Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

21. Veel leed en veel liefde.

illustratie Vader en Oom vonden buiten al een troep menschen en jongens, die van alle kanten waren toegesneld. Ze drongen door het volk heen. Daar zagen ze Toosje haar moeder, met Toosje op den arm. De vrouw was radeloos, want Piet was nog in het brandende huis. ‘En uw man?’ vroeg Oom. ‘Die is net vandaag de stad uit,’ kermde de ongelukkige. ‘Houd u Toosje even vast,’ zei ze, dan zal ik Piet halen.’ En ze draaide zich al om, om in 't huis te snellen. ‘Dan ga ik!’ riep Vader. ‘Neen!’ riep Oom Jan, ‘jij hebt vrouw en kinderen! Aan mij is niets verloren!’ En eer hij antwoord had, knoopte hij zijn jas stijf dicht, en verdween tusschen de vlammen.

Eenige oogenblikken brachten ze buiten in vreeselijken angst door. Maar die oogenblikken leken hun wel uren. Onafgebroken staarden allen naar de deur, waardoor de moedige redder was verdwenen. Zou hij terugkeeren? Of zou hij door de vlammen gegrepen worden? Of misschien stikken in den rook? Niemand kon een woord

[pagina 106]
[p. 106]


illustratie
... in zijn armen de jongen, dien hij uit den vuurdood redde.


[pagina 107]
[p. 107]

uitbrengen. Maar allen hoopten vurig, dat man en kind gered mochten worden.

Goddank! daar waren ze. 't Was een vreeselijk en toch een heerlijk gezicht - die man, zwart van den rook, met bloot hoofd, en in zijn armen de jongen, dien hij uit den vuurdood redde. En daarboven en daaromheen de kronkelende vlammen en de spattende vonken.

‘Leeft hij?’ riep een wanhopige vrouwenstem.

‘Vooruit!’ riep de redder. ‘Naar huis! Naar den overkant!’

De menschen gingen als met een tooverslag op zij, zoodat Oom Jan met Piet op de armen regelrecht kon oversteken, gevolgd door de arme moeder met Toosje, en door zijn zwager.

‘En nu dadelijk een rijtuig bestellen en met hem naar 't ziekenhuis!’

Oom zei het, en Vader was al de deur uit, naar den koetsier. Binnen tien minuten stond het rijtuig voor 't huis. Oom Jan stapte er in, met Piet, dien hij in een wollen deken gewikkeld had. Het kermen van den armen jongen drong je door merg en been. De koetsier legde de zweep over het paard, en in snellen draf ging het naar 't ziekenhuis. Oom hield Piet voorzichtig op de knieën en in de armen, dat hij toch zoo weinig mogelijk last zou hebben van het schudden.

[pagina 108]
[p. 108]

In het ziekenhuis waren er dadelijk dokters en verpleegsters klaar, om Piet te ontkleeden en zijn brandwonden te verbinden. De stumper leed ontzettende pijnen, en schreeuwde het uit. Maar de verpleegsters aarzelden geen oogenblik. Al kermde Piet, dat je hart er bij breken zou, zij deden maar of ze 't niet hoorden. En gelukkig! Want als ze uit zoogenoemd medelijden den jongen hadden ontzien, zou hij zeker aan de wonden gestorven zijn. ‘Moeder! Moeder!’ gilde Piet. Neen jongen, hier kan geen moeder helpen, al heeft ze je nog zoo lief. Hier moeten knappe en handige verpleegsters zijn, en kundige dokters.

Oom Jan bleef net zoo lang wachten, tot Piet verbonden was. Hijzelf had ook brandwonden aan de handen en in 't gezicht.

‘Wacht, ik zal u ook even helpen,’ zei een dokter. Oom liet zich zwijgend helpen, ofschoon 't ook hem erge pijn deed. Toen 't klaar was, zei hij alleen: ‘Dank u!’ En nu haastte hij zich naar huis, om aan de bedroefde moeder te vertellen, dat Piet goed verbonden was, en - zooals de dokter zei - er wel weer bovenop zou komen.

‘Oom, uw haar!’ zei Dina.

‘Ja,’ zei Oom, ‘dat is het ergste niet.’ En toch, een groot gedeelte van zijn haar was weggebrand. Toen begon Dina opeens vreeselijk te huilen.

[pagina 109]
[p. 109]

Natuurlijk was in dien tijd de brandweer gekomen. Twee vurige paarden hadden den wagen met brandweermannen door de straten doen rollen met zulk een snelheid, dat alle voetgangers op zij stoven. Bij fakkellicht hadden de mannen gauw de slangen afgerold en vastgeschroefd aan waterleidingkranen tusschen de straatsteenen. En toen Oom Jan nauwelijks in 't ziekenhuis was, spoten de dikke waterstralen al in het brandende huis. Dat hielp. Spoedig kon je merken, dat de brand al wat verminderde. En binnen een paar uur was hij heelemaal bedwongen. Wel smeulde het nog hier en daar, maar vlammen zag je niet meer. Alleen rook en waterdamp, en nu en dan wat vonken.

Zoo waren de muren en het dak van 't huis bewaard gebleven, maar de meubelen, het beddegoed, de kleederen en gordijnen, alles was door de vlammen verteerd. En als er nog iets door 't vuur was gespaard, dan had het toch zoo door den brand en ook door 't water geleden, dat het toch niets meer waard was. Alles weg - en dat binnen een paar uur.

‘Zouden ze verzekerd zijn?’ zeiden de buren, die buiten stonden te kijken. ‘Zouden ze ge-assureerd zijn?’ Niemand wist het.

Maar de ongelukkige menschen wisten het zelf, helaas, maar al te goed. Neen, ze waren niet verzekerd. Hadden ze nu maar een drie gulden per jaar aan premie

[pagina 110]
[p. 110]

betaald, zes centen in de week, dan hadden ze nu 2000 gulden schadevergoeding gekregen. En daarvan hadden ze hun heelen inboedel weer kunnen aanschaffen, splinternieuw. Doch nu hadden ze alles verloren, en kregen niets terug.

Waarom hadden ze zich niet verzekerd? Om die zes centen in de week? Neen, dat was het niet. Maar ze hadden altijd gedacht: Och, bij ons zal toch wel nooit brand komen. En zoo hadden ze zich niet over die brand-assurantie bekommerd. En nu was het te laat.

 

Toen Toosje haar vader 's avonds met den laatsten trein thuis kwam, stond zijn overbuurman hem aan 't station op te wachten.

Maar hoe ontzette de man, toen hij langzamerhand hoorde, dat zijn inboedel verbrand was, zijn jongen in 't ziekenhuis, en zijn vrouw met Toosje bij de buren.

‘En ik was niet verzekerd,’ zuchtte hij. ‘Alles weg!’

Hij zweeg een poos. Ook de ander zweeg. Beiden liepen snel voort. Doch eensklaps barstte de man weer uit: ‘Geen stuk goed meer! En niet eens een dak om onder te slapen! Waar moeten we nog den nacht doorbrengen!’

‘Bij ons!’ klonk het kalm aan zijn zij. ‘Waar plaats is voor vijf, is ook plaats voor acht.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken