Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Idonia (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Idonia
Afbeelding van IdoniaToon afbeelding van titelpagina van Idonia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Idonia

(1891)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

VI

Aan de tafel was het haar eerste:

‘Ik heb een heel gesprek met den werkman, met Gijelle gehad,’ zei ze schalks en met de zelftevredenheid, die verzekerden bijval geeft.

‘Ha, ha!’ was het antwoord des burgemeesters.

‘Hij heeft mij van allerlei verteld.’

Haar man zag haar aan van ter zijde, met den soeplepel in de hand.

‘Hij heeft mij gezegd, dat hij hier reeds twee en veertig jaren werkt.’

‘Dat is waar.’

‘En gij hebt mij daar nooit van gesproken. Het is nochtans wel iets merkwaardigs: ergens twee en veertig jaar hovenier wezen, een lange tijd!’

‘Onze werklieden en dienstboden zijn ons altijd getrouw bijgebleven; - maar à propos

[pagina 40]
[p. 40]

van hovenier, wij moeten 't eens schikken voor het aanleggen der bloembedden...’

‘Edmond, ik heb eene gedachte,’ zei ze slim, gewichtig glimlachend.

De burgemeester verschrikte, hij was altijd op zijn ongemak als er van Gijelle gewaagd werd.

Zij merkte het niet, zij legde de schoone, spitse vingers op zijn arm:

‘Mag ik u iets vragen?’

‘Parbleu!’ antwoordde hij, meer en meer van streek gebracht.

‘Indien hij hier reeds zoolang in daghuur is, moet hij een eerlijk man wezen.’

‘Wat dat betreft, ja.’

‘Gij hebt nooit oorzaak gehad over hem te klagen?’

‘Neen, neen; maar waarom die inleiding?’ zei hij, ongeduldig wordend. Wellicht dacht hij op dit oogenblik, dat Gijelle, omgekeerd, geene dergelijke getuigenis van hem had af te leggen.

‘Waarom?’ herhaalde zij, ‘omdat ik zou willen, dat gij stappen aanwendt, ten einde dien braven man de werkmansdecoratie te doen verkrijgen.’

Hij lachte zonder lust: ‘Wat voor buitensporige denkbeelden in dat breintje ontstaan, hein?’

[pagina 41]
[p. 41]

zei hij, den vinger op haar voorhoofd drukkend.

Zij was verwonderd, bijna misnoegd: ze had aan zijne goedkeuring over haar voorstel niet getwijfeld.

Wel hoe, hij dorst het buitensporig noemen, vlijt en oppassendheid te belonen naar verdienste!

‘Neen... neen... och God, och God!’ antwoordde hij, de schouders ophalend, als wilde hij dat gesprek en heel die zaak als iets onaangenaams van zich afschudden. ‘Lief kind, laat dat alles zoo, wat zou de minister te doen hebben, moest hij alle werklieden, die oud zijn, decoreeren.’

‘Ik houd vol, dat dit iets ongewoons is. Dat zou dien man opbeuren; hij heeft veel verdriet gehad in zijn leven.’

‘Zoo! heeft hij u tot vertrouwelinge van zijn verdriet gemaakt?’ vroeg de burgemeester droog weg, zijne vrouw een groot stuk afgesneden vleesch op een bord toestekend.

‘Edmond,’ zei ze verwijtend, ‘ge weet wel dat ik dat nooit opkrijg.’

‘Geef dan maar hier; zijn het de mededeelingen van Gijelle, die u den appetijt benemen?’

Zij verwaardigde zich niet te antwoorden op

[pagina 42]
[p. 42]

die misplaatste scherts, waarvan de toon haar valsch en vreemd klonk. Zij zei:

‘Hij heeft vier kinderen gehad, drie zijn er gestorven; nu bezit hij niets meer dan eene dochter, die bij hem is gebleven. Arme man! Kent gij haar?’

‘Laure, het wordt bespottelijk,’ sprak hij; ‘laat mij met vrede, en eens vooral: indien gij het goed vindt op voet van gemeenzaamheid met dienstboden en werkvolk om te gaan, en hun naar hunne familieaangelegenheden te vragen, weet dan, dat ik het afkeur en ik, wat mij betreft, geen enkel woord te veel tot hen spreek.’

Hij was toornig, hij hield zich in; maar zijne vork en zijn mes kwamen in kletsende, haastige aanraking en hij at ras, als onbewust, ongemanierd, geheele mondsvollen.

Laure daarentegen liet hare spijs onaangeroerd. Waarin had ze hem gebelgd? Een traan rees in haar oog, het leed verkropte hare keel, het eerste leed der tijdelijk verstoorde harmonie tusschen nieuwgehuwden, zoo pijnlijk maar zoo kort van duur, want dra wordt het vergoed door nog verhoogde liefderijkheden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken