Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVII.

En nu, nog vóór de derde Zondag verscheen, bood zich voor Reine van zelfs eene gelegenheid aan om naar den Opeel te gaan: eene der hennen was ‘broedziek’. Meetje had ze reeds een paar malen uit het nest gesmeten; Reine zelve had ze op bevel ook al verjaagd; telkens trok ze weder op het rek; daar zat ze op de eieren van andere kippen, onbeweegbaar met de ronde, zwartgestipte oranjekleurige oogen in het ijdele starend, grollend als eene hand haar dreigend naderde. Reine bracht ongaarne storing in de natuur; met weerzin hief ze de hen: ‘de rosse’, zooals ze haar noemden, onder den éénen kant op; maar deze liet zich als eene veer-krachtlooze massa aan de andere zijde weer neervallen, scharrelde de eieren angstig onder hare warme vederen bijeen en pikte naar hare aanrandster. Toen moest Reine haar geheel opnemen; de hen schreeuwde en klokte en, op den grond

[pagina 90]
[p. 90]

geworpen, dwarrelde zij als duizelig rond en krabde eindelijk - steeds klokkend - een putteken in het zand, waarin zij zitten bleef. Maar eene klokhen wordt door het overige pluimgedierte verpikt, indien ze zelve het sein der vijandelijkheden niet geeft. Daar werd ze aldra op den kop gestekt en vluchtte weder langs het laddertje naar den korf, waaruit Reine de eieren medegedragen had, en broeide er op het ledig stroo.

Dit maakte Peetje korzelig; hij stak de hen onder eene kuip op de steenen en liet ze daar uit straf, omdat zij de haar ingegeven natuurneiging wilde voldoen, een paar dagen en nachten zonder voedsel in het duister zitten.

‘Nu zullen haar die slechte manieren wel afgeleerd zijn,’ meende Peetje.

Maar hare drift was sterker dan hun gezamenlijke strijdkrachten; ondanks die laatste kastijding gaf zij haar plan niet op.

‘Weet ge nu wat,’ kwam Reine op een middag in huis zeggen, ‘onze rosse zit op de kolen te broeien!’

De knecht ging zien: inderdaad, daar zat ze in den versten hoek van het kolenhok op de harde klompen, waar de duisternis zóó groot was, dat de blik er zich aan moest gewennen om haar oranjekleurig oog te zien blinken en hare rosvale kleur van de zwarte massa te onderscheiden.

‘Ha, die tooverheks! wacht, wij zullen het haar gaan “bezemen”,’ riep hij met jeugdigen kamplust, en reeds had hij een langen staak vast om de wederspannige te bereiken, toen Reine zijn arm tegenhield.

‘Laat dat arme beest!’ zei ze; tegen zooveel volharding was ze niet bestand. ‘Ik weet niet, waarom wij ze niet “zetten” zouden,’ sprak ze tot hare pleegouders, ‘is er wel iets schooner dan een klokhen en kiekjes op een hof?’

‘Och zulk gepuis,’ weerlegde haar Meetje, ‘zij scharren het al omver en dat is stout goedje, dat drentelt rond in huis

[pagina 91]
[p. 91]

en maakt het al vuil; daarbij moeielijk om te kweeken, ge zoudt ze wel moeten oppassen als kinders: indien ze wat veel in den dauw loopen of er een natte dag komt, liggen er dood.’

‘Ja, dat is waar,’ zei Reine, die Meetje niet rechtstreeks wilde tegenspreken, ‘maar de zomer is ophanden, vel vochtig weer is nu niet te voorzien en als het regent, zal ik ze in het stalleken sluiten.’

Meetje pruttelde nog wat tegen, maar Reine had het zoo ver gebracht, dat zij alles, wat zij wilde, met hare pleegouders kon doen; aldra waren zij vermurwd en na de vieruren-boterhammen trok zij met een korf om eieren naar den Opeel.

In ‘de Klokke’ had men namelijk eene groote soort van Lombardische hennen, het zuiver ras, en de boeren uit heel het omliggende gingen er broeieieren halen.

‘Niets dat onze inlandsche te boven gaat,’ zei Peetje, ‘de grijs- en zwartgespikkelde met de blauwe pooten; uitlandsche verbasteren in onze streek.’

‘Ja, ja,’ pruttelde Meetje, ‘de Kempische of Sottegemsche zijn de beste; maar ik zie gaarne die vreemde, die Houdaans met een trosje op hun hoofd.’

‘Die moeten een groot beloop hebben, een bosch en een meersch om venijn te zoeken.’

‘Hewel?’ zei Meetje, wat beduidde: ‘wij bezitten die vereischten.’’

Maar Peetje, die zoo fier was over zijn boschje en zijne weide, deed thans dat voorrecht niet gelden; en Reine, die gedurende dit einddebaat geduldig stond te wachten met den korf aan den arm, trok om eieren van Lombardische hennen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken