Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1 (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1
Afbeelding van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (24.23 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1

(1973)–Paul Louyet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De verloren vrede (1918/1939)


Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

23 / De Belgische ‘zelfstandigheidspolitiek’

De buitenlandse politiek van België is steeds het zorgenkind van Paul van Zeeland geweest. In zijn eerste regering had hij trouwens, naast het premierschap, ook het ministerie voor Buitenlandse Zaken tot zich getrokken.

Deze bezorgdheid wordt natuurlijk bepaald door de steeds slechter wordende internationale toestand in het algemeen, en de gevaren die hieruit voor ons land voortvloeien in het bijzonder.

De eerste regering van Zeeland start in maart 1935, juist nadat Hitler de militaire klausules van Versailles opzegt en de Duitse herbewapening officieel begint, juist vóór het Frans-Russisch verdrag. Het is van meet af aan duidelijk, dat voor België essentiële dingen aan het gebeuren zijn.

Tot 1935 gaat het land schuil achter enkele ogenschijnlijk stevige barrières; maar alle worden door de stijgende internationale spanning aan het wankelen gebracht.

Om te beginnen de Volkenbond. In vele artikels van het Handvest dat door België en al zijn buurlanden werd ondertekend, wordt in de ‘kollektieve veiligheid’ voorzien. Wanneer één lid van de Volkenbond wordt aangevallen, dan dienen alle andere leden onmiddellijk bij te springen met de nodige middelen, militaire maatregelen inbegrepen.

Men weet wat van deze regels is terechtgekomen. De vredelievende wereld laat China in de steek wanneer het door Japan wordt aangevallen. Later wordt Ethiopië door Italië onder de voet gelopen. De betrokken landen hebben één gemeenschappelijk kenmerk: zij zijn alle vier lid van de Volkenbond.

Het is duidelijk dat België, mocht het ooit door één van zijn buurlanden worden aangevallen, niet moet rekenen op daadwerkelijke hulp uit Genève. Deze vaststelling, die trouwens voor iedereen geldt, is voor de Belgische diplomatie geen kwestie van leven of dood; wat haar het meest interesseert is de waarborg van de onschendbaarheid van onze grenzen, zoals die in 1925 te Locarno door de grote mogendheden, vnl. Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland werd verleend.

Jammer genoeg is de wereld sedert 1925 niet blijven stilstaan, en is het evenwicht in West-Europa, waarvan het Locarno-Rijnpakt de diplomatieke expressie was, teloorgegaan. Sedert Hitler aan de macht is gekomen en het steeds duidelijker blijkt, dat Duitsland de vrede van Versailles wil ongedaan maken, verslechteren de Frans-Duitse betrekkingen.

Wanneer Hitler in 1935 herbewapent en Frankrijk een verdrag sluit met de Sovjet-Unie, wordt een volledig nieuwe toestand geschapen. Het is nog geen oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, maar de vrede is voorbij; Locarno behoort reeds volledig tot het verleden, ook al zal het tot 1936 duren alvorens het verdrag door Duitsland wordt opgezegd.

Meteen is het gedaan met de waarborgen, die België door het Locarno-Rijnpakt heeft verkregen. Er is nog erger.

Want wanneer het tot een konflikt tussen beide grote mogendheden mocht komen, ligt België op de frontlijn en bovendien in een gezelschap, dat niet iedereen in ons land even lief is. De enige werkelijke bondgenoot, die wij nog hebben en waarop wij kunnen rekenen is inderdaad Frankrijk.

Wij hadden als Locarno-partners Duitsland, Italië, Groot-Brittannië en Frankrijk. Het laat geen twijfel over dat Italië Duitsland zal volgen, terwijl Engeland afstand heeft genomen en blijkbaar dichter bij Duitsland dan bij Frankrijk staat. Blijft als enige steun onze vroegere oorlogsbondgenoot, met wie wij trouwens het Frans-Belgisch militair akkoord hebben gesloten.

Het is evenwel daar dat de schoen hoe langer hoe meer begint te knijpen. Wij hebben vroeger gezien dat het ‘geheim’ akkoord door een groot gedeelte van de bevolking wordt aangevochten, in principe door de anti-Franse Vlamingen, door de anti-militaristische socialisten.

Zo de socialisten, en zeker deze van de Waalse vleugel van de B.W.P., hun antipathie tegen het akkoord zijn gaan opgeven naarmate Duitsland zich aggressiever opstelt, worden de anti-Franse Vlamingen nu steeds meer bijgetreden door de

[pagina 116]
[p. 116]

meeste konservatieve kringen. Deze zijn wat huiverig geworden voor Frankrijk sedert het Frans-Russisch verdrag; zij zijn ook niet blind voor het stijgend sukses van de Volksfrontbeweging. Deze kan wellicht, bij de eerstvolgende Franse verkiezingen, leiden tot een ‘rode’ regering, tot sociaal-ekonomische hervormingen in Frankrijk; de beweging kan overwaaien naar ons land.

Het Belgisch establishment gaat daarom, wellicht voor de eerste maal sedert 's lands onafhankelijkheid, achter de anti-Franse Vlamingen staan. Het wil nu ook ‘los van Frankrijk’ en het heeft daarvoor het meeste nobele van alle excuses gevonden: de eenheid van het land.

Vermits de socialistische Walen tegen Duitsland zijn, vermits de Vlamingen tegen Frankrijk zijn, kan de verstandhouding tussen beide volksgroepen slechts worden gevrijwaard door de banden met Frankrijk te verbreken. De steen des aanstoots, het Frans-Belgisch militair akkoord, moet worden verwijderd.

Een eerste poging wordt ondernomen, die begin 1936 leidt tot een gedeeltelijke opzegging van het akkoord. De 6de maart 1936 aanvaarden beide regeringen, dat de ‘geheime’ en grotendeels voorbijgestreefde technische klausules zullen worden opgegeven. In ruil voor deze toegeving blijft Frankrijk het essentiële behouden: de Franse en Belgische generale staf blijven geregeld met elkaar in kontakt ten einde de aktie van beide legers te koördineren.

Het feit wordt evenwel volledig in de schaduw gesteld door Hitler's spektakulaire zet de volgende dag, de 7de maart: het verdrag van Locarno wordt opgezegd en het Duitse leger marcheert het gedemilitariseerd Rijnland binnen. Een ogenblik meent men dat de oorlog gaat uitbreken; de paniekstemming luwt daarna wel, maar de spanning zal niet meer verdwijnen, integendeel. Het hele jaar 1936 door verslechteren de betrekkingen tussen Duitsland en Frankrijk al maar meer.

In juni komt in Frankrijk het uitgesproken anti-fascistische Volksfront aan de macht.

In juli breekt de Spaanse burgeroorlog uit.

Wel aanvaardt Frankrijk, met de andere demokratieën, de komedie van de niet-interventie en kijkt het lijdzaam toe hoe Duitsland en Italië de Spaanse republiek om het leven brengen. Maar iedereen weet naar welke zijde de sympathie van de Franse Volksregering gaat. Bovendien is in Spanje Frankrijk's bondgenoot, de Sovjet-Unie, aktief. Op dit ogenblik wordt op Spaans grondgebied de oorlog nog uitgevochten door ‘vrijwilligers’ aan beide zijden; wie zal zeggen of het konflikt morgen niet tot een internationale oorlog tussen de ‘Asmogendheden’ en de Sovjet-Unie zal uitgroeien. Dan kan Frankrijk, gebonden door het Frans-Russisch verdrag, niet meer neutraal blijven en wordt onvermijdelijk ook België bij het konflikt betrokken.

Daarom zal nu alles in het werk worden gesteld om afstand te nemen van een kompromitterende bondgenoot. Nauwelijks heeft de tweede regering van Zeeland de handen vrij gekregen, na de regeling van de sociale krisis in juni 1936, of de pas benoemde minister voor Buitenlandse Zaken, Paul-Henri Spaak, laat het nieuw geluid horen. Hij houdt reeds de 20ste juli 1936 een betoog voor de buitenlandse pers waarin hij de krachtlijnen bepaalt van de internationale politiek die het land wil voeren. Hij poneert drie stellingen. Ten eerste ligt België op het kruispunt van drie grote mogendheden. Wanneer het met één of twee van deze mogendheden allianties aangaat, waarbij de derde niet is betrokken, wordt België onvermijdelijk in elk konflikt verwikkeld, dat tussen de mogendheden ontstaat.

Ten tweede heeft ons land niet de middelen om een alliantie-politiek te voeren, zoals Locarno dit wil. Want zo het Rijnpakt België verdedigt wanneer het wordt aangevallen, vergt het evenwel offers van ons land, zelfs wanneer wij niet rechtstreeks bij een konflikt betrokken zijn. Mocht Frankrijk Duitsland aanvallen, zonder België te raken, dan is ons land verplicht de aangevallene bij te staan en dus Frankrijk de oorlog te verklaren; in het omgekeerd geval, bij een Duitse aanval op Frankrijk, zijn wij voor dezelfde verplichting gesteld. Welnu, het kleine België heeft de mogelijkheden niet om deze verplichtingen het hoofd te bieden.

Ten slotte moet de Belgische buitenlandse politiek ook rekening houden met de Belgische toestand, en vnl. met het feit dat de volksgroepen aan beide zijden van de taalgrens verschillend reageren op de banden die met het buitenland worden gelegd: zo de Walen pro-Frans zijn, zijn de Vlamingen anti.

De besluiten die men uit deze stellingen moet trekken, liggen zó voor de hand: 's lands welzijn kan slechts worden gediend door een politiek van

[pagina 117]
[p. 117]

‘zelfstandigheid’, m.a.w. door afzijdigheid in alle richtingen.

De rede van Spaak verwekt wel enig opzien in België zelf, al was het maar omdat men van de vroegere leider van de linkervleugel van de B.W.P. een andere, minder bezadigde taal had verwacht. Het buitenland reageert weinig of niet, zelfs niet Frankrijk.

Enkele maanden later wordt echter met nog meer Idem en bovendien omgeven met ongemeen veel publiciteit, dezelfde taal door koning Leopold III gesproken.

De koning, die bijzonder begaan is met de militaire en internationale politiek van ons land, zit de 14de oktober 1936 een ministerraad voor, die aan deze problemen gewijd is. Hij spreekt bij deze gelegenheid een redevoering uit, die zo sterk schijnt in te slaan bij de ministers, dat Emile Vandervelde, die op dit ogenblik enkel minister voor Openbare Gezondheid is maar nog altijd ‘patron’ van de B.W.P., voorstelt de woorden van de koning openbaar te maken.

Deze uitzonderlijke handelwijze is op zichzelf al voldoende om de aandacht van het publiek te trekken. Wat de koning zegt is het niet minder.

Koning Leopold poneert, dat de internationale spanning in Europa sedert de Duitse herbewapening en het Spaans probleem zo groot is geworden, dat nieuwe konflikten niet zijn uitgesloten. De Volkenbond faalt wanneer het erom gaat aangevallen landen afdoende te beschermen. Een alliantie-politiek leidt, voor ons land, niet tot vrede maar tot oorlog. Een politiek van zelfstandigheid is derhalve voor ons levensnoodzakalijk. Dit wil zeggen dat België de akkoorden, die het heeft gesloten met andere landen, moet opzeggen; het mag geen nieuwe, zelfs geen louter defensieve bindingen meer aanvaarden; het moet zowel zijn internationale als zijn militaire politiek aan deze vaststellingen aanpassen, wil het buiten de konflikten onder de grote mogendheden blijven.

De gevolgen van deze redevoering, die op de volledige instemming van de ministers mag rekenen, zijn duidelijk: het Frans-Belgisch militair akkoord wordt nu in zijn geheel ongedaan gemaakt, de kontakten tussen de generale staf van het Belgisch en van het Frans leger worden verboden. Het Belgisch leger zal voortaan volledig afzijdig van het buitenland staan en zich in verdediging opstellen naar alle windstreken, naar het zuiden niet minder dan het oosten.

Nu zijn de reakties in het buitenland ongemeen levendig en, wat Frankrijk betreft, zeer scherp. Want België trekt zich niet alleen terug uit het Frans-Belgisch militair akkoord, maar ook uit hetgeen nog overbleef van het verdrag van Locarno. Toch zal Frankrijk van de nood een deugd moeten maken. België kan niet van zijn koerswijziging worden afgebracht, althans niet officieel; Frankrijk zal mogen rekenen op de sympathie van de Waalse bevolking alsmede, niettegenstaande kontakt nu uit den boze is, op de verstandhouding met een gedeelte van de Belgische legerleiding. Later zal dit, in België, heel wat problemen met zich brengen.

Intussen wordt de nieuwe Belgische politiek door alle buurlanden, evenals door Italië, dat het Rijnpakt in 1925 eveneens had ondertekend, officieel erkend. Zij beloven België bij te staan mocht het, zonder dit te hebben geprovoceerd, worden aangevallen; zij zien af van de Belgische hulp mochten zij zelf worden aangevallen; zij bevestigen de grenzen van ons land te zullen eerbiedigen.

België belooft van zijn kant ook: het zal zijn grondgebied met eigen middelen verdedigen; het zal zijn landsverdediging versterken.

Met deze toestand neemt iedereen vrede, terwijl men in België bepaald enthoesiast is. In feite gaat het land terug naar zijn internationaal statuut van vóór de eerste wereldoorlog; het blijft, net als toen, volledig afhankelijk van de vrede onder de grote mogendheden. Hoewel niets minder zeker is dan de internationale vrede in 1936, en de volgende jaren de geschiedenis steeds brutaler accelereert, zal de Belgische diplomatie onwrikbaar de ingeslagen koers blijven volgen. België zal de luttele jaren, die nog overblijven van de wankele vrede, doorbrengen achter de papieren barrière van zijn ‘zelfstandigheidspolitiek’.

[pagina 118]
[p. 118]


illustratie
1




illustratie
2




illustratie
3




illustratie
4




illustratie
5




illustratie
6
de koning is dood. leve de koning
De 17de februari 1934 kwam koning Albert bij een tragisch bergongeval te Marche-les-Dames om het leven (1). Vijf dagen later bracht men zijn stoffelijk overschot naar de koninklijke crypte te Laken (2). Zijn oudste zoon, Leopold, volgde zijn vader op en legde, op 23 februari 1934, de grondwettelijke eed af voor het Parlement (3).
Koning Leopold III was bij zijn troonsbestijging 32 jaar oud (4). Hij was in 1926 getrouwd met de Zweedse prinses Astrid (5). Het koninklijk paar had drie kinderen: Joséphine-Charlotte, Boudewijn en Albert (6).


[pagina 119]
[p. 119]


illustratie
7




illustratie
8




illustratie
9




illustratie
10
de koning is dood. leve de koning
Het jonge, vorstelijke paar werd overal met ongemeen enthousiasme onthaald (7), niet het minst vanwege de sympathie die men koningin Astrid toedroeg. Immers, de bevolking apprecieerde in haar houding een eenvoud, een beminnelijkheid, een familiariteit die men van koninginnen niet gewoon was (8).
Zelden werd dan ook een vorstin zo betreurd als zij, wanneer zij door een ongeval te Küssnacht in Zwitserland, in augustus 1935, om het leven kwam (9). Het hele land rouwde met koning Leopold (10).



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over Frankrijk

  • over Duitsland

  • over Verenigde Staten