| |
Tweede boek.
Bladz. 40. Reg. 8.
Gij - zult ligt niet watertanden
Naar 't ziltig zeekoraal, gegroeid op Walchrens stranden: enz.
't Zeekoraal (Salicornia Herbacea Linn.) wordt in Zeeland, en met veel reden, voor eene gezonde en aangename spijze gehouden.
| |
Reg. 11.
Ja zult verwonderd staan, als gij de kreukels ziet, enz.
| |
| |
Kreukels is de naam, die men in de volkstaal aan de alikruiken (Turbo Littoreus Linn.) in Zeeland geeft. Het is een horentje, dat voor het uiterlijk aanzien veel heeft van eene slak, en het geen in Zeeland, zoo algemeen, als eene smakelijke versnapering gegeten wordt. Zwammerdam in zijnen Bijbel der Nat. zegt 'er van: ‘De Zeelieden en Menschen, die gewoon zijn hunne dorst door een ziltig kostje aan te prikkelen, eten dezelve het meest, hebbende de manier, om deze slakken met een naald of speld uit haar horentje te halen, en dan een frisschen teug daarop te zetten.’ Eigen ondervinding heeft mij geleerd, dat dezelve ook bij anderen dan zeelieden als eene versnapering gebruikt worden.
| |
Bladz. 41. Reg. 5.
vooral het Westerhoofd bezoeken, enz.
Van 't Westerhoofd en van den Westdijk heeft men een der schoonste zeegezigten van Vlissingen in de Noordzee.
| |
Reg. 20.
Nadat hij 't buisken eerst de Witt' gewezen had, enz.
Niet verre van den Westdijk stond of staat misschien nog, indien het door het geweld van het Engelsche bombardement is gespaard gebleven, het huis, waarin de Admiraal de Ruiter geboren was. Althans het is mij, minder dan twaalf jaren geleden, dáár nog aangewezen.
| |
| |
| |
Bladz. 44. Reg. 11.
U, als een jongen, nog op Vlissings kerkdak staan. enz.
De anecdote van de Ruiters kinderlijk bedrijf in het beklanteren van de kerkspits van den toren der Vlissingsche kerk is te overbekend, dan dat het noodig is die hier te herhalen. Wie dezelve niet mogt Weten, zie Br. L. bl. 5.
| |
Bladz. 47. Reg. 6.
Cornelis Tromp was de zoon van Maarten Harpertz. Tromp, een held van grooten moed en dapperen bedrijve; deze was gelijktijdig met Engel de Ruiter ten Engelschen hove, blijkens Br. L. bl. 907.
| |
Reg. 21.
Prins Robbert, uit den stam der Paltse keurgenooten
En 't koninklijke bloed der Britten voortgesproten, enz.
Prins Robbert schijnt mij toe de zoon geweest te zijn van Frederik den V, Keurvorst en Paltsgraaf aan den Rhijn, en zijne moeder Elizabeth, dochter van Koning Jacobus van Engeland.
| |
Bladz. 50. Reg. 21.
Het destig oud gebouw, waar de oosterhandelaren,
De Beurs, waar dagelijks de koopliên zaam vergâren, enz.
| |
| |
Het Oostersche Huis, waar de Oosterlingen of de Oostersche kooplieden voorheen hun verblijf plagten te nemen, over de poort van het Westerhoofd staande. Tegenw. Staat der Nederl. X. D. bl. 121.
De Beurs, eene galerij, op verscheide blaauwe arduinsteenen pilaren rustende, ibid. bl. 120.
| |
Bladz. 51. Reg. 1.
Op Vlissings Raadhuis enz.
Het Stadhuis van Vlissingen, zoo ellendig gehavend bij het bombardement der Engelschen, en, naderhand geheel geslecht, stond op de groote markt dier stad aan de noordzijde, en werd voor het prachtigste en kunstigste van geheel Zeeland gehouden, gesticht naar het ontwerp van het Antwerpsche Stadhuis. Alle de vijf orde's der Bouwkunst kwamen in dit gebouw voor. Zie Teg. Staat der Nederl. X. D. bl. 117. enz.
| |
Reg. 10.
Als in den wemeltrap van 't Praalgesticht te Londen, enz.
Men wil, dat de trap in het zoogenaamd Monument of gedenkteeken van den brand te Londen, in het jaar 1666, naar het model van dezen trap gemaakt is. Gargon, Walchersche Arkadia, II. D. 101.
| |
Reg. 22.
Het harnas, dat eens blonk om Pacieco's leden, enz.
| |
| |
Don Pacieco, opperste krijgsbouwmeester van den Hertog van Alva, in Vlissingen aangekomen nadat zich de stad aan Willem den I. had overgegeven, werd met twee kamerheeren, zonder form van proces, opgehangen. Zijn harnas, zwaard en stormhoed werden op het stadhuis bewaard, en vóór de vernieling van dat gebouw zijn dezelve nog door mij bezigtigd.
| |
Bladz. 52. Reg. 7.
om broeder Hendriks dood, enz.
Hendrik Fredrik, de oudste zoon van Keurvorst Fredrik. den V, verdronk den 17 Jan. 1629, daar het vaartuig, waarop hij zich bevond op het IJ, in de Holle Sloot overzeild werd.
| |
Bladz. 54. Reg. 23.
De Ruiter leidt daarop den Prins naar Lampsens baan, enz.
't Is te overbekend, hoe de Ruiter als jongen, te Vlissingen in de Lijnbaan der Heeren Lampsens werkte en daar 's weeks zes stuivers won. Zie Br. L. bl. 5. Het wiel, waaraan hij gedraaid heeft als baandersjongen, was voor 11 of 12 jaren, en is misschien nog aanwezig, en door mij in dien tijd bezigtigd; zijnde hetzelve van een opschrift op perkament, voorzien, deze zaak te kennen gevende.
| |
Bladz. 61. Reg. 9.
Ewout Pietersz. Worst, Admiraal. Br. L. bl. 5. Boude
| |
| |
wijn Ewouts, Luitenant Admiraal. Teg. St. der Nederl., X. D. bl. 127.
| |
Bladz. 61. Reg. 11.
Nu roemt hij Bankert met zijn' zoon, dien vader waard, enz.
Adriaan en Joost Bankert van der Trappen, Teg. Staat der Ned. X. D. bl. 126.
| |
Reg. 23.
Jan Evertzoon, Cornelis Evertzoon zijn broeder, zijn vader, nog drie broeders en een zijner zonen zijn alle gesneuveld in Zee-gevechten. Br. L. bl. 501.
| |
Bladz. 66. Reg. 9.
het Sloe voorbijgevaren, enz.
Het Sloe is een tak van de Wester Schelde, die de westzijde van Zuidbeveland bespoelt, en hetzelve afscheidt van St. Joosland. Teg. Staat der Ned. X. D. bl. 265.
| |
Reg. 10.
hoe uit de Zeeuwsche baren
Het rijk Zuidbeveland de kruin naar boven beurt, enz.
Zuidbeveland is het zuidoostelijkste van de Zeeuwsche Eilanden, liggende beoosten Walcheren en St. Joosland, en van de overigen
| |
| |
ten zuiden. Wie deswegens iets meerder verkiest te weten, kan zulks uitvoerig vinden in den Teg. St. der Ned. X. D. bl. 264. enz.
| |
Bladz. 69. Reg. 15.
Waarvan dit Riddergoud een nieuw bewijs verstrekt, enz.
Reeds in 't jaar 1668 was Engel de Ruiter door den Koning van Grootbrittanje tot den Ridderstand verheven, maar eerst in het jaar 1674 ontving hij daarvan den openen brief. Br. L. bl. 907. enz.
| |
Bladz. 70. Reg. 6.
Wat zegt één onverlaat, enz.
Hier wordt gedoeld op den aanslag op het leven van de Ruiter. Zie de Aanteek. op bl. II. reg. 3.
| |
Bladz. 71. Reg. 6.
Daar 't langs Noordbeveland enz.
Noordbeveland bewesten Schelde gelegen enz. Zie Teg. St. der Ned. X. D. bl. 331.
| |
Reg. 8.
En door de Keten heen naar 't stiller Zijpe toog. enz.
De Keten, een breed water dat door het Zijpe, een stroom tus- | |
| |
schen Duiveland en Filipsland, en eenige kleine kreken gemeenschap heeft met den Krammer. Teg. St. der Ned. X. D. bl. 535.
| |
Bladz. 71, Reg. 10.
Wierp op Bruinisses kerk enz.
Bruinisse is het grootste en aanzienlijkste dorp van geheel Duiveland. Teg. St. der Ned. X. D. bl. 526.
| |
Bladz. 72. Reg. 18.
Hoor, hoe hij psalmzingt... enz.
De Ruiter was een goed zanger, en zong gaarne psalmen. Br. L. bl. 987.
| |
Bladz. 73. Reg. 3.
Juist echter zeilde 't jagt de Willemstad voorbij enz.
De Willemstad is gesticht door Willem den I, in den Jare 1583. Teg. St. van Holl. II. D. bl. 300.
| |
Bladz. 77. Reg. 3.
Toen ik aan boord de maar van 't gruwelstuk ontving, enz.
De Ruiter, den moord aan de de Witten gepleegd, aan boord vernomen hebbende, zeide: ‘Het is droevig om te hooren, dat die Heeren zoo zijn om hals gebragt. Zijn ze schuldig,
| |
| |
gelijk men roept, aan verraad, of aan het omkoopen van een Barbier, om zijn Hoogheid te doen vermoorden, dan moest men hen door wettige Regters hebben ter dood verwezen, dat zou tot luister van den Staat en 't Regt hebben gestrekt; maar nu zijn ze door 't razende volk vermoord. God beware ons lieve vaderland voor zoodanig en meerder oproer en oploop’ Br. L. bl. 734.
| |
Bladz. 77. Reg. 16.
't tafreel, door Baans beroemde hand
Eene afbeelding naar dit tasereel vervaardigd, is te vinden in Wagenaar Vad. Hist. XIII. D. over bl. 478. de druk van 't jaar 1794.
| |
Bladz. 79. Reg. 2.
Jan de Witt, in marmer uitgehouwen, enz.
Deze Buste, nog onder de nakomelingen van de familie te Dordrecht berustende, is van wit marmer meer dan levensgrootte, (zijnde de hoogte 2 voet en 10 duim zonder het voetstuk, en hoogstwaarschijnlijk door dezelfde hand vervaardigd, als die beelden, welke in 't Huis in 't Bosch voor de zoogenaamde Oranjezaal staan.) Bij gelegenheid der uitgave van mijn dramatisch geschrift: Johan de Witt, Raadpensionaris, heb ik, door gunstige toestemming der familie, daarvan eene teekening laten vervaardigen door A. Teerlink, naar welke de graveur R. Vinkeles de plaat gegraveerd heeft, voor 't gemelde boek gevonden wordende.
|
|