Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IV. Brief van Willem Bleeker aan zijn broeder.

Waarde broeder!

 

Gij hadt gelijk, toen gij mij op mijn zwartgallig schrijven antwoorddet, dat ik maar moed moest houden en dat het mij spoedig hier bevallen zou. Dat is nu reeds het geval en ik begin mij hier geheel en al te huis te gevoelen. Met den dienst gaat het best, en door een wonder toeval ben ik nu in eenige der beste huizen

[pagina 19]
[p. 19]

geïntroduceerd en ontvangen en ga avond op avond uit, en heb meer pret dan ik u zeggen kan.

Het wonder toeval, waarvan ik sprak, is het volgende. Ik heb namelijk op een concert niemand anders ontmoet dan ons vroeger buurmeisje van buiten, Clementine, die nu in de stad is gelogeerd bij hare tante, wier man iets is bij een der ministeries en een verduivelde kraan, met een half dozijn lintjes, en schatrijk.

Nu Clementine heeft mij dadelijk aan de familie gepresenteerd en haar oom aan de De Kwiks, bij wie ik gisterenavond op een groot bal geweest ben, waar Clementine voor het eerst in de groote wereld optrad.

Jongen! wat hebben toch die meisjes (vooral als ze er goed uitzien en wat bij de hand zijn) een boel boven ons voor! - Daar zeilde zij in al hare pracht in de kamer, aan den arm van haar oom, zonder eenige verlegenheid, en juist zoo ongedwongen in hare houding, alsof zij te huis was, met een vriendelijk woord en een vriendelijken blik voor iedereen, die haar aansprak, terwijl ik - en het was niet mijn eerste groote bal, - op eene onnoozele wijze in een hoek stond te gapen, naar iemand rondziende, om mij aan eenige danseuses te presenteeren; - want behalve Clementine, met wie ik voor den derden dans geëngageerd was, kon ik in 't begin geen mensch ontdekken, dien ik kende.

Gelukkig had ik niet heel lang zoo gestaan, toen zich een mijnheer bij mij voegde, die op het concert toevallig mijn naam had hooren noemen, en zich bekend maakte als een academievriend van oom Kees, en met wien ik spoedig nogal op een intiemen voet ben geraakt. Hij heet Van Langhorst, en schijnt een beste vent te zijn, die overal komt en overal geweest is en eene prachtige collectie wapens uit Turkije heeft medegebracht. In sommige dingen vinden de menschen hem wat raar, omdat hij zoo wat van alles afweet en ook zeer ongegeneerd zijne meening zegt, zonder echter ooit onbeleefd te zijn, en in de sociëteit zijn er eene heele portie heeren, die bang voor hem zijn, omdat hij hen telkens in 't gesprek vastzet en zij hem nooit van zijn stuk kunnen brengen, wat zij ook doen.

Mij overlaadt hij met vriendschap, dat moet ik zeggen, en daar hij een jaar of tien ouder is dan ik, kan ik het van hem verdragen, als hij mij soms vrij ernstig, hoewel steeds lachende, de les leest, en zoogenaamde ‘harde waarheden’ zegt, die de meeste menschen beter achten te verzwijgen. Het eenige wat ik lastig vind, is, dat die vent de menschen schijnt te lezen even gemakkelijk als zoovele oude couranten en dat men bij hem niets verbloemen kan.

‘Wat komt gij hier doen, kereltje?’ vroeg hij mij in onzen hoek.

‘Wel,’ zeide ik, ‘dansen! Dat spreekt: gij moet mij maar aan een boel dames presenteeren.’

‘Met genoegen,’ zeide hij; ‘maar pas op dat ge u de vleugeltjes niet brandt. Het is niet alles goud, dat glinstert; zorg, dat

[pagina 20]
[p. 20]

gij niet verliefd raakt op een meisje zonder geld, - en zorg vooral, dat gij niet verliefd raakt op een, dat veel geld heeft: de eerste zou geene partij voor u zijn, - en voor de tweede zoudt gij 't niet wezen.’

‘Ik denk in 't geheel niet aan trouwen,’ zeide ik; ‘ik wil maar dansen en pleizier hebben.’

‘Bah!’ zeide hij; ‘op uwe jaren kan men niet veel in de wereld komen, zonder verliefd te raken. En dat zal ik u niet afraden: het zal u van ander kattekwaad afhouden, vriendje, en als gij aan het dweepen zijt voor de eene of andere schoone, zult gij wellicht heel slechte verzen maken en veel onzin debiteeren, maar gij zult geene andere uitspattingen begaan en als verliefde zanger zeer goed van uw traktement kunnen leven, - totdat ge zoo oud zijt geworden als ik, en ge uw hart en uw verstand in evenwicht hebt gebracht.’

Op dit oogenblik kwam Clementine met haar oom ons voorbij, en zoodra de oude heer Van Langhorst zag, trad hij op hem toe en gaf hem de hand en dankte hem voor de inlichtingen, welke hij hem dien morgen bezorgd had, en zoo raakten wij alle drie in druk gesprek, totdat de tante, - eene geweldige hooge dame, - aan kwam zetten, en naar het scheen, uit haar flacon een paar emmers koud water over onze hoofden goot en Van Langhorst wegsleepte om hem bij iemand aan het andere einde van de zaal te brengen. Het dansen begon toen ook, en Clementine was van 't begin af aan de reine du bal; dat is buiten kwestie. Gij hadt moeten zien hoe de menschen mij benijdden, dat ik een dans van haar gekregen had (aan een tweede was niet te denken), en hoe de oude en jonge heeren zich beijverden haar het hof te maken!

Van Langhorst, die eene quadrille met haar danste, heb ik een van die oude snuiters, een mijnheer de Cauchemar, die altijd achter haar stond, ongemakkelijk hooren beetnemen. Die oude kwast begon Clementine vreeselijke complimenten te maken, tusschen de figuren, over wat hij noemde: ‘une toilette aussi éblouissante que recherchée,’ en toen Clementine niets zeide, maar zoo met haar bouquet half voor den mond stond, om een lach te verbergen, dien ik duidelijk genoeg in haar oogen kon zien, antwoordde Langhorst heel bedaard, dat hij er niet aan twijfelde, dat de modiste van zijne danseuse gecharmeerd zou zijn, als zij haar werk zoo door een echten kenner hoorde prijzen. En daarop danste hij met Clementine voort, en monsieur De Cauchemar, die heel gek keek, wendde zich tot mij en verzekerde mij, dat hij Clementine ‘adorable’ vond. Die oude dwaas! Ik wil het wel gelooven! Er waren meer menschen van die meening. Maar wat De Cauchemar betreft, dat is al te zot! Die vent is de hemel weet al hoe oud, draagt eene pruik, met een pikzwart geverfden knevel, heeft holle, ingevallen wangen, diepe rimpels op het voorhoofd, en leelijke, kleine, diep liggende, zwarte oogen, die afgrijselijk

[pagina 21]
[p. 21]

zijn. Daarbij wordt hij dagelijks door zijn valet-de-chambre opgemaakt van top tot teen, eer hij uitgaat, en kan zich slechts met de meeste moeite verroeren, terwijl hij zich al de airs geeft van een heel jong mensch, altijd over zijne conquêtes spreekt, en juist doet, alsof hij maar te kiezen had, om de rijkste en schoonste erfgename uit de stad te krijgen.

Een ander, die het heel druk had met Clementine overal na te loopen, was een zeker jhr. Champignon, een vent, die den heelen zomer ergens in Duitschland met zijne familie (ex-kruideniers) geweest is, en een boel geld heeft doorgelapt aan de speelbank, en wiens zuster met een Duitschen graaf, - een heel wonderlijken snuiter, - geëngageerd is, tot groote vreugde van haar broeder, die altijd den mond vol heeft van ‘mijn aanstaande zwager, de Graaf,’ en die de impertinentie had tegen Van Langhorst en mij te zeggen, dat als hij ooit van zijn voornemen afzag om niet te trouwen, Clementine hem daartoe verleiden zou; maar dat hij eerst weten moest of haar fortuin werkelijk zoo groot was, als men vertelde.

Gij kunt nagaan hoe wij over dien kwast lachten!

Toen ik hooren wilde, hoe Van Langhorst zelf over haar dacht, lachte hij mij uit, en voegde er heel ernstig bij: ‘Ik praat niet gaarne over de dames mijner kennis. Of zij interesseeren mij niet genoeg, òf te veel om er over te babbelen, - en de schoone van hedenavond ken ik te weinig, om te weten in welke categorie ik haar plaatsen moet.’

Nu ik overgelezen heb wat ik hier heb opgeklad, vrees ik, dat gij u in het hoofd zult zetten, dat ik op Clementine verliefd ben: - dat niet, waarde Karel, - in 't minst niet; ik vind haar wel allerliefst en zij protegeert mij ook, waar zij kan, als een ouden vriend en wij hebben, tusschen de dansen nogal veel over vroegere dagen gesproken, en dat is heel prettig; - maar meer niet; - en dat is gelukkig; - want, jongen ja! zij zouden me zien komen! de geheele familie is er op uit, zooals men zegt, om haar eene brillante partij te laten doen, en zij heeft zeker maar te kiezen! Had ik maar een boel geld, - dan weet ik niet! - Maar van geld gesproken, als gij wat missen kunt, zend me wat, - al is het nog zoo weinig: het uitgaan is hier verschrikkelijk kostbaar, en toch is dat de eenige manier om connexies te krijgen, - en zonder connexies komt men in de wereld niet voort, - dat is zeker. Daarbij is het eene verduivelde zotte mode, dat het hier onder ons chique is, om zooveel mogelijk in burgerkleeren te loopen en uit te gaan, en ik heb dus een beer van belang bij den kleermaker moeten maken!

Ik ben overtuigd, dat ge me hierin helpen zult zooveel gij kunt. Geloof me inmiddels,

Uw liefh. broeder, Willem.

[pagina 22]
[p. 22]

P.S. Ik heb gisterenavond aan Clementine gezegd, dat ik u heden schrijven zou en zij verzocht mij u ook van haar hartelijk te groeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken