Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

13. Een steenbakkertje en een steenhakkertje.

illustratie En hoe had Dina het dan op school gelezen? O, daar werd de klei niet uit den grond gedolven, maar gebaggerd uit de rivier. Dat was het eenige verschil. Dat leek nu wel heel anders, maar eigenlijk kwam het op hetzelfde neer. De klei zat alleen onder water.

Maar in dat boekje stond ook, hoe de klei gevormd werd tot steenen, en hoe die gebakken werden in groote ovens. Dina vertelde het alles aan Oom. En toen zei Willem: ‘Wij hebben op school ook steenen gemaakt.’

‘Hoe dan?’ vroeg Oom.

‘We kregen ieder een lucifersdoosje en een klont klei. En toen moesten we dat doosje vol klei stoppen, en het dan omkeeren. Nou, dat leken toen net steenen, maar het waren kleintjes.’

‘En ze waren toch ook niet gebakken,’ zei Dina.

‘Ja maar, de juffrouw legde er een paar op de kolenschop, en die legde ze in de kachel. En na een poos haalde ze die er weer uit, en toen waren ze rood.

[pagina 63]
[p. 63]

Nou, toen waren het toch echte steenen, hé Oom? Ze waren rood, en ze waren hard ook.’

‘En zei de juffrouw toen, dat de steenbakker het ook zoo deed?’ vroeg Oom. ‘Ook met zoo'n kolenschep in de kachel?’

‘O nee! De juffrouw heeft van al onze steenen - die van klei, weet u - die niet gebakken waren, alleen maar gevormd, nu, daar heeft ze een oven van opgebouwd vóór de klas, op een tafeltje.’

‘En waren er dan ook vuurkanalen in?’ vroeg Dina. ‘Want dat moet in een echten oven.’

‘Ja, die waren er in. En toen mocht een jongen daar kleine stukjes turf ingooien.’

‘O, wat echt!’ riep Dina. ‘'k Wou dat onze meester het ook eens deed. En stak ze die turf toen in den brand?’

‘Dan was de tafel toch in den brand gegaan?’ zei Willem. Maar Dina keek hem aan, of ze zeggen wou: ‘Nou, wat hindert dat!’

Oom gaf echter Willem gelijk. ‘Zeker, zeker!’ zei hij, ‘'t was zoo al heel mooi van de juffrouw. Eerst speel jullie kleigravertje, en dan steenbakkertje, 't is erg aardig, hoor!’

‘Ja Oom, en nu gaan we nog metselaartje spelen. Dan moeten we van die steenen een muurtje metselen met kalk en een troffel. Maar eerst zal de juffrouw vertellen, hoe ze kalk maken.’

[pagina 64]
[p. 64]

‘Dat hebben wij ook al gelezen,’ begon Dina weer. ‘Van schelpen, in een kalkoven.’

‘Niet vertellen! Niet vertellen!’ riep Willem, en hij stopte de vingers in de ooren. Hij wou het liever van de juffrouw leeren. En toen Dina het toch aan Oom - vertelde, begon hij luidkeels te zingen:

Want als wij niet graven, dan komt er geen steen, om toch vooral maar geen woord op te vangen van wat Dina zei. Hij wou het alleen van zijn juffrouw hooren. Van zijn juffrouw!

‘Maar makkertje!’ zei Oom tegen den kleinen zingenden kleidelver, ‘dat heb je toch mis. Al graaf jij niet, daarom kunnen we toch wel steen krijgen.’

‘Met baggeren, hè Oom?’ zei Dina.

‘Neen, ook al bagger je niet.’

De twee kinderen keken Oom met groote oogen aan. Niet graven en niet baggeren? ‘Maar hoe kom je dan aan klei?’ vroeg Dina.

‘Die heb je niet noodig,’ zei Oom weer.

Daar begrepen ze nu toch niets van. Geen klei, en toch steenen?

‘Wel, kleine uilskuikens!’ riep Oom. ‘Heb je nooit midden op de straat over de groote steenen geloopen? En heb je nooit een stoep gezien? En heb je nooit een dorpel gezien? En nooit een trottoirband? En nooit, en nooit....’

[pagina 65]
[p. 65]

Maar Oom hoefde niet meer op te noemen. Ze wisten 't nu al. Ja, dat was heel andere steen. Die zag blauw of grijsachtig. Maar waar kwam die dan vandaan? En wie maakte ze?

‘Die komt ook uit den grond,’ zei Oom. ‘Maar die graven ze niet en die baggeren ze ook niet, maar die hakken ze. Die is dan ook zoo hard, zoo hard als... wel kijk, weet je hoe ze die blauwe stoepsteen noemen? Hardsteen. Nu, dat is toch wel een bewijs, dat hij hard is. Ja, die hakken ze uit den grond en uit de bergen.’

‘Uit de bergen?’ riepen Dina en Willem als uit één mond.

‘Ja, uit de bergen, in Duitschland en in België. Maar daarvan heb jullie op school zeker nog niet geleerd.’

‘Ik wel, Oom!’ zei Dina. ‘Ons land grenst ten oosten aan Duitschland en ten zuiden aan België.’

‘Juist, juist, en ten noorden en ten westen aan de Noordzee, niet waar? Ja, ja, dat is nog precies als toen ik op school ging. Nu dan, de keien van de straat komen uit België en die hardsteen komt ook uit België.’

Dat zou Willem eens aan de juffrouw vertellen, dan leerden ze er misschien weer een nieuw spelletje van, hè Oom?

‘Ja, dat wordt dan het steenhakkertje. Dan krijg jelui allemaal een houweel van de juffrouw, en dan maar aan 't houwen! Net zoo lang, totdat jelui een heelen berg

[pagina 66]
[p. 66]


illustratie
Een steenbakkertje in den kolenbak.


[pagina 67]
[p. 67]

hebt weggehouwen. En als er dan nog steen in den grond zit, dan die ook maar er uit gehouwen, totdat er eindelijk een groote, diepe kuil komt. Hè?’

Ja, als dat kon, dat zou prettig wezen. Maar dan moesten ze eerst een echten steenberg hebben, en echte houweelen. Nu zouden ze het zoo maar met de handen doen. En Willem begon al bij den kolenbak. Daar was toch ook steen in. En kijk - daar zag hij den pook. Die kon goed voor houweel dienen. En nu hakte hij met dit houweel in den steenkolen... bak? Wel neen, in den steenkolenberg. De stukken spatten er uit. Het ging prachtig!

Dat vond Moeder echter niet, toen ze uit de keuken in de kamer kwam. ‘Maar jongen, wat voer je daar uit?’

‘Steenhakkertje, Moe! Van Oom Jan geleerd!’

‘Doe jij dat dan maar bij Oom Jan in den kolenbak. Die Oom Jan leert jelui mooie kunsten. Maar ik heb geen zin, om den boel telkens schoon te maken. Toe Dina, veeg eens gauw op.’

Oom Jan zat maar te lachen. En Willem had nóg iets van hem geleerd. Maar dat wist op het oogenblik Oom niet en Dina niet en Willem zelf ook niet. En wat was dat dan? Dat zullen we later hooren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken