Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

15. De meter van den meester. II.

illustratie Tegen half negen trokken de vijanden af. Onze meesters kwamen, en wij moesten naar binnen. Natuurlijk merkten de meesters gauw, dat we weer gevochten hadden. Dat was wel erg, maar niet het ergste. Het ergste was, dat de meter gebroken was. En dat had ik gedaan. Want al had de kweekeling mij den stok gegeven, ik had er toch mee gezwaaid en hem tegen de stoep geslagen.

‘Wie heeft den meter gebroken?’ vroeg de meester, toen hij het kleine stuk vond.

Ik bedacht mij geen oogenblik, maar stak dadelijk mijn vinger op.

‘Hoe is dat gekomen?’

‘Ik heb hem tegen de stoep stukgeslagen, bij 't vechten.’

‘Zoo - dus 't is geen ongeluk. Dan moet je hem betalen.’

Betalen, jawel, betalen - als de meester maar eens zeggen wou, waarvan. Ik had geen geld en zou het ook in 't eerste jaar wel niet hebben. En als je een

[pagina 75]
[p. 75]

gebroken meter betalen moet, dien je toch eerst geld te hebben. Hoe moest ik daaraan komen?

Ik zei dat eerlijk tegen den meester. ‘Goed,’ was zijn antwoord, ‘dan zal ik een briefje aan je vader schrijven.’

En dat deed hij ook. 't Gevolg er van was, dat Vader naar school ging en een kwartiertje met den meester praatte. Wat er tusschen hen afgesproken werd, zou ik gauw genoeg merken. Binnen veertien dagen was ik jarig. Ik zou dan een verfdoos krijgen met beste verfjes en fijne penseelen. Daar was ik dol op, want ik deed niets zoo lief als kleuren. Vechten en kleuren - dat waren mijn twee grootste genoegens. En als ik nu een mooie verfdoos had, dan zou ik prenten vragen met ongekleurde soldaten - infanterie en artillerie en cavalerie. En die zou ik allemaal op dun karton plakken, en dan echt kleuren - blauw en rood en geel - en dan uitknippen, om er oorlogje mee te spelen. Natuurlijk kreeg iedere soldaat dan eerst nog een blokje tegen zijn voeten, om behoorlijk te kunnen staan. En dan maar aan het doodschieten!

Van die verfdoos verwachtte ik dus heel veel genot: ik zou er door kleuren, en vechten!

Maar, er kwam niets van. Mijn moeder zei me al vooruit, dat ik maar niet op die verfdoos moest rekenen, want Vader had met den meester afgesproken, dat hij voor dat geld een nieuwen meter zou koopen.

[pagina 76]
[p. 76]

Ik kon het niet gelooven - en ik geloofde het ook niet, al zei Moeder het ook nog zoo zeker. Geen verfdoos? Waar ik nu al maanden lang op gerekend had? Dat zou Vader niet doen. En als Vader zoo hardvochtig zou willen wezen, dan was Moeder er toch nog. Die zou wel voor me zorgen. Ik zag dus mijn verjaardag met vrees en met hoop te gemoet, doch met meer hoop dan vrees. Ik kòn in mijn gedachten geen afstand van de verfdoos doen.

Daar kwam de verjaardag. Ik haastte me 's morgens niet naar mijn ouders: zoolang ik ze nog niet gezien had, kon ik nog altijd hopen. Maar eindelijk moest ik dan toch. Vader en Moeder feliciteerden me. Op de tafel lag een lang pakje. Toen ik het zag, begreep ik er aanstonds alles van. Dat was de meter, in een papier gerold. Vader gaf hem aan me, en zei: ‘Hier, jongen! Het is wel hard voor je, maar wees nog maar blij, dat je goed kunt maken, wat je bedorven hebt.’

Blij? Ik blij? Met dat ding? Ik had het wel dadelijk stuk willen trappen. De tranen sprongen me in de oogen. Tot op het laatste oogenblik had ik nog gehoopt, de verfdoos te zullen krijgen. En nu was alle hoop weg. Er viel niet meer te hopen - de meter lag daar, en de verfdoos was er niet. Neen, ik was heelemaal niet blij, en als ik mijn zin had gedaan, dan had ik den meter op den meester zijn rug aan stukken geslagen,

[pagina 77]
[p. 77]

liever dan hem dat nare ding met een zoet gezicht te geven.

En toch moest ik dat doen. Met het lange rolletje stapte, of liever, slenterde ik naar school. De jongens keken er naar, en vroegen, of ik mijn verjaarcadeau had meegebracht. O ja, dat had ik. Een verjaarcadeau voor den meester!

Op school gaf ik het ding aan den meester, en zei niet anders dan: ‘Als 't u blieft.’ Hij nam het aan, deed het papier er af, bekeek den stok en legde hem toen neer. Ik kon er niet naar kijken. Dat is nu eigenlijk mijn verfdoos, dacht ik telkens. Het kwam niet in mij op, dat ik eerst den meter van den meester vernield had.

Den heelen dag was ik uit mijn humeur. Ik geloof niet, dat ik veel leerde. Nog nooit had ik zoo'n akeligen verjaardag gehad. Was ik dan maar liever niet jarig geweest. Wat had je op die manier aan je verjaardag! Een ander ging met je cadeau strijken. En alweer, het kwam niet in mij op, dat ik eerst met den meter van den meester was gaan strijken.

Om vier uur ging ik naar huis. De avond zou zeker erg vervelend worden. Na den eten ging Moeder thee zetten, en ik met mijn kleinere broertjes en zusjes wat spelen. Ik was de oudste. Vriendjes kwamen er niet.

Om zoo wat half zeven werd er gebeld. Ik deed zelf open, ofschoon ik wel wist, dat er geen visite voor mij

[pagina 78]
[p. 78]

zou wezen. Daar stond de meester voor mij. Wat kwam die doen? In mijn verrassing liet ik hem net zoo buiten staan, en liep naar binnen, om te vertellen, dat de meester daar was.

‘Welnu,’ zei Moeder, ‘laat den meester dadelijk binnenkomen. Je hebt hem toch niet op de stoep laten staan?’

Ja, dat had ik, maar nu holde ik naar de deur, om mijn lompheid weer goed te maken. Ik dacht er op 't oogenblik niet aan, dat ik eigenlijk kwaad op dien vent was.

Toen Meester allen gegroet had, zei hij: ‘En nu moet ik onzen jarige nog feliciteeren. Jongen, ik feliciteer je hartelijk met je verjaardag, en hier heb je een klein cadeautje van mij.’ Hij gaf mij daarbij een lang rolletje. O, dacht ik, daar heb je zeker den meter terug. Maar toen ik het pakje had opengerold, zag ik mooie, ongekleurde prenten met huizen en dieren en bosschen - prachtig! Hè, nú nog een verfdoos! De gedachte vloog me door 't hoofd, en - daar overhandigde Meester mij nog een pakje, waaruit een groote verfdoos kwam. Toen ik de doos had geopend, zag ik de prachtige verfjes en de porceleinen potjes en de penseelen. Ik kon het eerste oogenblik niets zeggen. Toen keek ik den meester aan. Hij lachte tegen mij, en vroeg: ‘Is hij goed?’

Toen barstte ik uit: ‘Prachtig! O Meester, ik dank u wel! Ik zal nooit weer vechten!’

[pagina 79]
[p. 79]


illustratie
..... ging ik dadelijk aan 't kleuren.


[pagina 80]
[p. 80]

‘Maar dat heb ik je niet gevraagd, beste jongen! 'k Heb alleen maar gevraagd, of de verfdoos naar je zin was.’

Dat was nu wel zoo, maar toch, ik weet niet hoe 't kwam, maar ik zei nogmaals: ‘Ik zal nooit weer vechten!’ Ik zei dit niet uit berouw, omdat ik gevochten had, want daar had ik heelemaal geen spijt van. Maar ik wou iets zeggen, waar ik den meester een erg groot plezier mee kon doen, en toen viel me dat in. Iets anders wist ik niet.

Toen de meester weg was, ging ik dadelijk aan 't kleuren. 't Was maar goed, dat er op de prenten geen soldaten stonden, anders was ik misschien toch nog aan 't vechten gegaan, al was het maar met papieren soldaatjes. Nú hielden mijn gedachten bij 't kleuren zich meer bezig met bosschen en weiden en boerderijen.

En het woord, dat ik den meester ongevraagd gegeven had, heb ik ook gehouden. Na dien dag heb ik nooit weer gevochten.

 

Hiermee was de vertelling van den meester uit. Maar Vader voegde er nog iets bij. ‘'t Is aardig,’ zei Vader, ‘maar bij dien meester hebben wij ook nooit gevochten. En dat kwam nu allemaal, doordat hij in zijn jeugd dien meter had stukgeslagen, en tòch een mooie verfdoos had gekregen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken