Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uyt-spanningen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uyt-spanningen
Afbeelding van Uyt-spanningenToon afbeelding van titelpagina van Uyt-spanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.41 MB)

Scans (8.43 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. Ros

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uyt-spanningen

(2005)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

5
't Gebed des Heeren,
Of Mat. 6. vers. 9, 10, 11, 12, 13. uytgebreydet.

Op den trant: Uyt mijnes herten gronde, &c.Ga naar margenoot+

I.

 
Ons Vader! die de hoogteGa naar margenoot1-8
 
Der Hemelen bewoont!Ga naar margenoot1-8
 
U magt in diept' en droogteGa naar margenoot1-8Ga naar margenoot3-4Ga naar margenoot3
 
Ter hulp van d'uwe toont;Ga naar margenoot1-8Ga naar margenoot3-4Ga naar margenoot4
5[regelnummer]
Uw kind'ren hoort/ die nuGa naar margenoot1-8Ga naar margenoot5-6
 
U Al, haar Niet beseffen;Ga naar margenoot1-8Ga naar margenoot5-6
 
En (Hemels Vader!) heffenGa naar margenoot1-8
 
Haar herten wilt tot u.Ga naar margenoot1-8Ga naar margenoot8

II.

 
O Heerlijck/ Heylig Wesen!Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Alleen Al-weerdig Heer/Ga naar margenoot9-16
 
En aller menschen vrese/Ga naar margenoot9-16
 
En aller scheps'len eer!Ga naar margenoot9-16
 
Ons hert/ ons tong/ ons pae'nGa naar margenoot9-16Ga naar margenoot13
 
Wilt leeren/ leyden/ mennen/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Dat wy uw Hoogheyd kennen/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot15
 
En and'ren doen verstaan.Ga naar margenoot9-16

III.

 
O Magtig/ Eeuwig Coning!Ga naar margenoot17-24
 
Die nu goed-dadiglijckGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot18
 
Den mensch maackt tot uw wooningGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
In 't nieuw genaden-rijck:Ga naar margenoot17-24
 
Dat/ Coning/ ons uw Leer/Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot21-22
 
Dat ons uw Geest geleyde;Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot21-22
 
Uw Rijck al om verbreyde/Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot23-24Ga naar margenoot23
 
En Satans werp ter neer.Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot23-24Ga naar margenoot24
[pagina 58]
[p. 58]


illustratie

[pagina 59]
[p. 59]

IV.

25[regelnummer]
On-wraackelijcke Wijsheyt!Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot25
 
Vol goedicheden/ dieGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot26
 
Ons dwase wille wijs leyt:Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot27
 
Uw will' alleen geschie.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot28
 
Uw will' in tegenspoetGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot29-30
30[regelnummer]
Leert ons geduldig dragen/Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot29-30
 
En prijsen uw behagen/Ga naar margenoot25-32
 
Wat Aard' of Hemel doet.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot32

V.

 
O Vader/ en BehoederGa naar margenoot33-40
 
Van wat op aarde leeft!Ga naar margenoot33-40
35[regelnummer]
Ghy geeft het vee sijn voeder/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot35
 
Ons spijs en cleding geeft:Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot36
 
Huys/ Vrienden/ rust/ en Vreed/Ga naar margenoot33-40
 
Gesontheyd/ spoed'ge wegen/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot38
 
En over al uw segen/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
En vergenoeging meed.Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot40

VI.

 
Barmhertig en lanckmoedigGa naar margenoot41-48
 
O Vader/ is u naam;Ga naar margenoot41-48
 
Om Christi lijden bloedigGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot43
 
Neem al ons schulden t' saam/Ga naar margenoot41-48
45[regelnummer]
Vergeefts' ons goediglijck/Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot45
 
Die na u Wil vergevenGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot46
 
Wat menschen ons misdreven/Ga naar margenoot41-48
 
Al was 't boosdadiglijck.Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot48

VII.

 
Als Vader/ Hoeder/ Borge/Ga naar margenoot49-56
50[regelnummer]
Die sonder sluymer waackt/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot50
 
In swackheyd voor ons sorgenGa naar margenoot49-56Ga naar margenoot51
 
Wilt/ als den Vyand naackt.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot52
 
Leert ons sijn pogen sien/Ga naar margenoot49-56
 
Tot wat onheylichedenGa naar margenoot49-56
55[regelnummer]
Hy nodigt siel en leden/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot55
 
En al sijn stricken vlien.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot56
[pagina 60]
[p. 60]

VIII.

 
Want/ Vader/ gy waaragtigGa naar margenoot57-64
 
Ons Coning sijt en Heer/Ga naar margenoot57-64
 
Die aller dingen magtigGa naar margenoot57-64Ga naar margenoot59
60[regelnummer]
Ons hulp rigt tot uw eer.Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot60
 
Als gy dan Goedig sijt/Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot61-62
 
En Magtig so een hoog werck/Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot61-62Ga naar margenoot62
 
En is u eer u oogmerck?Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot63
 
Heer so geloven wy 't.Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot64

't Gebed des Heeren (naar Mattheüs). Een van L.'s twee dichterlijke uitbreidingen van het Onze Vader. Trimp (1), 32-33, acht het waarschijnlijk dat L. in zijn poëzie de stof van een preek verwerkte. Naar zijn oordeel wijst ook de dubbele berijming van het Gebed des Heeren in die richting; die stof kwam immers jaarlijks in de catechismuspreek aan de orde.

Een argument kan eveneens ontleend worden aan de wijze van bewerken, die duidelijke invloed van de Heidelbergse Catechismus, Zondag 45-52, vertoont. Dat wil niet zeggen, dat L. steeds de lijn van de catechismus volgt. Zo treft in de vierde strofe (‘Uw wil geschiede’) het accent op de lijdelijke gehoorzaamheid, terwijl de HC nadrukkelijk over het doen van Gods wil handelt. Met de berijming van het Onze Vader in Datheens psalmboek heeft L.'s lied weinig gemeen.

De strofe, bestaande uit acht driejambische regels met het rijmschema ababcddc, lijkt nu en dan een te krappe ruimte voor de veelheid aan gedachten die L. onder toepassing van de regel ‘een strofe per bede’ kwijt wil. Er zijn veel samentrekkingen en zinnen met een ongebruikelijke woordorde.

De tekst is ook te vinden bij Bronsveld, 9-13 en De Vrijer (2), 129-131. Een negatief oordeel over de bewerking bij Proost, 99-100.

 

Lit.: Proost, 15; Van Es, 351-352; Onstenk (1), 215; Trimp (1), 17-18, 71, 108, 109; Trimp (3), 20, 21, 61, 96, 116, 204; De Vrijer (2), 169 (T, 3 str.); Beversluis, 14 (T, 5 str.), De Vrijer (1), 120 (citeert L. over ambten bij de overheid).

margenoot+
Melodie: De melodie van het Duitse kerklied Aus meines Herzen Grunde van David Wolderus (1598) is bekend uit het ‘Beckerse Psalter’ van Heinrich Schutz (1585-1672). Vgl. Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken [verder aangehaald als Compendium], Amsterdam, 1977, 71, 79.
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot3-4
Sluit aan bij die in r. 1.
margenoot3
diept': vgl. bijv. Ps. 68:23, 69:16, 130:1; droogte, vgl. bijv. Ex. 14; Joz. 3:17; Ps. 66:6; Jes. 58:11
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot3-4
Sluit aan bij die in r. 1.
margenoot4
d' uwe: de Uwen, Uw kinderen
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot5-6
Hoor naar Uw kinderen, die nu, dit gebed biddend, zich Uw algenoegzaamheid en hun eigen nietswaardigheid bewust zijn.
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot5-6
Hoor naar Uw kinderen, die nu, dit gebed biddend, zich Uw algenoegzaamheid en hun eigen nietswaardigheid bewust zijn.
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot1-8
‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’
margenoot8
wilt: geb. wijs (: wil hun harten tot U opheffen)

margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot9
Heerlijck: luisterrijk
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot13
ons pae'n: onze paden, d.i. onze ‘wandel’ (r. 13 correspondeert met de drieslag ‘gedachten, woorden en werken’)
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot14
Mogelijk vormen de r. 13-14 zgn. versus rapportati (in HC Antw. 122), zodat we leeren met hert, leyden met tong en mennen met pae'n dienen te verbinden.
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot15
Dat: opdat; kennen: vgl. HC Zondag 47, Antw. 122: ‘Geef ons eerstelijk, dat wij U recht kennen’
margenoot9-16
‘Uw Naam worde geheiligd.’

margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot18
nu: onder de nieuwe bedeling, na Pinksteren (vgl. r. 20)
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot19
Vgl. bijv. 2 Tim. 1:14, ‘door den Heiligen Geest, Die in ons woont.’
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot21-22
Vgl. voor uw Leer en uw Geest HC Antw. 123, ‘Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest (...)’
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot21-22
Vgl. voor uw Leer en uw Geest HC Antw. 123, ‘Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest (...)’
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot23-24
Vgl. HC Antw. 123, ‘(...) vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken des duivels(...)’
margenoot23
Sluit aan bij Dat in de voorgaande regels (Trimp (1), 145, leest verbreyde als geb. wijs)
margenoot17-24
‘Uw Naam worde geheiligd.’
margenoot23-24
Vgl. HC Antw. 123, ‘(...) vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken des duivels(...)’
margenoot24
Satans: vul aan: Rijck
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot25
Niet te wraken, d.i. onfeilbare, wijsheid (zie WNT X, 2222 ‘onwrakelijk’, met alleen deze plaats)
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot26
goedicheden: barmhartigheden
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot27
wijs leyt: door Uw wijsheid op het rechte spoor leidt
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot28
alleen: vgl. HC Antw. 124, ‘(...) en Uw wil, die alleen goed is(...)’
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot29-30
Leer ons in tegenspoed Uw wil lijdzaam aanvaarden; vgl. ook HC Antw. 28.
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot29-30
Leer ons in tegenspoed Uw wil lijdzaam aanvaarden; vgl. ook HC Antw. 28.
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot25-32
‘Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.’
margenoot32
Wat ons ook van de kant van mensen of van Godswege overkomt.

margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot35
Naar Ps. 147:9, ‘Die het vee zijn voeder geeft’
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot36
geeft: geb. wijs (: Geef ons spijs en kleding)
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot38
spoed'ge: voorspoedige
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot39
al: alles; uw segen: vgl. HC Antw. 125, ‘(...) en dat noch onze zorg en arbeid, noch uw gaven zonder Uw zegen ons gedijen’
margenoot33-40
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ L. geeft een opmerkelijk concrete uitwerking (r. 36-38).
margenoot40
Vgl. 1 Tim. 6:8, ‘Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn’.

margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot43
Vgl. HC Antw. 126, ‘(...) om des bloeds van Christus wil (...)’
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot45
goediglijck: genadig
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot46
(Ons,) die overeenkomstig Uw wil vergeven
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot41-48
‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ In de Overdenkingen, 99 noteert L. dat hij op 17 april 1659 een vers in meditatie heeft gemaakt op de vijfde bede.
margenoot48
boosdadiglijck: misdadig

margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot50
Vgl. Ps. 121:3, ‘uw Bewaarder zal niet sluimeren.’
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot51
In swackheyd: in onze zwakheid; vgl. HC Antw. 127, ‘Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn (...)’
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot52
den Vyand: de boze, de duivel; naackt: nadert
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot55
nodigt: aanzet, vgl. WNTIX, 2102; leden: lichaam
margenoot49-56
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.’
margenoot56
En (leer ons) al zijn strikken ontvluchten.
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot59
Vgl. HC Antw. 128, ‘(...) dat Gij, als onze Koning en allerdingen machtig, ons alles goeds te geven, den wil en het vermogen hebt’
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot60
Ons hulp: de aan ons gegeven hulp
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot61-62
Goedig en Magtig corresponderen met ‘den wil’ en ‘het vermogen’ in HC Antw. 128, vgl. de aantekening bij r. 59
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot61-62
Goedig en Magtig corresponderen met ‘den wil’ en ‘het vermogen’ in HC Antw. 128, vgl. de aantekening bij r. 59
margenoot62
hoog werck: Het hoofdaccent valt op hoog (vgl. het dubbelrijm met oogmerck).
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot63
Vgl. HC Antw. 128, ‘(...) en dat alles, opdat daardoor niet wij, maar Uw heilige Naam eeuwiglijk geprezen worde.’
margenoot57-64
‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen’
margenoot64
Heer, dan stellen wij ons vertrouwen erop; echo van het ‘Amen’, vgl. ook HC Antw. 129

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank