‘Maar waarom zijt gij dan in hechtenis?’

‘Dat weet ik niet, en dat kan niemand mij zeggen; waarschijnlijk ben ik door een misverstand hier gekomen.’

‘Is dat ook zeker?’ vroeg de reus.

‘Zonder twijfel,’ antwoordde de ridder.

[pagina 30]
[p. 30]

‘Nu,’ zeide de ander, ‘dan is uwe zaak goed, en wij kunnen u redden. Heb slechts geene vrees, spreek gerust en verlaat u op Michel, want ik help u.’

‘Ik heb geene vrees,’ sprak de Maltezer, ‘en uwe vriendschap zal u rijkelijk beloond worden.’

‘O, foei, foei!’ zeide de reus, ‘spreek daar niet van.’

Hij werd voor de tafel der rechters gebracht, die hem naar naam en stand vroegen.

‘Ik ben,’ antwoordde hij, ‘Bertrand de Maltezer.’

‘Maltezer, wat beteekent dat?’ vroegen velen.

‘Dat beteekent,’ hernam met donderende basstem de reus, ‘dat hij van Malta komt! Malta is een eiland, en die van daar zijn, heeten Maltezers.’

‘Ah, zoo!’ riep een der rechters, ‘een eiland, dus is de aangeklaagde een vreemdeling?’

‘Zekerlijk een vreemdeling, stommelingen!’ donderde de reus.

‘Goed, goed!’ riepen anderen, ‘wees niet zoo driftig, burger!’

‘Tot de orde! tot de orde! president!’ schreeuwden allen.

De president vroeg daarop aan den Maltezer, om welke oorzaak hij in hechtenis was.

‘Ik weet er geene,’ antwoordde deze, ‘dan dat ik bij iemand, dien ik bezoeken wilde, binnentrad op hetzelfde oogenblik dat hij door de Municipale Garde gevat werd. Ik werd hierheen gevoerd, niemand weet waarom.’

‘Hij liegt! hij liegt!’ schreeuwden vele stemmen, welke allen door de geweldig zware stem van den reus Michel werden overschreeuwd, die hun gebood te zwijgen, en den aangeklaagde volgens de wetten der constitutie bedaard aan te hooren.

Men zweeg terstond, en de president vroeg verder:

‘Zijt gij zeker dat geen verdere oorzaak van aanklacht tegen u in de registers aangeteekend is?’

‘Ik geloof dat met zekerheid te kunnen zeggen, en mocht het anders zijn, dan zal ik mij verantwoorden.’

[pagina 31]
[p. 31]

‘Men brenge het register,’ zeide de president.

De gevangenbewaarder reikte het hem over; het was onder de vele honderden, ja duizenden gevallen het eenige, waarbij men, wellicht afgeschrikt door de stem en buitengewone gestalte van den reus, zich in zulk een nauwkeurig onderzoek inliet. De president zocht bij kaarslicht Bertrands naam op, vond echter daarbij noch eene aanwijzing van de oorzaak van zijne inhechtenisneming, noch van zijne beschuldiging; hij gaf het register aan de bijzitters van den bloedraad, en zeide toen:

‘Er bestaat geene aanklacht tegen u.’

‘Derhalve moet hem de natie voor onschuldig verklaren!’ riep Michel zegevierend uit.

Een algemeen ‘ja!’ stemde met den reus in, en deze schreeuwde met zijn bazuinstem: ‘Leve de natie!’ dat door allen werd herhaald.

Hij en een van zijne kameraden, die ook in het lot van den Maltezer zeer veel deelneming toonde, grepen dezen hierop bij de armen en leidden hem uit de buitenste poort der gevangenis, waar gewoonlijk de moordtooneelen plaats hadden. De menschenslachters, die daar stonden, trokken reeds de zwaarden en bijlen, daar zij weder meenden een nieuw slachtoffer naar buiten te zien brengen. Nauwelijks echter had Michel de woorden gezegd: ‘Deze is een onschuldig burger!’ of bij allen ontwaakte het natuurlijke gevoel van menschelijkheid; zij bukten, namen hem op de armen, en reikten hem de een aan den ander over. Ieder drukte hem aan zijn borst, allen kusten hem broederlijk; weldra waren zijne kleederen en zijn gelaat met bloed bevlekt, hetwelk niet slechts van de handen en armen, maar ook van het aangezicht, het haar en den baard dezer lieden afdroop.

Deze liefkozingen van eene door dweepzucht, gedeeltelijk ook door brandewijn razende moordenaarsbende hadden voor den fijngevoeligen Maltezer iets buitengewoon pijnlijks. Hij was innig blijde, toen de reus Michel aan deze smart een einde maakte, daar hij den ridder bij den arm vatte

[pagina 32]
[p. 32]

en hem aan de piekeniers ontrukte met de woorden: ‘Laat den goeden burger nu gaan, daar hij nu, meer dan wij overigen, rust zal noodig hebben.’

Wie kan het gevoel beschrijven, waarmede de Maltezer zich nu vrij op straat en in veiligheid buiten de handen der moordenaars bevond! Michel en zijn makker hadden hem de straat uitgeleid. De laatste vroeg hem of hij ook bloedverwanten of vrienden in de stad had, naar welke zij hem zouden brengen? De ridder antwoordde, dat hij eene schoonzuster had, tot wie hij wenschte te gaan; zij moesten echter geene moeite doen, om hem verder te geleiden, want hij gevoelde zich sterk genoeg zijn weg alleen te vervolgen. Bij deze woorden haalde hij een handvol assignaten uit zijn zak, toenmaals ter waarde van 50 franken, en wilde hen die als een flauw bewijs van zijne dankbaarheid overreiken; zij wilden echter niets van eenige belooning weten.

‘Behoud uw geld,’ zeiden zij, ‘wij willen en behoeven het niet; het heeft ons genoegen gedaan u te kunnen redden. Schenk ons ook het genoegen van met u te gaan, tot waar wij weten dat gij in volle veiligheid zijt. Zeg ons, waar woont uwe schoonzuster?’

‘In de Rue du Chaume,’ antwoordde de ridder.

‘Die goede dame zal wel zeer verheugd zijn, als zij u opeens levend en ongedeerd wederziet. En weet gij, wat wij beiden gaarne wilden?’ voegde de goede Michel, nadat hij eenige woorden zacht met zijn makker gesproken had, er bij.

‘Neen,’ antwoordde de Maltezer, ‘wat verlangt gij?’

‘Ik en hij daar wilden zoo gaarne eens zien, hoe gij beiden, gij en uwe schoonzuster, u zult verheugen, wanneer zij u op eenmaal zoo terugziet.’

‘Goede lieden!’ hernam de ridder, ‘ziet, het is reeds zoo laat, rust was voor u beiden veel noodiger.’

‘Bij zoo iets rust men beter uit, dan dat men te bed ligt,’ antwoordde Michel.

‘Maar,’ zoo voer de ridder voort, ‘mijne schoonzuster is eene vrouw van zeer zwakke gezondheid; wanneer nu

[pagina t.o. 32]
[p. t.o. 32]


illustratie

[pagina 33]
[p. 33]

opeens zoo laat in den nacht een bezoek van vreemde mannen bij haar binnentreedt, die, veroorlooft mij u hieraan te herinneren, van top tot teen met bloed zijn bemorst, kon het licht gebeuren, dat zij van schrik in onmacht viel, en dat zou ulieden toch gewis spijten.’

‘O,’ zeide Michel, na eenig bedenken en met halfluide stem, ‘ik geloof dan evenwel, dat de vrees en angst voor ons zal wegvallen, wanneer gij aan uwe schoonzuster zegt, dat wij brave lieden zijn, die uw leven gered hebben. Ga slechts, mijnheer! en doe ons dit genoegen; gij doet ons daarmede meer pleizier dan met den grootsten hoop geld, dien ge ons geven kunt.’

Er bleef niets anders over dan zich naar den wensch der beide piekeniers te schikken; men klopte de lieden in het huis van des ministers schoonvader uit hunne nachtrust op, wanneer tenminste hun slapeloos te bed liggen dezen naam verdient. De oude heer Vernier beefde van vreugde, toen hij den reeds doodgewaande voor zich zag en aan zijn hart drukte. Zijne dochter, mevrouw Bertrand, welke men van het zeldzame bezoek verwittigd had, vergat in de vreugde des wederziens van den geliefden broeder alles wat dezen indruk kon verstoren. Weldra was het geheele huis om den geredde verzameld, en temidden der uitbarsting van blijdschap verzuimde men ook niet woorden van hartelijken dank tot de beide redders te richten.

Dezen, toen zij den ouden Vernier, zijne dochter en den ouden trouwen dienaar des Maltezers, vreugdetranen weenend, en van diepe ontroering sprakeloos voor zich zagen, konden dien indruk niet weêrstaan, en wischten met hunne bloedige handen de opwellende tranen weg. Toen zij, ook hierin menschelijk gevoel betoonende, reeds na een vijf minuten, om niet langer stoornis te geven, vertrokken, bedankten zij herhaaldelijk voor het groote genoegen, dat men hun had verschaft.

Eene macht, welke de harten der menschen leidt en beweegt als waterbeken, en ze naar zijn welgevallen weet te leiden, had het hart der beide, in staatkundige dweeperij

[pagina 34]
[p. 34]

dronken menschenmoorders geroerd en getroffen. Het was de indruk, welken de aanblik van een man, die een goed geweten voor God en de menschen had, op hen maakte, die wellicht voor het eerst in hen het donker voorgevoel van een inwendigen vrede opwekte, welks genot hooger is dan alles wat de wereld schenken kan.

Wij vernemen niets meer van Michel en zijn makker. Laat ons hopen dat deze nachtelijke uren zoowel voor hen beiden als voor den Maltezer, uren eener redding, niet alleen naar het uitwendige, maar ook naar het inwendige geweest zijn.

Toen de minister vernam dat deze geliefde broeder niet vermoord was, maar leefde, bleef hij nu slechts nog vol zorg over zijn anderen gevangenen broeder, den abt. Ook deze bezorgheid zou verdwijnen, toen, nog in den avond van dienzelfden dag, op welks voormiddag Bertrand de verblijdende boodschap van de redding des Maltezers ontvangen had, de onderofficier binnentrad, met geheel andere gelaatstrekken dan gisteren, en hem berichtte, dat de abt voor de rechtbank als onschuldig erkend en in vrijheid gesteld was. Men had het van den kant van eenige vrienden, die in de gevangenis van het hotel de La Force een soort van opzicht voerden, zoo weten aan te leggen, dat de abt voor het bloedgericht gevoerd werd op een oogenblik, toen er geen der leden tegenwoordig was, die wist, dat de terechtstaande een broeder van den minister was. Ook bij zijn naam in het register bevond zich nergens eenige vermelding van schuld, geen grondige aanklacht, waarop hij in hechtenis genomen was, en bij al wat tot zijne redding kon medewerken, kwam ook de toestand van overspanning en oververzadiging van den gruwel des burgermoords, waarin zich vele der zoogenaamde rechters in dien tijd reeds bevonden. De zwaarst beschuldigde gevangenen, zoo placht men in het algemeen aan te nemen, waren het eerst voor de rechtbank gesleept en afgemaakt; onder de overige bevond zich menigeen, tegen wien men weinig wist in te brengen. Alleen in het gasthuis van Bicètre maakten de

[pagina 35]
[p. 35]

moordgezellen, welke daar in de rechtbank zaten, toen zij het veroordeelen en moorden moede waren, de vreeselijke beschikking, dat zij ten laatste vele honderden der nog niet veroordeelde gevangenen, zonder onderscheid, of zonder naar naam en reden van gevangenschap te vragen, hoopsgewijze op de plaats sleepten en met kanonnen lieten doodschieten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken