Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
Afbeelding van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.40 MB)

Scans (38.67 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

H. Kern

H. Terpstra



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

(1956)–Jan Huyghen van Linschoten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat 39. capittel.
Van die Canarijns ende corumbijns van Indien.

Ga naar margenoot+Die CanarijnsGa naar voetnoot2) ende corumbijnsGa naar voetnoot3) zijn die boeren, ende die gheen, die haer met land-bouwinghe, visscherye ende dierghelijcke neeringhe gheneeren, en die Indiaensche palmboomen (daer die cocus aen wassen) waernemen. Daer zijnder onderGa naar margenoot+ haer, die anders niet en doen als die cleederen wassen, 't welck aldaer ghelijck een handwerck ende neeringhe gheuseert wert; dese worden ghenaemt maynattosGa naar voetnoot4). Daer zijn ander, diemen

[pagina 26]
[p. 26]

heet patamaresGa naar voetnoot1), welcke dienen alleenlijck voor boden om brieven ende boodschappen van d'een plaets op d'ander te bestellen over landt, des winters, alsmen de zee niet en mach gebruijcken. Dese Canarijns ende corumbijns zijn die verachtste ende miserabelste vande Indianen, ende leven seer armelijck, ende onderhouden haer met cleyne kosten; eeten alle dingen, uytghenomen koyen, ossen, buffels, verckens ende hoenderen vleijs; hebben hare religie ghelijck die Decanijns ende Canaras; want zijn alle van een landt ende manieren, met weynighe differentie. Gaen ‖ gantsGa naar margenoot+ naeckt, uytghenomen die schamelheyt met een lapken bedect. Die vrouwen gaen met een doeck om 't lijf gebonden, beneden den navel tot die halve dyen toecomende, ende slaet dan d'ander eynd over die eene schouder, soo dat die halve borsten bedeckt zijn. Zijn van coleur swartachtigh ofte doncker bruijn. Veel van dese zijnder Christenen ghedoopt, overmidts dat hare meeste habitatie is aende zee-cant ende naestghelegen landen aen Goa, oorsake dat de palm-boomen wassen aende zee-cant ende oeveren vande rivieren ende wateren. Ende het rijs wort ghesaijt op leegh land, dat swinters met water bedeckt is, waermede dese Canarijns haer onderhouden. Dese brengen hoenderen, fruijt, melck, eyeren ende ander dierghelijcke waren van 't landt inde standtGa naar voetnoot2) te coop.

Ga naar margenoot+Woonen in cleyne stroye huyskens, en hebben so cleyne deuren, datmender al cruypende moet in oft uyt comen. Hare huysraet is een mat op d'eerde om te slapen, een put ofte cuijl inde vloer om 't rijs te stampen, ende een pot ofte twee om 't rijs te koken, ende alsoo levense; ende genereren soo veel, dat wonder is, want hebben gemeenlijck het huijs vol kinderen, dattet crielt, en loopen al naeckt, tot datse seven oft acht jaren oudt zijn; dan bedeckense haer schamelheydt. Wanneer die vrouwen baren, gheschiedt dickwils, datse alleen in huijs zijn, terwyle die man int veldt is, ghelijckt my eens ghebeurt is, gaende met andere goede vrienden wandelen in 't velt deur de dorpen ende wooninghen van dese Canarijns, ende om dat ons dorste, gingen by een van dese Canarijns huyskens om water te eysschen om ons dorst te laven, dat zy ghemeenlijck drincken uyt eenen cooperen tuijt kan, om alsoo sonder

[pagina 27]
[p. 27]

den mont te raken van hoogh in te storten, welcke is alle het metael, datse in huijs hebben. So gheschiedent, om dat my den dorst meest quelden, booghde my ter neder ende stac mijn hooft inde deur, eyschende wat waters; so worden ic gewaer een vrouwe,Ga naar margenoot+ die alleen in huijs was, en bant vast haren doec om haer middel, hebbende voorhaer staen eenen bac van hout (die de Portugesen gamelloGa naar voetnoot1) noemen) vol waters, ende stont en wiesch een kindeken, dat zy op die stont sonder yemants hulpe noch by wesen gebaert hadde, ende gewasschen zijnde, leyden zy 't naect op d'eerde neder, op een groot vygen blat van Indien, en badt my, dat ic Ga naar margenoot+wat vertoeven wilde, zy soude my terstont water geven. Als ick van haer verstondt, dat zy 't kindt ter stont sonder jemands hulpe Ga naar margenoot+ghebaert hadde, verginck my den lust ‖ van drincken van haer handt, en ginck op een ander water eysschen, en saghen die selfde vrouwe een weynigh daer naer achter en voor haer huijs loopen, gelijck oft haer niet gheschiet en waer, en van gheen kints-baren en wist; en die kinderen werden alsoo opgevoet, geheel naeckt, sonder dat zyse yet meer doen als reynighen ende havenenGa naar voetnoot2) in cout water, en wassen alsoo op met soo goeder ghesontheyt ende gerascheytGa naar voetnoot3) van lijf en leden als die kinderen in dese landen met alle diensten, bewaringe ende opsicht, en comen dickwils tot haer hondert jaren, sonder dat haer hooft noch tant wee en doet, noch een tant uyt den mont faelgeert. Dese dragen alleenlijck een vlock hayrs ofte top op de cruyn van 't hooft; dat latense lanck wassen, die rest van 't hayr snydense cort af.

Zijn seer expert op 't swemmen en duycken; varen inde rivierenGa naar margenoot+ in schuytgiens, genaemt almadiasGa naar voetnoot4), die sommighe van een hout zijn uyt-gheholt, en soo cleyn, dat een man qualijck ghenoegh daer in can sitten; en 'tgheschiet dickwils, datse omtuymelen, somtijts drie ofte viermaels, eerse over die rivier comen, en zy springender uyt int water en keerense weder om hoogh ende hoosent water uyt, ende gaender weder in sitten.

Zijn soo miserabelGa naar voetnoot5), datser souden laten om een penningh geesselen. Eeten soo weynigh, dat het schijnt, datse byde wint leven; zijn oock meest magher ende swack van leden, van luttel cracht,

[pagina 28]
[p. 28]

en seer cleijn hertigh, waerom haer die Portugeesen groote villenye ende ultragie aen doen, en tracterenGa naar voetnoot1) haer als honden en beesten.

In haer trouwen ende sterven hebben die manieren ende usantien vande Decanijns en Canaras, desghelijcks oock in haer religien ende ceremonien. Als die man doodt is, wert verbrandt, ende die vrouwe snijt haer hayr af ende breeckt alle juwelen, die zy, doch weynigh van cleijnder weerden, hebben, want zijn meest van glas.

By dese naervolghende figueren machmen sien naer 't leven die Decanijns ofte Canaras, ofte die coopman van Goa, desgelijcks die Banjane ofte Gusuratten van Cambajen, met die bramenes ende zijn vrouwe, op welcke manier gaen alle die vrouwen, soo vande Benjanen, Decanijns, Mooren ende Indianen, die in Indien woonen; hoe die van Goa ende Ballagate haer bruyloften houden onder die Decanijns ende Canaras; oock mede die maniere, hoe de vrouwen haer leventGa naar voetnoot2) met haren dooden man verbranden; hoe den ambassadeur vanden Hidalcam binnen Goa zijnen staet hout ‖ en lancksGa naar margenoot+ de strate ghedraghen wert; oock waerachtige afbeeldinge vanden Canarijn met zijn vrouwe, ende die manier, hoe die Indiaensche heydenen kinderen opghevoet werden, ende die soldaet in Ballagate, diese lascarijnGa naar voetnoot3) noemen, met die heydensche lichte vrouwen, geheeten balliaderaGa naar voetnoot4), dat is dantstersche, om datmense daer toe ghemeenlijck ghebruijckt in eenighe feesten ende openbaer speelen, ende oock een yeghelijck gherijffelijck om een cleijn gelt; woonen veel binnen Goa; desgelijcks die dorpen ende wooninghen vande Decanijns, en ooc die Canarijns en corumbijns, hare manieren van huysen, en hoe datse inde rivieren varen met haer schuytkens, waer by ick ghevoeght hebbe die maniere vande schuyten van die Malabaren van Cochijn, om daer naer gheen capittel op zijn selven te maken.

margenoot+
[58b]
voetnoot2)
Over 't oneigenlijk gebruik van dezen term vergelijke men Ie stuk p. 132 noot 1. De Kanareezen heeten trouwens bij Van Linschoten niet Canarijns, maar Canaras; zie Cap. 38, begin.
voetnoot3)
Tamil ‘kuḍumbi’, letterlijk ons ‘huisman’; Konkanī ‘kuṇambī, Mahratsch kunbī’, landman; alles uit Sanskrit ‘kuṭumbī’ (stam ‘kuṭumbin’).
margenoot+
Maynattos waaschen die cleeren gelijck hier te land de vrouwen doen.
voetnoot4)
Dit woord, ook ter loops vermeld door G. da Orta, II, 393, als maynato, ‘wasscher van kleêren’ is, juister gespeld: ‘maṇṇāttu’, blijkbaar een gewijzigde Malabaarsche vorm van Malay. ‘maṇṇātti, Tam. “vaṇṇāttī”, waschvrouw, bleekster’. Het woord heeft zijn weg gevonden ook in 't Jav. als ‘mĕnatu’ of ‘pĕnatu’, Maleisch ‘minatu’ en ‘binatu’, opmerkelijk genoeg met dezelfde geslachtsverwarring. Het mannelijke is ‘maṇṇān’, Tam. ‘vaṇṇān’, wasscher, bleeker; meervoud: ‘vaṇṇār’. Uit dit laatste is te verklaren Mal. ‘minara’, met misverstand van den meervoudsvorm.
voetnoot1)
Ook dit woord komt voor bij Orta, t.a.p. als patamar, vertolkt met ‘caminheiro’ d.i. koerier. Mahratsch ‘patemārī’ wordt door Molesworth (Mahr. Wdb.) verklaard, als samengesteld uit ‘pattā’, tijding ,en ‘mārī’, brenger. Zie Hobson-Jobson, s.v. Pattamar, Patimar.
margenoot+
<173)>
voetnoot2)
De bedoeling is blijkbaar: stad.
margenoot+
Huijsraet, die de Canarijns ghemeenlijck hebben.
margenoot+
Die vrouwen vande Canarijns baren de kinderen alleen sonder eenighe hulpe.
voetnoot1)
Of ‘gamella’. Ook Spaansch ‘gamella’, houten nap; trog; Fransch ‘gamelle’, zooals men weet, ook in gebruik bij onze soldaten.
margenoot+
[59a]
margenoot+
<174>
voetnoot2)
Z.v.a. verschoonen, schoon houden.
voetnoot3)
D.i. rapheid.
margenoot+
De Canarijns ende corambynen zijn seer constigh in't swemmen ende duijcken.
voetnoot4)
Vgl. Ie stuk p. 29.
voetnoot5)
D.i. armoedig.
voetnoot1)
behandelen.
voetnoot2)
De tekst heeft: leven.
margenoot+
<175>
voetnoot3)
Uit Perzisch ‘lasjkarī’, soldaat.
voetnoot4)
Port. ‘bailadeira’. Hieruit ‘bayadere’. Tegenwoordig spreken de Engelschen van ‘nautch-girls’, dat ook ‘dansmeiden’ beteekent.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592 (5 delen)

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592


auteurs

  • H. Kern

  • H. Terpstra


landen

  • over Portugal

  • over Indonesië

  • over China

  • over Egypte

  • over India