Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Drie novellen (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Drie novellen
Afbeelding van Drie novellenToon afbeelding van titelpagina van Drie novellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Drie novellen

(1879)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vreemde invloed. Mijne goede faam. Kromme Cies


Vorige Volgende

XIV.

En gelijk de eene gedachte aan de andere hangt, zoo wekt ook het eene misnoegen het andere op: het gebeurde belette haar dien nacht te slapen, en al wat haar in die nieuwe familie tegenging, kwam haar voor den geest, ‘neen, neen, zij kon het niet meer verdragen, en zij wilde niet meer,’ sprak zij met een moedig voornemen tot zich zelve, toen zij des anderdaags de trappen afdaalde; het kwam Eugénie niet toe haar een vervelend breiwerk - alle kleine stukjes die, te zamen gevoegd, eene sprei moesten vormen - in de hand te steken. Van heden af zou zij zich van die slavernij ontdoen, en in de kamer geko-

[pagina 27]
[p. 27]

men, nam zij eene kous van Alexis op, uit eenen heelen hoop, die in het werkmandje van Eugénie gereed lagen, en begon er vlijtig aan te mazen.

Dat was eene daad van onafhankelijkheid en zonder voorgaande; ook begon zij te beven, toen Eugénie binnenkwam. Deze scheen verwonderd, dat Justine hare taak op zich had genomen, en wellicht zonder eenig erg te vermoeden, sprak zij onder de ingeving van haar heerschzuchtig karakter:

‘Justine, deze kousen moeten verbreid worden; gij ziet immers wel dat ze te slecht zijn,’ en zij stak hare hand in den voet, dien zij met de vingeren openhield, om het haar te toonen. Daarop begon zij heel kalm met eene speld de steken onder den hiel los te maken.

De tranen schoten Justine in de oogen, en de ontsteltenis verkropte hare stem; maar hare zuster bemerkte het niet.

‘Alexis,’ zei deze zich tot hem wendend, ‘past het u thans om naar Colard's te gaan voor uw zomercostuum?’

Ja het paste hem. Maar dit was te veel voor Justine. Zij liep uit de kamer naar boven, zij zette haren hoed op en trok haren mantel aan: zij wist niet wat zij deed, zij wist niet wat zij doen wilde; maar weg moest zij, verre weg van daar in het vrije, en zij liep de straat op, zij die nooit alleen uitging, en zij had de deur achter zich met geweld toegetrokken, zij, die in gewone omstandigheden niet waagde het minste gerucht te maken.

De uitdrukking van haar gelaat of hare gebaren moesten wel opsprakelijk zijn; want de voorbijgangers bleven staan om haar na te zien, en zij moest wel achteloos en onvoorzichtig handelen; want een policieagent trok haar eensklaps in de Lange Munt op eenen trottoir om haar voor eenen hoolwagen te hoeden, die achterkwam. Wat gaf het, of haar een ongeluk gebeurde of niet, zij was in wanhoop en vermocht niet hare gedachten bijeen te zamelen.

[pagina 28]
[p. 28]

Zij zag kinderen in lange rijen twee en twee van de school komen; zij zag aan den hoek der straat eene samenscholing en bleef er eenen oogenblik staan; mannen kwamen lachend uit de groep. Het was een dronkaard, die nedergevallen was en niet meer op kon staan, vertelde men; en voort ijlde zij zonder omzien, altijd voort tot zij eindelijk van vermoeienis uitgeput en buiten adem op eene bank in eene soort van openbare wandeling met het stroomend water voor haar en eenen engelschen hof aan den overkant, nederviel. Het regende: zij had het niet gevoeld; maar thans drong het koude nat door hare kleederen en liep in huiverende rillingen over haren rug; dit was het misschien wat haar tot haar zelve bracht. Zij zocht haar regenscherm: zij had het niet meer; maar herinnerde zich duidelijk, dat zij het opengestoken had, toen zij uit het huis kwam. Zij zocht rondom zich, en eensklaps voelde zij eene hand op haren schouder en zag om: daar stond Alexis met ontsteld gelaat en angstige vragen, wat er gebeurd, en waarom zij weggeloopen was? en dergelijke meer. Hij verschrikte van den aanblik, dien zij aanbood: zij zag bovenmate bleek; de zwarte vederen stonden toegeplakt en recht op haren hoed en het water droop uit hare lokken. Zij wilde antwoorden; maar de ontroering sloot haar den mond; de tong weigerde haren dienst, en zij kon enkel verwarde klanken uitbrengen.

Hij deed teeken aan eenen koetsier, die juist voorbij reed. Hij hielp haar in het rijtuig: hij hield hare handen vast en suste haar met zoete woorden, evenals men tot een kind spreekt.

Tehuis was de ontsteltenis niet minder groot; hare schoonmoeder, hare zusters omringden haar bevend met ontroerde aangezichten: zij viel achterover op de sofa en begon hevig te snikken, en al hare ledematen trilden. Het was een zenuwaanval, zei de ijlings gehaalde dokter. Hij beval koud water en rust.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Kom, Justine,’ sprak Alexis, die nog immer niet wist, wat er gebeurd was, ‘kom, zeg het aan mij, aan mij alleen,’ en hij boog zich naar haar.

‘Omdat... omdat....’ begon zijne geschokte vrouw met eene uiterste krachtinspanning tusschen haar gesnik, ‘omdat Eugénie mij die kous afgenomen heeft ......’

Voor zulk eene kleinigheid! Alexis kon eenen glimlach van medelijden niet inhouden, en op het gelaat zijner huisgenooten, welke achter haren rug stonden en elkander aanzagen, verscheen dezelfde minachtende uitdrukking: ‘voor zulk eene kleinigheid!’

Ja wel, voor zulk eene kleinigheid, ja wel, Eugénie en Henriette, niet voor deze kleinigheid alleen, maar voor de gansche reeks van kleinigheden van denzelfden aard, welke voorafgingen en waarvan deze de laatste, de beslissende is en de maat vol doet.

Hebt gij ooit in een bosch of langs eenen straatweg eenen boom zien vellen? De houtkappers hakken en hakken, de boom blijft onbeweeglijk staan; er is een groote kuil rondom gedolven; al zijne wortels zijn los, behalve éénen enkelen, die hem nog aan den grond houdt; - opgelet, alle mannen uit den weg, een laatste kleine houw, al zijne takken trillen en als eene zware massa stort hij neder!

‘Met zulk eene kleinigheid!’ kon men zeggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken