Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uyt-spanningen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uyt-spanningen
Afbeelding van Uyt-spanningenToon afbeelding van titelpagina van Uyt-spanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.41 MB)

Scans (8.43 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. Ros

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uyt-spanningen

(2005)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

10
Aandagten
Op 1 Joh. 2:16.Ga naar margenoot+

1. Begeerlijckheyd des vleesch.Ga naar margenoot+

I.

 
Hert-cnagend onversetlijck Nagt-gepeyns/Ga naar margenoot1
 
Wat cunt gy met een duyster/ diep geveynsGa naar margenoot2
 
My vangen! daar gy nogthans in my voed/Ga naar margenoot3
 
Dien gloedGa naar margenoot4

II.

5[regelnummer]
Die/ so ick hem niet tijdlijck uyt en blusch/Ga naar margenoot5
 
My sal verraden met een vley'ge kusch/Ga naar margenoot6
 
Als eens dien ereloos' in 't hof wel eerGa naar margenoot7
 
Mijn Heer:

III.

 
Dit's voor mijn siel gevaarlijck; daarom vlugt/Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Vlugt seg ick/ eer ick u te laat besugt/Ga naar margenoot10
 
Weet dat ick 't hert niet leen tot sulck gepeyns/
 
Nog veyns'.Ga naar margenoot12

2. Begeerlijckheyd der Oogen.Ga naar margenoot+

I.

 
Mijn ziel al wist ick niet waar uyt uw rompGa naar margenoot13Ga naar margenoot13-14
 
En Karcker is gemaackt; ick soud dien clompGa naar margenoot13-14Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Haast vinden; want hy treckt u doorgaans aard=Ga naar margenoot15Ga naar margenoot15-16
 
de-waart.Ga naar margenoot15-16

II.

 
Gedenckt mijn ziele dat de vlugge tijd
 
Den aarden-romp/ en d' aarde self verslijt/Ga naar margenoot18
 
En gy sult sien/ dat wat daar blonck maar wasGa naar margenoot19
20[regelnummer]
Een blas.Ga naar margenoot20
[pagina 75]
[p. 75]


illustratie

III.

 
En waar sult gy mijn naackte sieltje dan/Ga naar margenoot21
 
U siende ontbloott/ uw hert versaad'gen van?Ga naar margenoot22
 
Wat sal 't u doen/ so 't Jesus dierbaar bloedGa naar margenoot23
 
Niet doet?

3. Grootsheyd des Levens.Ga naar margenoot+

I.

25[regelnummer]
Waar heen mijn hert? gy steygert niet/ maar stijgtGa naar margenoot25
 
En hijgt oock sonder trappen opwaarts: sijgtGa naar margenoot26
 
Gemetlijck raad ick u/ want so gy opGa naar margenoot27
 
Den top

II.

 
In vollen runn comt/ en daar meent te staan:Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
't Sal wislijck tegen uwe mening gaan/Ga naar margenoot30
 
Want uwen drift drijft u op 't hoogste weerGa naar margenoot31
 
Ter neer.

III.

 
En als gy dan aan 't rollen sijt: Oh! oh!Ga naar margenoot33
 
Uw vaart vergroot uw val: dies seg ick nogGa naar margenoot34
35[regelnummer]
Sta stil/ en schouwt u self; ick wedd' gy sietGa naar margenoot35
 
Een Niet.Ga naar margenoot36
[pagina 76]
[p. 76]

Aandagten op 1 Joh. 2:16. Drie meditaties op 1 Joh. 2:16: ‘Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld.’ Misschien te dateren rond april 1659 (Trimp (3), 96, noot 32), op grond van een plaats uit de Dagelijksche Meditatien d.d. 1 april 1659: ‘(...) ick houde my gewaerschuwt voor den strick des duyvels etc., 2 Tim. 2:26. Bespeculere ick den verraderschen kus van Judas, ick waerschuwe my voor de vleyende en bedrigelycke kus des werelts en der vleeschelycke lusten’ (Overdenkingen, 81).

Overigens is de Judaskus hier geen vergelijkingspunt, zoals in het gedicht, r. 6-8, maar uitgangspunt voor een waarschuwing aan eigen adres.

De dichter schept een drieluik met delen van gelijke omvang, hetgeen op bewuste vormgeving duidt. Elk der drie verleidingen wordt geschetst als de concrete ervaring van een ‘ik’-een voorstellingswijze die zowel door didactische als door artistieke motieven wordt ingegeven. Dat wil niet zeggen, dat L.'s persoonlijke aanvechtingen geen rol spelen. Zeker kent hij de realiteit van de behandelde verzoekingen en meer dan wie ook is juist hij zich van de bittere ernst ervan bewust. Toch mogen we de gedichten niet opvatten als onmiddellijk verslag van zijn innerlijke leven; daarvoor is de literair-didactische transformatie, die objectivering inhoudt, te ingrijpend (anders: Trimp (1), 113-114 en Trimp (3), 95-96).

De levendige voorstelling getuigt echter van ervaringskennis. Die individuele bevinding en de bewogen pastorale didactiek van de prediker-dichter gaan samen en zorgen voor een overtuigend beeld. We zien hier tevens, dat de predikers van de Nadere Reformatie kenners waren van het menselijk hart.

Van Es, 350, spreekt van een barokke vorm. Men lette overigens ook op de maniëristische beeldtaal: in II de notie van de zwaartekracht, in III de pakkende voorstelling van een zo ijlende jacht naar de top, dat men, daar aangekomen, in dezelfde vliegende vaart naar beneden tuimelt. Voor beide gevallen zijn er parallellen in het werk van Huygens aanwijsbaar: voor het spel met de idee van de zwaartekracht i.v.m. het menselijk lichaam zie Huygens III, 167, over de verdrinkingsdood van Anna Killigrew (vgl. ook Strengholt (4), 18-22), terwijl L. uit Hofwijck, r. 849-876, het beeld van de riskante klimpartij kon kennen (Huygens IV, 288-289).

De strofevorm komt bij L. veelvuldig voor, ‘voor de meest verscheiden onderwerpen’ (Trimp (1), 90), en met betrekking tot de melodie steeds onder verwijzing naar de beginwoorden van dit drievoudige lied.

De afgedrukte melodie is mogelijk van L.'s eigen hand. Vgl. verder de teksten 12, 42, 77a, 90, 99, 100, 112 en 124.

 

Lit.: Buijnsters, 41; Van Es, 349-350; Trimp (1), 90, 113-114; Trimp (3), 95-96; Zwaan, 77-78; 18-22; Beversluis, 19 (T).

margenoot+
Melodie: De mogelijk speciaal voor de Uyt-spanningen gecomponeerde melodie wordt nog acht maal in de bundel gebruikt. Vgl. verder de teksten 12, 42, 77, 90, 99, 100, 112, 124.
margenoot+
Titel 1: Begeerlijckheyd des vleesch: vgl. de kantt. in de Statenvertaling, ‘Dat is, de wellustigheid. Zie Rom. 13:14.’

margenoot1
onversetlijck: hardnekkig; Nagt-gepeyns: gedachten in de nacht (bij het wakker liggen)
margenoot2
duyster/ diep: ondoorgrondelijk; geveyns: mooi voordoen
margenoot3
daar: terwijl; nogthans: ondanks de schijn van onschuld
margenoot4
Dien gloed: dat vuur (van de seksuele hartstocht)

margenoot5
tijdlijck: tijdig
margenoot6
vley'ge: vleierige, valse
margenoot7
dien ereloos': die gewetenloze, nl. Judas; 't hof: Gethsemane

margenoot9
vlugt: verdwijn (gezegd tot het Nagt-gepeyns, r. 1)
margenoot10
besugt: met wroeging betreur
margenoot12
Nog veyns': en (dat ik) evenmin veins (bondige taal voor: ‘en dat ik het veinzen verafschuw’)

margenoot+
Titel 2: vgl. de kantt. in de Statenvertaling, ‘Dat is, de gierigheid (= hebzucht) en begeerte van rijkdommen (...).’

margenoot13
wist ick niet: zou ik niet weten
margenoot13-14
uw romp // En Karcker: uw lichaam, dat uw kerker is
margenoot13-14
uw romp // En Karcker: uw lichaam, dat uw kerker is
margenoot14
dien clomp: die vormloze massa
margenoot15
Haast: weldra; doorgaans: voortdurend
margenoot15-16
aard = de-waart: naar de aarde toe
margenoot15-16
aard = de-waart: naar de aarde toe

margenoot18
Den aarden-romp: het uit de aarde gemaakte lichaam; vgl. voor r. 17-18 1 Joh. 2:17, ‘En de wereld gaat voorbij (...)’
margenoot19
wat daar blonck: wat daar schitterde (aan begerenswaardigs)
margenoot20
Een blas: een zuchtje van de wind

margenoot21
dan: bij de ontdekking van de ‘ijdelheid’ der aardse dingen
margenoot22
ontbloott: beroofd (van de droom van aardse rijkdom); uw hert versaad'gen van: (de honger van) uw hart mee stillen
margenoot23
't u doen: u verzadigen; so: als; dierbaar: kostbaar

margenoot+
Titel 3: vgl. de kantt. in de Statenvertaling, ‘Of, trotsheid; dat is, de eergierigheid of hovaardigheid, die de wereldse mensen in hun staat en leven alleszins betonen in grote kostelijkheid, pracht en verheffing boven hun naaste.’

margenoot25
steygert: klimt
margenoot26
hijgt: zwoegt; oock: zelfs; trappen: treden; sijgt: daal (dit woord krijgt zwaar contrastaccent)
margenoot27
Gemetlijck: voorzichtig, trede voor trede; so: indien

margenoot29
meent te staan: bedoelt tot stilstand te komen
margenoot30
wislijck: zeker; mening: bedoeling
margenoot31
uwen drift: uw haast; op 't hoogste: op de top

margenoot33
rollen: naar beneden tuimelen; Oh: uit te spreken als ‘och’
margenoot34
dies: daarom; seg ick nog: herhaal ik (mogelijk een toespeling op sijgt in r. 26: aan het neerdalen gaat een stilhouden vooraf)
margenoot35
schouwt: bezie
margenoot36
Een Niet: een niets, iets nietswaardigs

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank