Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

10. In den dierentuin.
(Vervolg).

illustratie Goed, weg van die kruipende dieren, en nu naar den olifant. Die is veel grooter dan leeuwen en tijgers en slangen en krokodillen en - - veel minder gevaarlijk. Hij voedt zich dan ook met planten, en wel voornamelijk met gras. En een dier, dat zich met gras voedt, is zeker niet moordlustig, en zal geen andere dieren of menschen aanvallen.

De olifant hier in den dierentuin heette Betsy.

‘Kom Betsy,’ zei de oppasser, die Oom Jan natuurlijk goed kende, ‘maak eens je compliment voor die lieve kinderen.’

Betsy boog eerst haar eenen voorpoot, toen den anderen voorpoot, en toen den kop. Dat moest beteekenen, dat ze voor de kinderen een deftige buiging maakte.

Dina en Willem keken hun oogen uit, en Tuttie wist ook niet wat ze zag. Zoo'n groot beest! Wat een zware pooten! En wat een kop!

[pagina 47]
[p. 47]

‘Betsy, laat je ooren eens kijken!’

Betsy bewoog twee groote lappen aan weerskanten van den kop.

‘Mooi! En ga nu eens koffie malen voor den baas.’

De baas hield den koffiemolen op den grond vast, Betsy greep met haar snuit den slinger, en draaide dien toen netjes in de rondte. Er lagen geen koffieboonen in het bakje, maar anders zou Betsy die zeker fijngemalen hebben.

Nu moest ze nog met de vier pooten op een rond blok staan, en dood op den grond gaan liggen. En daarna mocht ze wat gaan ophalen. Hierbij stak ze haar snuit tusschen de tralies door. Elk van de kinderen mocht er een cent in leggen, en die centen bracht het goedige dier netjes in een houten bakje, dat aan den muur van zijn hok hing. Hij tilde het deksel van 't bakje omhoog, en liet de centen er toen invallen.

Aan die centen had Betsy echter zelf niet veel. Daarom mocht ze nog eens vragen, en nu legden de kinderen er een koekje of een appel in, die Oom hun gegeven had. Telkens als Betsy een lekkernij kreeg, kromde ze haar snuit en bracht de versnapering zoo in den grooten mond.

‘En laat nu je mond eens kijken,’ riep de oppasser.

De olifant hield den snuit omhoog, en deed den mond wijd open. Nu kon je goed zien, dat die twee groote, kromme slagtanden in de bovenkaak zaten.

[pagina 48]
[p. 48]

‘En hoe drinkt hij nu, Oom?’ vroeg Dina.

‘Net zooals hij eet. Hij zuigt zijn slurf vol water en blaast er dat dan weer uit in zijn mond. 't Is maar goed, dat hij zoo'n langen slurf heeft, niet waar? Want kijk eens, wat een korten, dikken nek! Hoe moest dat groote, zware dier nu bij het gras en bij het water

illustratie

komen, als hij eens geen slurf had. Daarom is hij met zijn slurf ook altijd zoo voorzichtig. Hij zal er nooit mee vechten, of dikke boomen mee losrukken, of zware lasten optillen.’

‘Waar vecht hij dan mee, Oom?’

‘Met zijn tanden en zijn pooten. Maar als hij op iemand

[pagina 49]
[p. 49]

losstormt, op een mensch of een dier, dan rolt hij zijn slurf heelemaal in de hoogte, en probeert dan zijn vijand te stooten of te vertrappen.’

‘En u zei, dat hij niemand kwaad deed.’

‘Dat doet hij ook niet, als ze hem maar geen kwaad doen. Maar de menschen maken jacht op hem, en als ze hem dan gewond hebben, wordt hij natuurlijk kwaad. En dan kan het goedaardige beest heel woest worden.’

Dina las, wat op het bordje stond: elephas indicus.

‘Ja,’ zei Oom, ‘maar je moet niet zeggen elep-has, maar elefas, en elephas indicus beteekent: Indische olifant.’

‘Zijn er in Indië dan ook al olifanten?’

‘Stellig. Die leven daar in de bosschen, bij groote troepen van wel veertig of vijftig bij elkaar, mannetjes en vrouwtjes en kinderen.’

‘Ook jonge olifantjes? Wat zal dat een leuk gezicht wezen!’

‘Ja, en als er dan gevaar is, kruipt een jong tusschen de beenen van zijn moeder, en zoo loopen ze allemaal hard weg.’

Willem en Dina moesten lachen, toen ze dat hoorden. Wat een komiek gezicht zal dat ook wezen! Die kleine snuitjes onder de groote! En dan al die pooten! 't Lijkt dan wel een beest met acht pooten!

‘Maar is het niet aardig,’ zei Oom, ‘dat de jongen

[pagina 50]
[p. 50]

zoo hun toevlucht bij de moeder zoeken? 't Gaat er al net als bij de menschen. Jullie kruipt immers ook aanstonds bij je moeder, als iemand je kwaad wil doen? Maar 't is gelukkig, dat een olifant altijd maar één jong heeft, want voor twee of drie zou er toch geen plaats wezen, wanneer ze op de vlucht gingen. Die zouden mekaar op zij dringen.’

‘Maar Oom,’ vroeg Dina, ‘hoe krijgen ze nu zoo'n beest hier naar toe? Vangen ze hem dan?’

‘Ja, natuurlijk, anders zouden ze hem toch nooit hier kunnen krijgen.’

‘Maar hoe vangen ze hem dan?’

‘O, op allerlei manieren. Maar dat zal ik je later wel eens vertellen, als we thuis rustig bij elkaar zitten.’

Al wandelende kwamen ze ook voorbij de karbouwen, die vrienden van de Javaansche jongens, en door het palmenhuis, waarin ze vederpalmen en waaierpalmen zagen, en ook bamboe.

Toen de kinderen naar huis gingen, vroeg Dina: ‘En welke dieren hebt u in de Oost nu in 't wild gezien?’

‘Tijgers en krokodillen en slangen en olifanten,’ zei Oom.

‘En apen!’ riep Willem.

‘Juist, ook apen.’

‘En karbouwen!’ riep Dina.

‘Mis! want die waren er tam.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken