Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVI.

Eene ongesteldheid van Meetje was oorzaak, dat Reine den eersten Zondag niet naar den Opeel kon gaan. Zij had echter tijding ontvangen, dat alles er naar wensch ging en dat Veria reeds beneden was. Den tweeden Zondag werd zij weder verhinderd; zij had namelijk heel den nacht met Peetje bij de zeug opgezeten: er kwamen biggetjes, ik weet niet meer hoe-

[pagina 88]
[p. 88]

veel, en deze eischten al hare zorgen. Op zulke oogenblikken verlaat een boerin haar post niet. Veria had haar niet noodig, Reine bleef dus thuis, drinken kokend, van de keuken naar den stal gaande, zich stil verblijdend over die nieuwe bron van welstand voor de gemeenzaamheid.

‘Och, Meetje, zulke schoone beestjes!’ zij had er één in haar voorschoot in huis gebracht, opdat het vrouwtje, tijdelijk aan rheumatisme lijdend en tot zitten gedwongen, mede van den beloftevollen aanblik genieten zou. ‘Meetje, alzoo zijn ze alle, buiten een drietal, die wat slechter uitgevallen schijnen.’ Het biggetje was dik en rond, gansch rozenkleurig, men zou nooit vermoed hebben, dat uit zulk een lief dier eens een afstootelijk zwijn groeien zou.

Meetje betastte het, keek er naar met het oog eens kenners en zei pruttelend: ‘Met twee maanden zijn het loopers, vijf en twintig franken ieder; vóór Baafmis kan er al eene karre-vracht van naar Eecloo (de groote zwijnenmarkt van Vlaanderen) gevoerd worden. Als het zoo blijft vooruitwillen, zal dit met eenige weken een lekker braadvarkje voor het kasteel van Diependale zijn.’

‘Och,’ sprak Reine met versomberd gelaat en onvrijwillig verwijt in den toon, ‘och, laat ons daar nog niet aan denken, dat arm beestje!’ zij wreef met hare hand over zijn gladden rug: het stoorde haar bij het gezicht van het schuldeloos, aan-vallig schepseltje aan eene onmenschelijke noodzakelijkheid, een doodend mes, herinnerd te worden.

In de week viel er aan eene wandeling naar den Opeel niet te denken. Peetje had een grooten vlasschaard aangelegd; zij hadden ‘de bende’: een rondgaande troep vreemd wiedvolk, mannen en vrouwen, en Reine moest mede naar het land, in wind en kou, zooals het in de lente zijn kan; zich nog gelukkig achtend, wanneer zij er niet uitregenden.

Het jonge vlas beloofde een rijke opbrengst; Peetje stond bij zijn ‘volk’ met bevrediging de rechte, breede banen der

[pagina 89]
[p. 89]

platgedrukte stengeltjes aanstarend, door de rijen kruipende knieën in de groene oppervlakte met een lichtere kleur geteekend. Hoopen onkruid aan de uiteinden der voren, door de vrouwen in hare schorten aangebracht en aldaar uitgeschud, getuigden van de werkzaamheid der huurlingen.

Peetje hoorde gaarne een meilied en helder klonken op zijn verzoek de stemmmen over 't bouwland. Zoodra de bende echter den rozenkrans aanhief - wat men thans meer dan gezang op de akkerstukken hoort - trok Peetje weg.

Op het einde der week was men met den arbeid vaardig; de bende lag elders, op de landouwen der groote hoeve; het vlas had zich weer opgericht en tierde welig in de warme lentezon. Reine was reeds heel bruingebrand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken