Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen (1971)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters



Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen

(1971)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Op mijn verjaring in Sprockelmaand 1670.
End' op dat Saysoen des jaersGa naar voetnoot*

 
Daar stond de Son, en maackte desen dagGa naar voetnoot1
 
Doen ick ten duyster uyt / dit ligt eerst sag;Ga naar voetnoot2
 
En / als ick riep / mijn Schepper maar mijn grondGa naar voetnoot3
 
Verstond.
 
 
5[regelnummer]
Dat schone ligt rees daag'lijcks vroeger op /
 
En / moed' van winter-rust / steeg na den top /
 
Om op te wecken / boom / en gras / en cruyd /Ga naar voetnoot7
 
En spruyt.
[pagina 103]
[p. 103]
 
En riep dat kindje toe in lugten taal;Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Slijt niet uw tijd in rust / en slaap, mijn straal
 
(Siet) gaat u voor! wil op! en sijt (ick daag)Ga naar voetnoot11
 
Niet traag.
 
 
 
't Is tijd dat gy u spoeyt ten top-punt: wantGa naar voetnoot13
 
De godloosheyd op eerd neemt toe / den brand
15[regelnummer]
Van liefde flauwt / die sig (daer 't al bevriest)Ga naar voetnoot15
 
Verliest.Ga naar voetnoot15-16
 
 
 
't Is tijd nu 't alles dor staet / dat het cruyd
 
Van 's Hemels Hoff weer leven crijgt / en spruyt /
 
Sig opent / groent / en bloeyt / en vrugten heeft /Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En geeft.
 
 
 
Maer sult gy 't leven doen / leeft gy eerst self.Ga naar voetnoot21
 
Siet daar verschijnt een Ligt aan uw gewelf
 
Dat warmt en kragten geeft; uw ware Son,
 
En Bron.
[pagina 104]
[p. 104]
25[regelnummer]
Gaet in dien duyster, daar Godt is; hy wilGa naar voetnoot25
 
U (niet van Synaï, maer Syon) stilGa naar voetnoot26
 
In lieve graty-heyligdommen doenGa naar voetnoot27
 
Bevroen
 
 
 
Wat Gy sijt / en wat Hy is. dat gy niet
30[regelnummer]
Dan stoff en asch / en sondig sijt: 't gebiedGa naar voetnoot30
 
Van wil en lusten altijd heyleloos
 
En boos.
 
 
 
Dat Hy d'oneyndig' OnbegrijplijckheydGa naar voetnoot33
 
En aller heylicheden Heylicheyd,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En aller wijsen Wijsheyd is / een wolck /Ga naar voetnoot35
 
Een kolckGa naar voetnoot36
[pagina 105]
[p. 105]
 
Een grondelose diepte van den Raad
 
Daar mensch en engel eeuwig stom voor staat /
 
Een Billickheyd, een Goedheyd sonder feyl /Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En peyl.
 
 
 
Een onfeylbare Waarheyd, die nog kan
 
Nog wil bedriegen / eenig Oorspronck, van
 
Dat is / dat was / dat wesen kan / of sal /
 
Het Al.
 
 
45[regelnummer]
Die al wat heerlijckheyd het schepsel heeft
 
In sig bevat / om dat hy 't selve geeft:
 
Een Wil, die 't al oneyndig wijs / en goed
 
Self doet.
 
 
 
Op dat gy in dien grondelosen kolck
50[regelnummer]
Van eeuwigheyd verdroncken / 's hemels volck
 
Dat salig Al-genoeg voor 's werelds Niet
 
Aan-biedt /
 
 
 
En 's Hemels Heerschappy de wereld door
 
Stand grijp' / als sig het reedlijck schepsel voorGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Die Wijsheyd, Algenoegsaemheyd, en Magt
 
Veragt.Ga naar voetnoot54-56
 
 
 
Ruste
 
 
 
Mijn siel! hoe dickmaels liep des werelds ligt
 
(Als nu) ten top / en spelden u uw pligt?Ga naar voetnoot58
 
En nauwlijcks 't rijsen uyt de winter-rust
60[regelnummer]
U lust.
 
 
 
't Is dunckt my altijd winter met u: want
 
Uw hert is als een stijf bevrosen landGa naar voetnoot62
 
Uw spruyten dorr: hoe soud gy andre Groen-
 
en doen?
[pagina 106]
[p. 106]
65[regelnummer]
Wil op! wil op! daar gaat de son u voor;
 
Ryst uyt uw winter-rust / en breeckt eens door:
 
Op u (siet daar) staat 's Hemels gunst, en kragt
 
En wagt.
 
 
 
Sijn eygen Soon sendt Hy u in 't gemoet /
70[regelnummer]
Die met uw vleesch gepaart / uw schulden boet /
 
Stilt 's Hemels toorn / en noodt u toe- (in vre'en)
 
Te tre'en.
 
 
 
Gaat dan! gaat dan! ter Onbegrijplijckheyd
 
Ter eyndelosen glansch / ter Heerlijckheyd,
75[regelnummer]
Ter Algenoegsaamheyd ter eeuw'ger Min
 
Eens in.
 
 
 
Versaackt al wat gy kendet by dit Ligt;Ga naar voetnoot77
 
En kent maar Dees in Jesus Aangesigt.
 
Begeert niet anders / want hier is uw lust
80[regelnummer]
Geblust.
 
 
 
Uw eyndelose lust vint hier een paal:Ga naar voetnoot81
 
In dit schoon / is 't begeerlijck altemaal:
 
Dat u geen sigtbaarheyd na dees bedrieg /Ga naar voetnoot83
 
Of lieg.
 
 
85[regelnummer]
Uw wil leert willen wat dees wille wilt;Ga naar voetnoot85
 
Soo raken al die stormen eens in stilt'
 
't Ja al wijs, wat hy wil; en wat hy doet /
 
Al goed.
 
 
 
Hoe ydel was mijn oogmerk veel voor heen!Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Nu sal 't my 's Heeren glory sijn alleen;
 
Als ick nog eer / nog gunst / nog watmen agt /
 
Verwagt.
[pagina 107]
[p. 107]
 
Dan sal ick oock het uytverkoren volck /
 
Ter Duysternis daar Godt is, tot dien kolck /
95[regelnummer]
Dien bron van eyndelose saligheen
 
Doen treen.
 
 
 
Dat sal my sijn een godlijck jubel-jaar /Ga naar voetnoot97
 
Om Gode een rustend land te braken / daarGa naar voetnoot98
 
Sijn Heerlijckheyd / en 't Heyl der sijnen uyt
100[regelnummer]
Ont-spruyt.
 
 
 
Dat sal my 't jaar soo schigtig niet meer vlien:Ga naar voetnoot101
 
Maar dit onwisselbaar een schets doen sienGa naar voetnoot102
 
Van d'Eeuwigheyd, tot ick in 't sonder end
 
Belend.

voetnoot*
Op 6 februari 1670 werd Lodenstein 50 jaar, voor hem een betekenisvolle gebeurtenis. Zowel de natuur als de bijbelse traditie leveren stof tot meditatie. De zon wordt in aansluiting bij Ps. 84: 12 en de mystieke traditie als een beeld van God gezien (zie Langen, p. 301 vv.). Nu deze zon die zijn bestaan beschijnt, haar middaghoogte bereikt heeft, wordt het tijd tot inkeer.
voetnoot1
Cf. Ps. 118: 24: ‘Dit is de dag dien de Heere gemaakt heeft’.
voetnoot2
Doen: toen.
ten duyster uyt: uit het duister (van de moederschoot).
eerst: voor het eerst.
voetnoot3
mijn grond: een van de bekendste termen uit de middeleeuwse mystiek; van daaruit overgenomen door het piëtisme (Langen, p. 162-170). Grond kan, zoals hier, de godheid zelf aanduiden, de ziel, ofwel de unio mystica tussen mens en god.
voetnoot7
boom en gras etc.: polysyndeton, d.w.z. het gebruik van meer voegwoorden dan normaal, waardoor elk van de genoemde zaken aparte ‘belichting’ krijgt.
voetnoot9
lugten: opgewekte.
voetnoot11
daag: twee mogelijkheden: 1) ik kom boven de horizon uit; 2) ik ontbied. Beide betekenissen kunnen hier tegelijk present zijn.
voetnoot13
gy: de ik die door de stralen van de Zon in str. III tot aktiviteit wordt aangespoord. Evenals de Zon naar haar hoogste stand is gerezen (vs. 6), zo moet ook die mens nu - in media vita - zijn uiterste krachtsontplooiing bereiken.
voetnoot15
flauwt: verflauwt.
voetnoot15-16
die Verliest: (de liefde) die geen voedingsbodem meer vindt.
voetnoot19
groent: groen wordt, uitschiet.
voetnoot21
't: versta: het cruyd van vs. 17.
voetnoot25
duyster: duisternis. Het woord was vroeger ook mannelijk, vandaar dien. Cf. voor de gedachte Ps. 18: 12: ‘Duisternis zette Hij tot Zijne verberging’. De duisternis is reeds in de middeleeuwse mystiek het symbool van de godverlatenheid. God trekt zich van tijd tot tijd in duisternis terug om de mens op de proef te stellen. Zie Langen, p. 127.
voetnoot26
Op de Sinaï ontving Mozes voor zijn volk de tien geboden. Sion is oorspronkelijk de naam van de burcht met heiligdom van het oude Jeruzalem. Bij uitbreiding werd het de (dichterlijke) naam voor de hele stad Jeruzalem en, in geestelijke zin, voor de gemeente der ware gelovigen. In deze twee namen drukt L. de tegenstelling uit tussen de Wet (in bijbelse betekenis) en de Genade.
voetnoot27
graty-heyligdommen: genade-tempels (niet in WNT); cf. in katholiek spraakgebruik: genade-oord en vergelijk ook de talrijke door Langen genoemde samenstellingen met Gnaden- in duits piëtistisch idioom.
voetnoot30
Cf. Gen. 3: 19: ‘...want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeeren.’ en Gen. 18: 27: ‘hoewel ik stof en asch ben!’
voetnoot33
Onbegrijplijckheyd: onverklaarbaarheid voor het gewone begrip. Piëtistische auteurs hebben, als voorheen de middeleeuwse mystici, dikwijls een voorkeur voor zgn. apophatische (‘ontkennende’) termen ter aanduiding van God. Deze heet de oneindige, onnoembare, onbegrijpelijke etc. Deze wijze van spreken, die teruggaat op pseudo-Dionysios (omstreeks 500 na chr.), dient om de afstand van God tot de menselijke kategorieën te markeren.
voetnoot34
Cf. Lev. 11: 44, 45: ‘dewijl Ik heilig ben’ en talrijke andere plaatsen. De hebreeuwse superlatief in vs. 34-35 toont ons een ander aspekt van de pseudo-Dionysiaanse mystiek, nl. haar kataphatisch karakter: het zich uitdrukken in superlatieven ter aanduiding van God.
voetnoot35
een wolck: cf. o.a. Exod. 16: 10: ‘de heerlijkheid des Heeren verscheen in de wolk’.
voetnoot36
kolck: (peilloze) afgrond. Cf. Ps. 36: 7: ‘Uwe oordeelen zijn een groote afgrond, Heere’.
voetnoot39
Billickheyd: wijsheid, rechtvaardigheid.
voetnoot54
Stand grijp': verwezenlijkt wordt; cf. WNT XV, 469 en V, 740-741.
voetnoot54-56
sig...Veragt: zich vernedert; cf. WNT XIX, 40 en 42.
voetnoot58
spelden: wees aan.
voetnoot62
bevrosen: bevroren.
voetnoot77
by: ten overstaan van.
voetnoot81
paal: grens.
voetnoot83
Dat: zodat.
voetnoot85
Leert uw wil datgene te willen wat deze wil wenst.
voetnoot89
veel: dikwijls.
voetnoot97
Voor de Israëlieten was elk 50e jaar een jubeljaar volgens het in Lev. 25: 10 vv. gegeven voorschrift. Lijfeigenen herkregen dan hun vrijheid; verkocht land kwam weer aan de oorspronkelijke eigenaar; de grond moest dat jaar onbebouwd blijven.
voetnoot98
rustend: onbewerkt.
braken: braak laten liggen, d.w.z. ‘het bouwland gedurende den herfst, den winter en de lente herhaaldelijk ploegen, doch onbezaaid laten, om den grond daardoor rust te geven, hem weder vruchtbaar te maken en het onkruid te vernielen’ (WNT III, 1005). De zinnebeeldige toepassing van het Israëlitische braakjaar vinden we al in Hos. 10: 12: ‘Zaait u tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid, braakt u en braakland; dewijl het tijd is den Heere te zoeken, totdat Hij kome, en over u de gerechtigheid regene.’ Ook Jerem. 4: 3.
voetnoot101
schigtig: snel.
voetnoot102
onwisselbaar: niet aan wisseling onderhevig.
schets: voorafbeelding, voorproef; cf. WNT XIV, 525.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken