Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
Afbeelding van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.40 MB)

Scans (38.67 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

H. Kern

H. Terpstra



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

(1956)–Jan Huyghen van Linschoten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat 37. capittel.
Vande Gusuratten ende Banjanen van Cambajen.

Die Gusuratten ende Banjanen zijn van 'tlandt van Cambajen, ende hebben veel hare residentie in Goa, Dieu, Chaul, Cochijn ende ander plaetsen van Indien, oorsake hare handelinghe ende traffijcke, die zy seer sterck dryven in alle coopmanschappen, als coorn, catoenen lywaet, anil, rijs ende andere waren, principalijck in alle edele ghesteenten, daerse wonder op geslepen zijn; zy zijn uyter maten ‖ subtijl ende scherpsinnigh op alle rekeningheGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ ende schryven, soo datse hier in niet alleen alle ander Indianen ende omligghende natien te boven gaen, maer ooc die Portugesen, inGa naar voetnoot3) dieshalven veel avontagien hebben. Verstaen haer wonder wel op alle coopmanschappen, en zijn seer loos om jemand te bedrieghen. Dese en eeten oock niet, dat leven ofte bloet heeft, noch en sullen gheen dinck ter werelt, het zy hoe cleijn ende on-

[pagina 21]
[p. 21]

nut dat soude moghen wesen, dat leven heeft, dooden, want ghelovenGa naar margenoot+ vastelijck, dat alle dingen sielen hebben ende hare even naesten zy, naer die wet van Pitagoras, ende onderhouwen dat straffelijck, datse dickwils vande Christenen ofte Portugesen sullen coopen eenighe vogels ofte ander ghedierten, diese int sin hebben te dooden, en laetse weder vlieghen ofte loopenGa naar voetnoot1). Zy hebben voor een manier in Cambajen, op die weghen ende wildernissen te settenGa naar margenoot+ backen met water, ende worpender coorn en andere greynen, om die voghels ende ghedierten te spysen, ende hebben door gheheel Cambajen gast-huysen, van 't land daer toe geordineert, daermenGa naar margenoot+ alle voghels ende alle ghedierten in cureert ende van alle cranckheyden gheneest met grooten opsicht ende neerstigheyt, ende nemense in als waer, gelijck oftet menschen waren; ende alsse ghesont zijn, latense weder vliegen ende loopen, welcke onder haer is een werck van groote caritaten; seggen, dat zy't doen aen haer even naesten. Ende soo zy een luys ofte vloy vangen, enGa naar margenoot+ sullense niet dooden, dan nemense en settense op een lapken yewers in eenigh gaetgien inde muer en latense alsoo loopen. Men en mach haer gheen meerder quellagie aen doen als yet te willen dooden in haer presentie; zy en sullen niet aflaten te bidden en te smeeken met alle ootmoedigheyt, datmen so grooten sonde niet en wil doen, te benemen het leven, dat Godt met ziel ende lijf geschapen heeft; sullen ooc wel gelt offreceren, datmen 't wil laten leven en vrijdom gheven. Zy en eeten oock gheen radijs, ajuijn,Ga naar margenoot+ loock, noch eenighe cruyderen, die eenige coleur van root hebben, noch eyeren, want gelooven, datter bloet onder is; en drincken oock gants geenen wijn, noch en ghenutten gheen azijn, dan alleenlijck water.

Zijn soo schou van met ander menschen buyten hare natie te eeten ofte aen te roeren, datse eer souden van hongher ende dorst sterven, dan eenige spyse van ander volck slechts aen te raken. Het gheschiet dickwils, datse altemet met die Portugesen schepen van Goa nae Cochijn varen om haer waren te slyten, ende met die Portugesen te handelen, ende alsdan maken hare facitGa naar voetnoot2) Ga naar margenoot+van ‖ soo veel daghen onder weghen te blyven als haer by naer dunckt moghelijck te wesen, waer naer hare provisie met nemen van water ende hare cruyderen, daerse haer met onderhouden;

[pagina 22]
[p. 22]

ende geschiedende, den tijt langher te vallen als hare rekeninghe Ga naar margenoot+geweest is, en dat hare provisie ende water op is, ghelijck het gheschiede, als ick van Goa naer Cochijn voer, soo soudense veel liever van hongher ende dorst vergaen ende versmachten als yet te smaecken en te ghenutten vande spyse en water vande Christenen ofte van jemand anders. Zy sullen haer altoos wasschen aleer zy eeten, gelijck oock de bramenes, oock t'elcken, alsse haer ghevoegh doen ofte water maken.

Zijn van coleur ghelijck die bramenes geelachtich, ende sommighe wat witter, ende men vint vrouwen onder haer, die in witheyt ende schoonheydt die Portugesen vrouwen te boven gaenGa naar voetnoot1); zijn ghefatsoneert van aensicht, lijf ende leden in als ghelijck die van Ga naar margenoot+Europa, uytghenomen die coleur. Hare cleedinge is eenen witten enckelen rock op't bloote lijf vanden hals af slechts ende enckel om 't lijf tot beneden toe, ende inde zyde onder den arm toeghebonden; die schoenen van root leer, voor scherp ende omgecromt; den baert afgeschoren als die Turcken; behouden alleen die knevels; draghen op't hooft ghelijck die bramenes eenen witten doeck drie ofte viermaels om gewonden ende recht onder t' hayr aende sterre van't voorhooft; strijcken alle morgens een weynigh wit sandalo, met water ghemalen, en daer vier oft vijf greijntgiens rijs opgheclapt, 'twelcke die bramenes ooc veel voor een gebruijck hebben; is een sekere superstitie van hare wet; hebben ghemeenlijck het naecte lijf besmeert met sandalo en ander welrieckendeGa naar margenoot+ cruyden, daerse wonder goede vrienden af zijn, ghelijck oock alle Indianen, diese veel in alle dinghen ghebruijcken. Hare vrouwen gaen ghelijck die vrouwen vande bramenes. Zij eeten ghelijck de Machometisten ende alle ander Indianen op d'aerde neer. In hare huysen ofte vergaderinghe sitten op d'aerde neder op eenighe matten ofte tapyten, ende laten altoos hare schoenen voor die deur staen, soo datse altoos barvoets in hare huysen gaen, waerom ghemeenlijck die schoenen die hielen neer cackenGa naar voetnoot2) om de moyten te sparen van't elcken uyt en aen te doen. Sy hebben noch ander duysent ceremonien en heydensche superstitien, die niet veel beduyden, waerom alleen die principaelste hebben vertelt, waer aen men ghenoegh can verstaen, wat haerder belanghende is. ‖

margenoot+
<168>
margenoot+
De Gusaraten ende Banianen cloecker dan alle andere Indianen oft Portugesen.
voetnoot3)
Zouden we i.p.v. ‘in’ ook ‘en’ moeten lezen? De Eng. vertaling heeft (I p. 253): ‘and in this respect they have’.
margenoot+
Gusaraten dooden noch eeten gheen dingh, dat leven ontfangen heeft.
voetnoot1)
Het zijn inzonderheid de Jaina's, tot welke sekte de meeste Banianen behooren, die zoo angstvallig zijn.
margenoot+
[57a]
margenoot+
Gasthuysen in Cambajen, daermen vogelen ende ander gedierten geneest.
margenoot+
Die van Cambaja en dooden gheen vloyen noch luysen.
margenoot+
Wonderlijcke manieren van Cambaja.
voetnoot2)
som.
margenoot+
<169>
margenoot+
Die van Cambajen soude liever van honger sterven dan van ander volcks spijs nemen ofte begheeren.
voetnoot1)
Deze juiste waarneming van Van Linschoten mag men als bewijs aanvoeren dat de Vaiçya's, tot welke kaste de Banianen behooren, van zuiver Ārisch ras zijn.
margenoot+
Cleedinghe van die van Cambaja.
margenoot+
[57b]
voetnoot2)
Vgs. W.N.T.: de hielen van hun schoenen neerlopen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592 (5 delen)

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592


auteurs

  • H. Kern

  • H. Terpstra


landen

  • over Portugal

  • over Indonesië

  • over China

  • over Egypte

  • over India


Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • over Cambodja