Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 3 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.76 MB)

Scans (113.37 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 3

(1911)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

16. Een buurjongen, die liever in de Oost moest zitten.

illustratie Toen Dina uit school naar huis ging, liep Piet naast haar.

‘Hoe is het met Toosje?’ vroeg Dina.

‘O goed, geloof ik. Die vindt het maar lekker, dat ze altijd thuis mag blijven.’

‘Daar geloof ik niets van,’ zei Dina, ‘want ze gaat juist graag naar school. En ze houdt ook veel van de juffrouw.’

‘Nou maar, als ik zoo ziek was als zij, zou ik wel naar school moeten. Ze zit toch den heelen dag in den tuin?’

Dina maakte zich al weer kwaad op Piet. Die jongen ook - 't was een nare jongen. En ze wou, dat hij maar zijn eigen weg ging en niet bij haar bleef loopen. Maar Piet dacht er niet aan.

‘Is jou oom Jan koloniaal geweest?’ vroeg hij.

‘Ja, wat wou je daar dan van?’

‘Niks! Maak je maar zoo dik niet. Maar mijn vader zegt, dat alleen jongens, die slecht oppassen, koloniaal worden.’

‘Dat zegt hij dan zeker tegen jou?’

‘Ja, dat raad je nou r's net. Als ik wat gedaan heb, dan zegt hij, dat ik nog als koloniaal naar de Oost ga.’

[pagina 68]
[p. 68]

‘Daar kan je nou net aan zien, hoe mooi of jij oppast.’

‘Zoo? Ben jij zoo'n heilig boontje? Zeker net als die

illustratie

mooie oom van je. Als dat zoo'n brave jongen was geweest, dan was hij nooit koloniaal geworden.’
[pagina 69]
[p. 69]

‘Je hoeft niks van mijn oom te zeggen, hoor! Je mocht willen, dat je zoo was!’

‘'t Is wat moois! Dan had ik ook in de Oost gezeten. Misschien had ik dan ook nog wel ergens anders gezeten.’

Gelukkig, dat Dina niet begreep, wat Piet met die laatste woorden bedoelde. Maar 't was toch al erg genoeg. ‘Loop rond!’ zei ze, en ze ging naar den anderen kant van de straat. Ze moest van dat gezelschap niets meer hebben. En ze kon niet begrijpen, hoe die lieve Toos zoo'n akeligen broer kon hebben, zoo'n naarheid!

Piet ging niet met Dina mee. Hij had misschien wel gewild, maar hij liep nu zoo lekker in de schaduw, en aan den anderen kant was het zoo'n felle zon. Of Dina in die felle zon moest loopen, dat kon hem wat schelen.

't Kon háár echter wel schelen, want het was verbazend warm. De zon stak geweldig. Alle menschen zochten dan ook de schaduw, en Dina liep alleen in de zon. Maar liever in de brandende zon, dan bij dien naren Piet.

Niet lang bleef Dina met haar gedachten bij den buurjongen. Als vanzelf dacht ze weer aan wat de meester vanmorgen had uitgelegd van die kolonies. En toen ze voorbij den kruidenier liep, keek ze eens, of daar dat lastige woord ook te lezen was. Jawel, daar stond het met groote letters: Koloniale waren. En nu bleef ze even voor den winkel staan kijken, met het schort over 't hoofd tegen de gloeiende zonnestralen.

[pagina 70]
[p. 70]

Daar lag een heele stapel muskaatnoten. Aardig toch, dacht Dina, dat die uit zoo'n ver land komen en al zoo'n groote reis gemaakt hebben over de zee. Nu liggen ze hier in 't zonnetje te braden. Ze kunnen best denken, dat ze hier toch in de Oost zijn, want het is vandaag warm genoeg.

En daar lag een bak vol rijst, ook al uit Indië. Die rijst heeft ook gereisd. Dat is leuk: de rijst reist. Dat is een mooi zinnetje voor den meester, als hij een dictee opgeeft. En daar heb je koffie en daar thee, ook al uit het warme land. Allemaal koloniale waren.

Maar hè, wat steekt die zon. Ze kijkt eens om, en Piet is al een heel eind weg. Nu gaat ze weer in de schaduw loopen. Wat een verkwikking is dat! Maar 't is toch ook hier nog warm. Die hitte! die hitte!

‘O Moe, wat is het warm!’ zegt Dina, als ze thuiskomt. ‘Ik val om van de warmte.’ En ze laat zich op een stoel omvallen, maar zoo, dat ze zit.

‘Ga dan maar eens gauw de tafel dekken,’ zegt Moeder. ‘Dan kun je een beetje afkoelen.’

Dina begrijpt wel, dat Moeder het spottend zegt. Maar dàt is toch waar, als je stilzit lijkt het net, of je nog meer last van de warmte hebt.

‘Moe,’ zegt ze ineens, ‘is oom Jan koloniaal geweest?’

‘Ja. Maar hoe kom je daar nu aan?’

‘Och, zoo maar. De meester heeft vanmorgen verteld van kolonies en kolonialen.’

[pagina 71]
[p. 71]

Dina zwijgt weer. Ze loopt heen en weer van de keuken naar de kamer, om tafellaken en borden en lepels en vorken te halen, en daarmee de tafel te dekken.

‘Vergeet je nu het olie-en-azijn-stel niet?’

‘O ja!’ En ze krijgt het uit de glazenkast.

‘Moe?’

‘Wat wou je?’

‘Hebben kolonialen altijd slecht opgepast?’

‘Hoe kom je daaraan? Waarom vraag je dat?’

‘Och, zoo maar.’

‘Heeft de meester dat gezegd?’

‘O neen, heelemaal niet.’

‘Wie dan?’

‘Och Moe,’ en Dina begint ineens te huilen, ‘Piet zegt, dat oom Jan vroeger slecht heeft opgepast, en dat hij daarom koloniaal geworden is.’

‘Och kind, stoor je toch niet aan de praatjes van dien ondeugenden jongen. Oom Jan heeft altijd heel best opgepast. En als Piet wist, waarom oom Jan koloniaal is geworden, dan zou hij nog anders kijken. Maar laat dien jongen loopen.’

‘Dat doe ik ook, Moe! Ik ben van hem weggegaan. Maar 't is een nare jongen. Hij plaagt je altijd. 'k Wou, dat hij in de Oost zat.’

Daar kwam Vader thuis. Gauw moesten allen nu gaan eten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken