Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 239]
[p. 239]

Eene wilde jacht.

Eene somber dreigende lucht, - de woest huilende zuidwestenwind, die de loodkleurige wolken onophoudelijk voor zich jaagt, - ontelbare regenbuien, die om den mislukten zomer, stortvloeden van tranen storten, - zuchtende boomen, kwijnende bloemen, - droefgeestige, ternederdrukkende dagen, met die wilde jacht van de wolken en die schaarsche, korte oogenblikken van zonneschijn, vluchtig als het geluk in het leven van den mensch.

Als het geluk? - Weet gij, waarde lezer, - weet ik, weet wie ook ter wereld, wat het geluk is? Heeft het niet bijster veel van het fraaie beeld in den caleidoscoop, dat me nu zoo schitterend schoon voorkomt, en dat ik een oogenblikje later niet weder vinden kan, maar dat vervangen is door een ander beeld hetwelk niet minder betooverend is?

Is het niet altijd zoo geweest, sedert het eerste paar menschen (dat juist om die reden zoo weinig menschelijks had) het volmaakte geluk kende, - en niet wetende wat daarmede aan te vangen (en dat was echt menschelijk) het weg smeet?

Sedert dien tijd is eene wilde jacht onder de menschheid begonnen, die nog voortduurt, - eene jacht naar het volmaakte geluk, dat gelijk wij wel weten hier niet te vinden is, - de jacht naar datgene wat de geloovige slechts hier namaals zich zeker gevoelt te vinden, - waarop de twijfelaar zijne hoop gevestigd heeft, - en dat beiden toch even ijverig nasporen hier op aarde, terwijl zij uit één mond verklaren: ‘Het volmaakte geluk is niet op aarde te vinden!’

Is dan deze wilde jacht naar het onbereikbare een bewijs der menschelijke dwaasheid, - of een geheimzinnige wenk onzer hoogere bestemming? Is ons ideaal van het ware geluk volmaakter geworden in de laatste eeuwen? Zijn we wijzer geworden in onze denkbeelden daaromtrent? Lees de oude wijsgeeren - en ge twijfelt of wij er meer van weten dan zij. Ga de dolzinnige jacht na der middeleeuwen op den steen der wijzen, op het levenselixir, - en ge zegt zeker van ja!

Maar zegt ge dat met recht? Zie, de mensch in zijne zucht naar geluk, komt me dikwijls voor als het kind, dat naar zijne eigene schaduw grijpt; - hoe dichtbij wij er aan zijn, blijft het toch onbereikbaar. 't Is altijd een eindje vóór, of achter ons, - of ligt heden recht, en morgen links, naarmate van de standplaats vanwaar de zon onzer verbeelding schijnt. En daarbij, alle zonnen, behalve diegene, welke wij zelf aanbidden, zijn slechts dwaallichtjes. O, die dwaze alchymisten, die hun leven sleten met goud te zoeken! Wat waren die toch gek, vergeleken bij onze geachte vrienden Kwik, den grooten spoorweg-actiën-speculant, en Kwak, die

[pagina 240]
[p. 240]

met Oostenrijkers en Blauwe Grieken en wat niet al meer, sedert jaren beproefd heeft fortuin te maken! En dat dwaze denkbeeld van een levens-elixir! Wij koesteren geen hoop meer om eeuwige jeugd en schoonheid en gezondheid te bezitten, - neen, dat niet, - daartoe zijn we veel te wijs; - wij vergenoegen ons met den schijn: Jan zet eene pruik op zijn kalen schedel, verft zijn grijzen baard zwart; en zoekt eene wespentaille en de eeuwige jeugd tegelijk na te bootsen, terwijl zijn (en onze) broeder Klaas, in de pillen en zalf van een Holloway en de Goldberger kettingen en de gemalen paardenboomen der Revalenta, het panacée zoekt, dat hem eene eeuwige gezondheid zal waarborgen.

En zijn Jan en Klaas dwazer dan gij of ik, of de geheele menschheid zoolang wij de menschheid kunnen nagaan! Wie is er, die het geluk niet najaagt, - en wie is er, behalve het kind, dat het niet weet, die het ooit bezeten heeft?

De oude god Proteus, met al zijn gedaantewisselingen, was nietsbij het geluk vergeleken! Er is een tijdvak in het leven, dat wij het geluk in de liefde zoeken, en in haar alleen. Is het daar te vinden? Dat is de roes van het jonge leven. Eene gelukkige, kortstondige bedwelming, eene koortsachtige overspanning; - men is gelukkig in zijne liefde, - en men wil meer. De eerzucht sluipt binnen, of de gouddorst ontgloeit in de aderen; - iets is er - en iets blijft er dat ons nog ontbreekt!

Wat is het geluk voor de jeugd? Streven, werken, wroeten naar roem en eer - en als men die heeft? Is men dangelukkig? Men moet er meer van hebben! Men moet zich in het zuur verkregen bezit handhaven; - de grijze haren hinderen ons alleen daardoor reeds, dat ze ons er aan herinneren dat we voor een jeugdiger geslacht wijken moeten; - een geslacht van wijsneuzen, die ons recenseeren en critiseeren en den voet zetten op onzen door den last der jaren en der zorgen gekromden rug om zelven omhoog te komen, - om zelven wat dichter bij het geluk te komen, dat wij niet hebben kunnen grijpen.

Was is het toch, waar wij jacht op maken? Hoe ziet dat geluk er uit? Het is de tevredenheid, de kalme berusting in ons lot! O ja, daar hebben wij het! Maar wie is tevreden met hetgeen hem beschoren is? O, gij en ik en alle verstandige menschen - niet waar? Wij zijn volkomen tevreden met wat wij hebben. Wij wenschen niets meer - volstrekt niets meer! Alleen zouden we ons gaarne gewaarborgd zien in het bezit van dit genot, - met een redelijk vermogen, eene vaste gezondheid, lengte van dagen - hoe lang? - Tachtig, negentig, honderd jaren? Maar toch in het ongestoorde genot onzer zintuigen, met een jeugdig hart, om deel tenemen - - hola! hoever zijn we verwijderd van den steen der wijzen (of der gekken) en van het allerbespottelijkste levenselixir?

[pagina 241]
[p. 241]

O, hemelsbreed! Wat verlangt gij, o jeugdige Vlasbaard? niets! niets dan een hutje aan het einde der aarde, met uwe Dulcinea tot levensgezellin enz. enz. En juist, in dat enz., zit het bezwaar! Dulcinea is de uwe! Het hutje daarbij, niet eens aan het einde der aarde, maar op ‘een besten stand’ en keurig gemeubileerd. Wat ontbreekt er nog aan uw geluk? Niets! Hadden we maar een kind! En een kind wordt u geschonken; - had het wurmpje maar de mazelen gehad, en den kinkhoest, en de waterpokken! En als het geen stuipen krijgt, maar wel zijn kiezen op den behoorlijken tijd, - en als de bengel maar zoo knap als zijn vader wordt, - en als de dochter maar op Mama lijkt! En zal de jongen nummer Eén zijn op school? En zal het meisje ook niet uitblinken? En het hutje wordt steeds kleiner en de kring der wenschen steeds grooter, - en als men de rekening opmaakt, is men wèl een gelukkig mensch geweest, - neen, zoo volmaakt gelukkig toch niet - neen! Daar haperde altijd het een of ander aan; - al was het slechts eene kleinigheid.

Op zijn best is het geluk negatief van aard. Het straalt ons heerlijk te gemoet, na overwonnene rampen en bezwaren, - als de storm voorbij is, zwemmen we kalm en zalig in de veilige haven, en bemerken eerst na een oogenblik van rust, hoe deerlijk we gehavend zijn bij het binnenloopen.

Maar enkele gelukkigen zijn er toch wel! Onder al de millioenen die deelnemen aan de dolle jacht, zullen wel eenigen het doel bereiken!

Daar is, bij voorbeeld, Hoe-heet-hij-ook, die den grooten prijs in de loterij getrokken heeft, - en Kalf, die rijk geboren is, en ook uw vriend Lobbes, die pas grootkruis geworden is, - en met welken van die drie zoudt ge willen ruilen?

Ge wilt wel het geld hebben van den een, - en ik ook, - of het grootkruis van den andere; - maar om zoo geheel en al met hem te ruilen - daar bedankt ge voor! Gij blijft liever jagen op uw eigen terrein, - jagen en jagen, tot het einde toe, - tot gij eindelijk, met millioenen uws gelijken, in het kuiltje stort, dat aan het einde van de levensreis ons allen wacht.

Maar die jacht heeft toch haar genoegens. De gezonde beweging houdt ons frisch en wakker. Achter elken struik schuilt wellicht het lang gezochte wild! Het moet ons niet afschrikken als we een keer misschieten - of een uil raken, als we op een valk aanlegden! - Zoo niet hier, hier namaals! Voorwaarts dan, - tot de liefderijke moeder, de aarde, ons weder in haar schoot opneemt, en ons in afwachting van het volmaakte, dat zij ons niet schenken kan, in stille rust wiegt, - evenals dat eenige beeld van volmaakt geluk, dat ik op deze wereld ken, - de moeder met haar pasgeboren schat!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken