Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De nacht.

Hij zendt zijn lange schaduwen vooruit om zijne nadering aan te kondigen, en zij kruipen over de vlakte en slurpen de warmte op, en glijden zachtjes opwaarts langs de hellingen der hoogten en verspreiden zich overal - de kleuren en het licht weglekkende van de oppervlakte der aarde en de vurige wolken van het westen uitdoovende, - en hooger en hooger klimmende, tot ze het geheele uitspansel omsluieren, - en de nacht, de geheimzinnige, de veelvormige is daar.

En met het licht schijnt ook het leven van den dag uitgebluscht te zijn.

Een van de driehonderd vijf en zestig kinderen van het jaar is weder overleden; - de nacht begraaft het, - en in plechtige stilte ziet de aarde toe.

Het dier en de vogel verstommen; de mensch staakt den arbeid der vermoeide handen, - en de stem des winds zweeft als een droevige zucht of een bitter klaaggeluid door de donkere lucht. En de slaap sluipt overal in de duisternis rond en dooft de drukte des dags uit. Hij sluit de kelken der bloemen en de oogen der dieren en weldadig koesterend, wiegt hij den mensch in de verkwikkende rust. - Onbespied heerscht de nacht bij de gelukkige slaapstede.

Geheimzinnig echter is de nacht, - en als een machtige toovenaar begoochelt hij hem, die niet de oogen sluit en den Vorst der schaduwen zoekt na te gaan.

[pagina 270]
[p. 270]

Hij wekt de verbeelding op en verhit het brein en drijft een dol spel met zijn bespieder, en bevolkt zijne eenzaamheid met onbekende, raadselachtige gestalten.

Hij doet zich als vriend des doods en der vernieling voor. Hij verspreidt zijn schaduwen in het vertrek waar de zieke ligt te kermen, en in onzichtbare gestalte vermeerdert hij diens angst en kwellingen. Hij blaast met zijn fellen adem het verterende vuur van de koorts aan; hij scherpt de pijnen en beklemt het hart. Hij drijft zijn spot met het geneesmiddel en vertoont schrikbeelden, die geen naam hebben aan den ijlenden lijder, en rekt zich uit, tot hij eindeloos schijnt, en zijn minuten tot uren, zijne uren tot weken aangroeien, - en hij, ten laatste, overwonnen, in de grijze schemering vlucht, en den uitgeputte hijgend achterlaat, - of nog erger, hem in stilte rooft, en aan den dood overlevert.

De Nacht is ook de bevorderaar van de misdaad.

Hij dost zich uit in schitterende pracht, straalt met een kunstmatig licht en viert luidruchtig en woest het dolle feest der onzedelijkheid mede. De ondeugden, die het licht der zon schuwen, pronken bij den verpesten fakkel des Nachts. Zij schikken zich op met nagemaakte schoonheden en valsche bloemen, en zwerven met doodaanbrengende kussen rond; - de stemmen die over dag krassen, luiden liefelijk verleidend, - en de sombere nacht grijnst met welgevallen en richt ter eere der ondeugd zijn gruwelijke orgiën in, - waar de onmatigheid zwelgt en de lichtzinnigheid valt.

Hij dekt prachtig de groene tafel voor den verzotten speler, en ontsteelt hem handig in één uur de verdiensten van een jaar. Hij fluistert den dief moed in, - en de schanddaad, welke op den Nacht wachtte, wordt bedreven. Hij slijpt den dolk en de moordenaar verricht zijn zwart bedrijf. Hij zet zich bij den eenzame neder en de booze gedachte wordt des nachts geboren, om des nachts ook tot de daad aan te groeien.

Hij zwerft rond, de somber dreigende, en lokt den verdoolden reiziger verder en stort hem in den afgrond, dien hij tot den rand toe met zijne zwarte duisternis opgehoopt heeft. Hij misleidt den voet die over de smalle brug wil loopen en hij lacht met den noodkreet, en hij alleen weet vanwaar die komt. En hij slingert het wanhopige slachtoffer in den stroom, en dompelt hem onder, en wurgt hem te midden der sissende wateren, - en werpt dan het verminkte lijk op het strand, opdat de mensch, die het vindt, huiverend zegge: ‘Dat is het werk van den Nacht!’

En hij breidt de zwarte vleugelen uit en zwalkt vleermuisachtig over de zwarte baren van den Oceaan.

En hij daalt onzichtbaar neder op het veilig gewaande dek en besluipt den wachter met zijn slaap en dooft het licht uit, - en de twee schepen stooten tegen elkaar en de Nacht verbrijzelt de

[pagina 271]
[p. 271]

drijvende notedoppen en vliegt in den stormwind huilend verder en zet zich ongezien naast den man bij het roer en misleidt zijne hand en sluiert de klip, - en één schok - en de woeste wateren ruischen binnen en smoren de kreten der verdrinkenden.

En in de steden klaagt en jammert de mensch over dien duisteren Nacht en - spottend geeft hij zijne felle verlichting in den woedenden brand, en in de opschietende vlammen vertoont hij zijn dreigend gelaat, - en verlicht den mensch met diens vernielde have ...

En de Nacht is ook een egoïst, die nijdig al het schoone, behalve hetgeen hem zelve toebehoort, verbergt. Als hij de zilveren maan aan het uitspansel duldt, is het alleen omdat haar stralen op zijn donker aangezicht schitteren. Hij siert zijn somber gewaad met de flikkerende sterren, evenals de vrouw diamanten steekt in het donkere haar, - en om zichzelven te verheerlijken, verhoogt en overdrijft hij alles. Hij maakt dat de nachtwind indrukwekkend zucht, als de klacht van een stervende. De stem van den nachtegaal, die in de duisternis zingt, doet hij zwijgen over dag. Hij haat alle bepaalde omtrekken en vormen en brokkelt ze af en knabbelt er aan en vermomt alles, totdat het welbekende 's nachts iets vreemds en eigenaardigs krijgt, dat treft. De gestalten der vogelen die den Nacht minnen, en der dieren, die hij wakker schudt en op roof uitzendt, zijn dreigend en ‘unheimlich,’ hij heeft zijn vleugelen aan de vleermuis, zijne vernielzucht aan den tijger, zijne verschrikkelijkheid aan de stem van den leeuw geschonken, en de dwarrelende mot draagt het wapen van den Nacht, het grijnzende doodshoofd, overal rond ...

En weer: de Nacht heeft eene geheel andere, liefelijke gestalte en weet evengoed te vleien en te bekoren en te dreigen en te verschrikken.

Hij daalt met zijn fluweelen mantel neder en neemt den vermoeiden mensch vriendelijk op in de verkwikkende armen en sust het groote kind ter ruste. De Nacht fluistert hem geheimzinnige sprookjes in het oor, door den practischen dag uitgelachen. Hij stemt hem tot de poëzie, die de prozaïsche werkuren verdrijven; - hij maakt de stemmen der natuur wakker, die bij dag overschreeuwd worden door het gehamer van menschenhanden; het ritselen der bladeren des nachts, is niet meer de woordelooze stem van over dag, - en het klotsen der baren, die brekend sissen op het zilveren strand, is de muziek van den Nacht; het gebed van de zee. En de Nacht trekt het oog tot den hemel, dat te zwak was om in den gloed der zon te zien, - omdat de praal der aarde het afleidde. De oneindige hemel, zacht tot zich trekkende, wekt oneindige Sehnsucht; - verder en verder, hooger en hooger, naar de sterren toe, zweeft de menschelijke geest - en de ruimte leeft, - en het hart klopt, met grootsche, overheerlijke droomen en voor-

[pagina 272]
[p. 272]

stellingen, - en de vriendelijke Nacht sluiert de aarde, maar niet meer den hemel voor het zwakke oog.

En de Nacht ziet ernstig neder in 's menschen hart, - en wekt er de sluimerende stem des gewetens op, - en hij, die daarnaar hoort, - en den blik omhoog richt, ziet de sterren aan als de glinsterende hemeltranen, die in het donkere oog van den Nacht opwellen bij al de rampen en al de ellende der menschen.

En de zachte Nacht bevrijdt den mensch van zijn zorgen en ontsluit voor hem het rijk der verbeelding met al zijn schatten, en de dichter, bezield door den Nacht, zingt zijn schoonste zangen, - en de toonkunstenaar grijpt in de roerendste snaar, - en de geleerde broeit in den nacht en in de duisternis de lichtverspreidende gedachten uit, - en - mijne lamp verspreidt voor mij geen licht genoeg, om meer over den Nacht te schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken