Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

22. De oorzaak en de gevolgen.

illustratie Hoe was de brand ontstaan?

Daar vroeg natuurlijk iedereen naar. Er waren er maar drie, die het wisten, maar geen van drieën praatte er graag over. Piet niet, omdat hij eigenlijk de oorzaak was van het onheil. En Moeder en Toosje niet, omdat ze niet graag iets leelijks van Piet zeiden, nu de arme jongen in het ziekenhuis lag. Hij was al zoo vreeselijk voor zijn ruwheid en bazigheid gestraft, en - wie weet - misschien zou hij aan de brandwonden nog sterven. Want brandwonden zijn heel gevaarlijk, al hebben ze alleen maar een groot deel van de huid weggenomen. Een mensch kan zijn huid onmogelijk missen, en als hij daarvan te veel verloren heeft, moet hij sterven, eer het nieuwe vel tijd genoeg heeft gehad, om aan te groeien.

Moeder noch Toosje spraken daarom veel over de oorzaak van al dat leed en verlies. Maar toch vernam Vader het wel, en ook de goede buren, bij wie ze een paar dagen en nachten gastvrijheid genoten. En zoo

[pagina 112]
[p. 112]
wisten deze, dat Piets ruwheid de schuld van alles was. Moeder, Toosje en Piet hadden aan de tafel gezeten, waarover een groote staande petroleumlamp haar licht verspreidde. Toosje en Piet waren aan 't kleuren geweest met één verfdoos. Maar de verfdoos stond, naar Piet

illustratie

zijn zin, niet dicht genoeg bij hem, ofschoon de doos precies in 't midden stond. Hij wou ze vlak vóór zich hebben. Daarover ontstond gekibbel. Moeder gaf Toosje gelijk. Toen werd Piet woedend, en smeet den heelen boel door elkaar. Ten overvloede gaf hij Toosje nog een duw, terwijl ze met haar halve lichaam op de tafel leunde. Toosje viel daardoor om, de tafel verschoof,
[pagina 113]
[p. 113]

de lamp waggelde, en kantelde om, juist naar de plaats waar Piet zat.

Van 't geen er verder gebeurde, wist Moeder niet veel meer af. Toosje en Piet waren beiden op den grond gevallen, waarschijnlijk doordat ze met hun knieën op den stoel hadden gelegen. Moeder had Toosje aanstonds opgenomen, en toen ze de vlammen zag, naar buiten gedragen. Ze dacht, dat Piet wel dadelijk volgen zou. Maar toen ze buiten was, bleef Piet weg, en toen ze naar binnen wilde gaan, werd ze door rook en vlammen teruggedreven. Alles was zoo onbegrijpelijk gauw gebeurd. De lamp was waarschijnlijk door den val gebroken, de olie had zich over 't karpet verspreid en had de vlam onmiddellijk naar alle kanten overgebracht. Het bedgordijn had vlam gevat, en ja - meer wist niemand er van. Alleen de plotselinge hulp van de twee mannen en de redding van Piet herinnerde de vrouw zich nog.

Zoo - 't was dus Piet zijn schuld. En hij was gered door den man, van wien hij zulke leelijke dingen had gezegd. Maar die man had daar in het oogenblik van gevaar heelemaal niet aan gedacht. Och, hij was die leelijke praatjes al lang vergeten. Hij was van meening, dat menschen en kinderen het kwaad van anderen niet moeten onthouden, en dat ze maar moeten probeeren om zelf het goede te doen. En dat meende hij niet alleen, maar zoo deed hij ook.

[pagina 114]
[p. 114]

Maar daar wou hij zelf nooit wat van hooren. Bedanken? Maar lieve mensch, je zou zelf toch net zoo gedaan hebben? Of zou je zoo'n arm kind maar laten verbranden, zonder er een hand voor uit te steken? Neen, neen, daar moet je niet voor bedanken. En dat ik mijn haren kwijt ben? Wel, die moest ik toch eens verliezen. Ze begonnen al aardig uit te vallen, want ik word al een dagje ouder. Welnu, nu zijn ze ineens allemaal te gelijk weg. Dat is veel gemakkelijker, dan haartje voor haartje. En nu kan ik meteen met goed fatsoen in huis mijn pet op houden. Zie je, dat had ik al zoo lang gewild, want ik heb nog al gauw last van kou in 't hoofd.

Zoo maakte Oom Jan er maar een grapje mee, en niemand kwam er achter, of hij dat nu echt meende, of dat hij zich maar zoo hield.

Wanneer Dina hem zoo hoorde praten, en ze zag dan dat kale hoofd, dan kon ze nooit lachen, maar dan werd ze verdrietig en voelde ze haar oogen vochtig worden. Wat hield ze toch véél van Oom! O, voor hèm zou ze wel door een vuur willen gaan! Maar hij deed het voor iemand, die 't niet waard was. Dina schrok van haar eigen gedachte. Niet waard? Mocht ze dat zeggen? Of ook maar denken? Nu Piet in 't ziekenhuis zulke pijnen leed, en misschien sterven zou?

 
Heb wel een hekel aan het kwaad,
 
Maar niet aan hem, die 't kwade doet.
[pagina 115]
[p. 115]

Dat waren de woorden, die Dina zoo dikwijls had opgezegd. Maar al kende ze de woorden, en al begreep ze die heel goed, ze kon er nog niet naar handelen. Dàt moest ze nog leeren. Doch het voorbeeld van Oom Jan kon haar daarbij helpen.

 

Toosje bleef met haar ouders ongeveer een week bij Dina in huis wonen. Toen vertrokken ze naar een ander huisje. En nu zal ik meteen maar vertellen, dat Piet langzaam van zijn wonden genas. Het duurde wel een langen tijd, maar hij werd toch beter, en dat is de hoofdzaak. Na een groote maand mocht hij het ziekenhuis weer verlaten.

En was Piet nu ook naar het innerlijk iets verbeterd? We willen het hopen. Zoo'n innerlijke verbetering gaat nog veel langzamer dan een uiterlijke. Hij had in het ziekenhuis evenwel tijd genoeg, om wat kalmte te leeren en over de gevolgen van zijn ruwheid na te denken.

Onder de personen, die hem geregeld bezochten, behoorde ook Oom Jan. Maar Oom hield in het ziekenhuis altijd zijn pet op. Misschien vond Piet dat wel wat onbeleefd, omdat hij dagelijks zag, hoe andere bezoekers altijd de pet afzetten. Maar Oom Jan vond het niet noodig, dat Piet te weten kwam, waar Oom's haren gebleven waren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken